• No results found

Kleine zoetwatervissen

In document Natura 2000 Beheerplan 112. Biesbosch (pagina 47-50)

3.4 Natura 2000-doelen: soorten

3.4.2 Kleine zoetwatervissen

Verspreiding en aantallen

Voor de verspreiding van de bittervoorn wordt verwezen naar de verspreidingskaarten in kaartbijlage 9.

De bittervoorn komt vermoedelijk wijdverspreid voor in de buitendijkse killenstelsels in zowel de Dordtse Biesbosch als in de Brabantse Biesbosch. Het verspreidings- gebied wordt bepaald door de aanwezigheid van grote zoetwatermosselen, waarvan de soort afhankelijk is voor de voortplanting. De aantallen en dichtheden van de soort en de exacte verspreiding is onbekend.

Ecologische vereisten

Voor het leefgebied van de bittervoorn zijn voedsel- en waterplantenrijke wateren met zoetwatermosselen van belang. Waterplanten gedijen vooral in helder, niet vervuild, voedselrijk water met beperkt vaarverkeer. Zoetwatermosselen zijn gevoelig voor toxische stoffen in de slibbodem. Voor behoud van de bittervoorn is het noodzakelijk dat tijdens onderhoudswerkzaamheden aan de watergeulen geen grote aantallen mosselen worden verwijderd. Uitwisseling met grote binnenwateren moet mogelijk zijn. In de uitgestrekte Biesbosch zijn vermoedelijk voldoende waterplantenrijke wateren geschikt als leefgebied.

Kwaliteit leefgebied

In de uitgestrekte Biesbosch is er vermoedelijk voldoende leefgebied van goede kwaliteit beschikbaar. Er zijn waterplantenrijke wateren met grote zoetwatermossels die geschikt zijn als leefgebied.

Trend

Uit de beschikbare monitoringsgegevens kan geen trend worden afgeleid voor de bittervoorn. Bij de MWTL-bemonsteringen worden jaarlijks maar enkele exemplaren aangetroffen.

Perspectief

Onder de huidige condities zullen areaal en kwaliteit van het leefgebied minimaal gelijk blijven. De doelstelling voor deze soort wordt gehaald.

Grote modderkruiper Verspreiding en aantallen

Voor de verspreiding van de grote modderkruiper wordt verwezen naar de verspreidingskaarten in kaartbijlage 9.

In de Biesbosch komt de soort vooral voor in de buitendijkse killenstelsels in de Brabantse Biesbosch, waar het riviersysteem overgaat in sloten en moerassen die de haarvaten van het systeem vormen. Het precieze areaal waar de soort voorkomt en de aantallen zijn onbekend.

Ecologische vereisten

Grote modderkruipers leven in ondiep, stilstaand of zeer langzaam stromend water met een dikke modderlaag op de bodem en een rijke begroeiing. De grote

modderkruiper komt vooral voor in kleine wateren met een geschikte waterkwaliteit, voornamelijk in poldersloten. Vaak zijn de vindplaatsen locaties met kwelwater en/ of bicarbonaatrijk water. Het water kan zuurstofrijk of zuurstofarm zijn. De grote modderkruiper is een van de weinige vissen die het goed uithoudt in zuurstofarm water, zodat de soort daar een goede concurrentiepositie heeft. De vis is ‘s nachts actief en verblijft overdag in de bovenste bodemlaag, die veel organische modder (sapropelium) bevat. Een belangrijke bedreiging voor de soort vormt het intensief schonen van sloten, waarbij waterplanten en modderlagen worden verwijderd.

Kwaliteit leefgebied

Deze soort profiteert van een zeker isolement, waardoor verbinding van geïsoleerde kreken mogelijk niet gunstig is. De populatie is vrijwel volledig afhankelijk van een extensief beheer van de sloten en killen. Ook is uitwisseling met andere

modderkruipers buiten het Natura 2000-gebied van belang. De aanwezigheid van passeerbare duikers, stuwen en gemalen is een vereiste.

Trend

De trend is onbekend omdat er geen gegevens zijn over het areaal waar de soort voorkomt en over de aantalsontwikkeling. Door het aantakken van geïsoleerde wateren aan de rivieren kan het oppervlak leefgebied verminderen.

Perspectief

Recent onderzoek heeft uitgewezen dat de soort algemener lijkt dan werd gedacht. Het valt te verwachten dat ondanks het onderling verbinden van wateren er voldoende min of meer geïsoleerde wateren overblijven voor een levensvatbare populatie.

Kleine modderkruiper Verspreiding en aantallen

Voor de verspreiding van de kleine modderkruiper wordt verwezen naar de verspreidingskaarten in kaartbijlage 9.

In zowel de Dordtse - als de Brabantse Biesbosch komt de Kleine modderkruiper voor in poldersloten met een stevige, zandige bodem. De soort is redelijk algemeen in de kleinere wateren.

Ecologische vereisten

Kleine modderkruipers worden aangetroffen in sloten, beken, rivierarmen en meren. Stilstaande en langzaam stromende wateren vormen de ideale biotopen. De kleine modderkruiper is aangepast aan een leven op en in de bodem en heeft een grotere voorkeur voor harde en zandige bodems dan de grote modderkruiper. Kleine modderkruipers kunnen in zuurstofarme situaties overleven. Lokale populaties kunnen verstoord worden door vermesting en/of achterstallig baggeronderhoud van sloten. Dit kan leiden tot een zuurstofarme omgeving, waarin zich maar weinig macrofauna en waterplanten kunnen handhaven. Omdat het dan aan voedsel (afge- storven organisch materiaal en vooral halfverteerde plantenresten) ontbreekt wordt de situatie voor de kleine modderkruiper in dit type sloten onleefbaar. Te rigoureus baggeren kan echter ook schadelijk zijn voor het voortbestaan van de soort. Om te voorkomen dat soorten als de kleine modderkruiper binnen een stelsel van

poldersloten verdwijnen, kan het baggeren het beste gefaseerd worden uitgevoerd.

Kwaliteit leefgebied

Het optimale leefgebied van de kleine modderkruiper bestaat uit poldersloten of ook kleinere kreken.

Trend

De kleine modderkruiper bleek bij gericht onderzoek veel algemener in Nederland dan verwacht. Zo blijkt uit recente gegevens dat de soort ook in de Biesbosch wijd verspreid voorkomt, zowel in het open water als in de afgesloten killen. In de Nieuwe Merwede wordt de soort jaarlijks gevangen, maar omdat de aantallen gering zijn, kan geen trend worden bepaald.

In de Bakkerskil en de Bruine Kil werd de kleine modderkruiper in 1996 niet aangetroffen, maar in 2006 en 2007 wel. Dit zou kunnen wijzen op een toename van de soort in deze afgesloten killen. Ook in de Dordtse Biesbosch werd de soort op vrijwel elke bemonsterde locatie waargenomen. De trend van de soort in de

Biesbosch is echter feitelijk onbekend.

Perspectief

De doelstelling voor deze soort wordt gehaald. Uitwisseling met de polders is wel noodzakelijk.

Rivierdonderpad Verspreiding en aantallen

Voor de verspreiding van de rivierdonderpad wordt verwezen naar r de verspreidingskaarten in kaartbijlage 9.

De soort komt in de Biesbosch weinig verspreid voor door de gebondenheid van de soort aan stenige oevers. Deze komen in de Biesbosch alleen voor in de Amer (incidenteel) en de Nieuwe Merwede, al is de verspreiding mogelijk niet volledig bekend door onvoldoende onderzoek.

Ecologische vereisten

De soort is afhankelijk van stenige oevers met voldoende beschutting. De soort is vanwege de gewenste ondergrond in dit Natura 2000-gebied gebonden aan de grote rivieren. Onbekend is of de soort kan profiteren van in het water gevallen bomen en wortelkluiten.

Kwaliteit leefgebied

In het Natura 2000-gebied komt het habitat van de rivierdonderpad voldoende voor, veelal als kunstmatig gemaakte steenstortoever, krib of vooroever. De kwaliteit van het leefgebied op deze stenige oevers is goed. Mogelijk wordt de kwaliteit van het leefgebied nu negatief beïnvloed door toenemende concurrentie met exoten afkomstig uit het Donaugebied. Dat betreft de marmergrondel, pontische stroomgrondel, kesslers grondel en zwartbekgrondel (Kessel et al, 2013).

Trend

De gevangen aantallen in de Nieuwe Merwede indiceren dat de soort tussen 1995 en 2000 is afgenomen en daarna stabiel gebleven tot 2009. De trend na 2009 is bij gebrek aan goede gegevens onbekend, maar naar verwachting negatief.

Perspectief

De verwachting is dat de soort van vanwege de toename van concurrerende exoten verder zal afnemen en waarschijnlijk in lagere aantallen zal overleven of mogelijk zelfs geheel zal verdwijnen.

In document Natura 2000 Beheerplan 112. Biesbosch (pagina 47-50)