• No results found

Algemene uitgangspunten

In document Natura 2000 Beheerplan 112. Biesbosch (pagina 167-169)

6.2 Strategie & doelbereik

6.2.1 Algemene uitgangspunten

Concretisering van de instandhoudingsdoelstellingen

De instandhoudingsdoelstellingen uit het aanwijzingsbesluit geven een richting aan (bijvoorbeeld verbetering en uitbreiding van een habitattype) maar geen

kwantitatief einddoel. In dit beheerplan zijn de instandhoudingsdoelstellingen daarom concreet uitgewerkt.

Bij strategie en doelbereik wordt uitgegaan van de knelpunten voor de instand- houdingsdoelstellingen zoals beschreven in paragraaf 3.6. De realisatie van de visie wordt beperkt door deze knelpunten. Het oplossen van deze knelpunten leidt tot het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen en het realiseren van de visie.

Om de tekst leesbaar te houden worden de knelpunten ingedeeld onder de kopjes procesbeheer en patroonbeheer. Daarbinnen worden ze stuk voor stuk behandeld met aandacht voor de verbanden. Per knelpunt wordt aangegeven welke

strategische keuzes gemaakt worden ten aanzien van een aantal uitgangspunten, die hieronder staan opgesomd.

 Voor de habitattypen en soorten met een sense of urgency zijn maatregelen in de eerste beheerplanperiode noodzakelijk. Voor andere doelen wordt bekeken of maatregelen nu noodzakelijk zijn of ook later kunnen worden uitgevoerd. Het uitgangspunt is dat in de eerste beheerplanperiode minimaal achteruitgang en verslechtering wordt tegengegaan en in de opvolgende beheerplanperioden de uitbreiding wordt ingezet. In de praktijk is behoud en uitbreiding niet altijd zo scherp van elkaar te onderscheiden.

 Belangrijk bij de realisatie van doelen is om de kernopgaven en de prioritaire habitattypen stroomdalgraslanden, zachthoutooibossen en hardhoutooibossen in beeld te houden.

 Beperken van de menselijke activiteiten of ingrijpen via beheer en inrichting? Het uitgangspunt is dat huidige activiteiten zoveel als mogelijk doorgang kunnen vinden. Alleen als het noodzakelijk is, wordt ingegrepen in activiteiten. Het heeft de voorkeur om knelpunten op te lossen via systeemherstel, daarnaast zijn beheermaatregelen nodig.

Realiseren van de doelstellingen door herstel sleutelprocessen

Uit hoofdstuk 3 blijkt dat de huidige situatie veroorzaakt wordt door problemen in een aantal sleutelprocessen. De strategie is dan ook dat de sleutelprocessen hersteld moeten worden waardoor de basis wordt gelegd voor een vitaal

zoetwatergetijdengebied met meer rivierdynamiek, zoals dat in de visie verwoord is. Als de sleutelprocessen hersteld zijn dan zullen habitattypen en soorten op de hieronder beschreven manier kunnen uitbreiden of in kwaliteit verbeteren.

De belangrijkste sleutelprocessen daarin zijn:

 getijdenwerking en rivierdynamiek (gunstig voor pioniervegetaties, ruigten en zachthoutooibossen);

 erosie en sedimentatie (afhankelijk van rivierdynamiek en zoetwatergetij);  natuurlijke successie (vegetatieontwikkeling);

 basenvoorziening van stroomdalvegetaties door overstroming met rivierwater of aanvoer van stuivend kalkrijk rivierzand.

Locaties voor uitbreiding habitattypen

Voor vijf habitattypen wordt een uitbreiding van het oppervlak beoogd. De

potentiële uitbreidingsruimte voor deze vijf habitattypen is landschappelijk bepaald.

Door de aard van de Biesbosch geldt voor veel habitattypen dat deze zich op verschillende plekken kunnen ontwikkelen, zonder dat exact aangegeven kan worden waar dit zal gebeuren. Zo liggen er in de Biesbosch veel mogelijkheden voor uitbreiding van slikkige rivieroevers en ruigten en zomen (harig wilgenroosje) op platen en langs oevers van kreken. Door vergroting van de dynamiek en meer invloed van rivierwater door het aantakken van kreken op de grote rivieren zullen er op diverse plekken meer mogelijkheden voor de ontwikkeling van deze typen ontstaan. Het valt echter niet te voorspellen op welke exacte plaatsen deze slikkige rivieroevers en ruigten met harig wilgenroosje zullen ontstaan.

Uitbreidingsmogelijkheden voor stroomdalgraslanden en glanshaver- en

vossenstaarthooilanden zijn er alleen in de polders van de Sliedrechtse Biesbosch. Uitbreiding kan worden gerealiseerd op locaties die aansluiten op de huidige kwalificerende habitats. Voor stroomdalgraslanden worden op dit moment alleen in de Kop van de Oude Wiel de vereiste condities bereikt van een zandige bodem die voldoende boven het grondwaterniveau ligt (rivierduin). In een aantal aangrenzende gebieden kwalificeert de vegetatie nu nog net niet voor deze habitattypen. Ook liggen hier nog delen waar de pachtsituatie niet optimaal is of die nog geen eigendom zijn van Staatsbosbeheer.

De realisatie van extra vochtig alluviaal bos (hardhoutooibos) zal moeilijk zijn, omdat geschikte locaties maar beperkt aanwezig zijn binnen het Natura 2000- gebied. Het merendeel van de Biesbosch ligt te dicht op het grondwaterniveau. Een aantal locaties in de killen lijkt wel geschikt.

Kwaliteitsverbetering habitattypen

Voor vier habitattypen wordt een kwaliteitsverbetering nagestreefd. Daardoor zullen nu matig kwalificerende vegetatietypen voor een deel overgaan in goed

kwalificerende vegetatietypen. Ook de typische soorten van de habitattypes zullen toenemen.

Uitbreiding populatie en leefgebied soorten

Ook voor een aantal aangewezen soorten is een uitbreiding van het areaal of vergroting van de populaties gewenst. Binnen de Biesbosch is dit in de praktijk alleen aan de orde in gebieden met procesnatuur. In het algemeen wordt dit bewerkstelligd door het inzetten op natuurlijke ontwikkeling door middel van procesbeheer. Van de daardoor uitbreidende habitattypen zullen veel

habitatrichtlijnsoorten profiteren.

Voor een soort als tonghaarmuts die sterk gebonden is aan alluviaal bos, kan dit het beste door het bevorderen van dit habitattype. Door natuurlijke successie zal er meer alluviaal bos ontstaan en daar zal deze soort van profiteren.

Hiertoe is de ontwikkeling van rietvegetaties van belang. Deze zullen overal ontstaan, verspreid door het gebied.

Bij de trekvissen geldt ook een opgave tot vergroting van de populaties in de grote rivieren. Hiervoor is een open verbinding met de zee wenselijk.

6.2.2 Hoofdstrategie: onderscheid naar gebieden met procesbeheer t.o.v. gebieden met

In document Natura 2000 Beheerplan 112. Biesbosch (pagina 167-169)