• No results found

Klachten, tucht en toezicht

In document Rechtspleging Civiel en Bestuur 2010 (pagina 32-35)

In de Gerechtsdeurwaarderswet staat weergegeven waaraan een gerechts-deurwaarder zich heeft te houden. Tevens kan de Koninklijke Beroepsorga-nisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) dwingende voorschriften aan de beroepsgroep opleggen en interne beroeps- en gedragsregels uitvaardigen waar alle leden zich aan moeten houden. Alle (toegevoegd kandidaat-) gerechtsdeurwaarders zijn verplicht lid van de KBvG. De voornaamste doelstelling van de KBvG is de bevordering van een goede beroepsuitoefe-ning door de leden en van hun vakbekwaamheid.

Klachten over de beroepsuitoefening van een (kandidaat-)gerechtsdeur-waarder komen in aanmerking voor het tuchtrecht. Ze kunnen worden ingediend bij de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders. Alle (kandidaat-) gerechtsdeurwaarders zijn aan het tuchtrecht onderworpen.

Het financiële toezicht is opgedragen aan het Bureau Financieel Toezicht (BFT). Dit bureau controleert de administratie en financiële gezondheid van kantoren en het beheer van de derdengelden.

Klachten bij de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders

In tegenstelling tot de advocatuur en het notariaat is er bij de gerechts-deurwaarders geen (verplicht) ‘filterportaal’ zoals de deken of de KNB, dat klachten kan afvangen door bemiddeling of een andere vorm van dienstverlening. Klachten worden dus direct ingediend bij de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders (eerste aanleg). Tegen een uitspraak van de Kamer kan beroep worden aangetekend bij het Gerechtshof Amsterdam.

Klachten kunnen alleen schriftelijk worden ingediend. De voorzitter van de Kamer kan klachten die kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk onge-grond of van onvoldoende gewicht zijn, met een beschikking afwijzen. Tegen deze beschikking kan de klager schriftelijk verzet aantekenen. De voorzitter van de Kamer kan ook van oordeel zijn dat de klacht vatbaar is voor een minnelijke schikking. Klager en gerechtsdeurwaarder worden dan opgeroepen om via bemiddeling te proberen de zaak op te lossen. Indien niet van één van de twee voorgaande afdoeningen gebruik is gemaakt, wordt een klacht behandeld op een zitting van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders. Als de Kamer oordeelt dat de klacht gegrond is, kunnen de volgende maatregelen worden opgelegd (art. 43 GDW lid 2): berisping; berisping met de aanzegging dat indien andermaal in strijd met de tuchtnorm wordt gehandeld, een geldboete, schorsing of ontzet-ting uit het ambt zal worden overwogen; een geldboete; schorsing voor een periode van ten hoogste één jaar en ontzetting uit het ambt.

Het aantal tuchtzaken is de afgelopen jaren sterk gestegen tot 907 in 2010 (zie figuur 2.7). Ruim de helft van de zaken wordt afgedaan met een voor-zittersbeslissing. De voorzitter beschouwt deze zaken dus ongegrond, niet-ontvankelijk of van onvoldoende gewicht. In 2010 ging het om 491 tuchtzaken (zie tabel 2.13 in bijlage 3). Het aantal

voorzittersbeslissin-gen is in vergelijking met de tuchtrechtelijke afdoening van klachten bij notarissen relatief hoog. Dit komt omdat bij gerechtsdeurwaarders geen voorportaal via de beroepsorganisatie aanwezig is waar klachten al via bemiddeling of op andere wijze worden afgehandeld.

Hoewel het aantal tuchtzaken sterk is gestegen, is het aantal gegrondbe-vonden zaken niet toegenomen (zie figuur 2.7). In 2010 heeft de Kamer 32 tuchtzaken gegrond bevonden. In totaal werden er in die tuchtzaken 57 klachten behandeld15 (in een zaak kunnen meerdere klachten tegen de betreffende deurwaarder worden ingediend), waarbij op 21 klachten geen maatregelen volgden (zie tabel 2.13 in bijlage 3). Bij 26 klachten heeft een (kandidaat-)gerechtsdeurwaarder een berisping gekregen, 2 gerechtsdeur-waarders zijn geschorst en 2 zijn er uit het ambt gezet.16

Figuur 2.7 Binnengekomen en gegrond bevonden tuchtzaken bij de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders

0 100 200 300 400 500 600 700 800 900 1.000 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010

Ingekomen zaken Gegrond bevonden zaken

Voor corresponderende cijfers, zie tabel 2.13 in bijlage 3. Bron: Kamer voor Gerechtsdeurwaarders

In 2010 is er in 32 tuchtzaken hoger beroep aangetekend bij het Gerechts-hof in Amsterdam. Dat aantal ligt iets lager dan in de jaren daarvoor (zie tabel 2.14 in bijlage 3). In 2010 heeft het Hof iets meer uitspraken van de Kamer vernietigd (14) dan bevestigd (10).

15 Dit blijkt uit de optelsom van de beslissingen voor maatregelen.

Resultaten controle Bureau Financieel Toezicht

Het BFT controleert elk jaar de financiële situatie van alle gerechts-deurwaarders; dit betreft zowel de zakelijke als de privésituatie. De privésituatie wordt bekeken, omdat financiële verplichtingen van gerechtsdeurwaarders in de privésfeer, zoals privéschulden, ook van invloed zijn op de financiële risico’s die een gerechtsdeurwaarderskantoor loopt. Tevens controleert het BFT de derdenrekening van alle kantoren. Die controle is eind 2004 verhoogd naar één keer per kwartaal.

Naast de controle van de jaarstukken en de derdenrekening, voert het BFT bij een selectie van gerechtsdeurwaarders een onderzoek uit op loca-tie. Om de controle op gerechtsdeurwaarders efficiënt te laten verlopen, maakt het BFT een risicoselectie op basis van de ingediende jaarstukken van alle kantoren, privéjaarstukken (van de gerechtsdeurwaarders zelf) en de administratiemededeling. Het BFT kent op basis van de risicoanalyse drie niveaus van toezicht: normaal, oplettend en verscherpt. Bij verscherpt toezicht is de financiële situatie zodanig risicovol dat elk jaar een onder-zoek plaatsvindt. Vaak worden aanvullende afspraken gemaakt over het toesturen van kwartaalcijfers. Het aantal gerechtsdeurwaarders dat onder verscherpt toezicht staat, ligt de afgelopen jaren tussen de 3% en 5% (zie figuur 2.8).

Figuur 2.8 Percentage gerechtsdeurwaarders onder verscherpt toezicht BFT en kantoren met een hoog risico inzake voorfinanciering 5 5 5 30 40 40 35 50 4 4 3 3 3 0 10 20 30 40 50 60 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010

Verscherpt toezicht Hoog risico voorfinanciering

Voor corresponderende cijfers zie tabel 2.15 in bijlage 3. Bron: BFT jaarverslagen, peildatum 31 december

Het BFT constateert dat gerechtsdeurwaarders in toenemende mate de kosten die ze moeten maken om vorderingen van opdrachtgevers te incas-seren, voorfinancieren. Als een incasso niet slaagt, verschuiven de gevolgen daarvan naar de gerechtsdeurwaarder. De risico’s worden groter omdat gerechtsdeurwaarders steeds vaker met grote opdrachtgevers te maken krij-gen. Hoewel gerechtsdeurwaarders de mogelijkheid hebben een voorschot te vragen aan opdrachtgevers, wordt dit vanuit commercieel oogpunt vaak nagelaten. Tevens worden er contracten met no cure­no pay afspraken geslo-ten. Het BFT constateert een toenemende afhankelijkheid van bepaalde opdrachtgevers en toenemende financiële risico’s. Vanaf eind 2006 schat het BFT per kwartaal of het risico met betrekking tot voorfinanciering van een kantoor hoog, normaal of laag is. Het percentage kantoren met een hoog risico17 is gestegen van 30% in 2006 naar 50% in 2010 (zie figuur 2.8).

Het BFT heeft in 2010 13 klachten tegen gerechtsdeurwaarders ingediend bij de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders. Vijf daarvan hadden betrekking op het ongeoorloofd gebruik van de derdenrekening; de overige 8 op het niet tijdig indienen van jaarstukken (BFT, jaarverslag 2010).

In document Rechtspleging Civiel en Bestuur 2010 (pagina 32-35)