• No results found

De doorlooptijd van civiele procedures

In document Rechtspleging Civiel en Bestuur 2010 (pagina 117-123)

Staat 5.1 Kerncijfers civiele rechtspraak, instroom

5.4 De doorlooptijd van civiele procedures

‘Te trage rechtvaardigheid is geen rechtvaardigheid’ luidt, vrij vertaald, een veelgehoorde stelling met betrekking tot de snelheid van de rechts-gang. Zolang rechtszaken voortduren, duurt ook mogelijk onrecht voort, hetgeen ernstige en onomkeerbare gevolgen kan hebben. De duur van civiele procedures is ook in Nederland een regelmatig terugkerend onder-werp in het juridische en het politieke debat.

In de jaren negentig van de vorige eeuw is, met de voortschrijdende auto-matisering, een aanvang gemaakt met het systematisch meten van de duur van gerechtelijke procedures in Nederland. Voor veel gerechtelijke procedures, waaronder de civiele procedures, zijn pas sinds enkele jaren betrouwbare gegevens beschikbaar.

De in deze paragraaf te presenteren gegevens over doorlooptijden zijn afkomstig uit de jaarverslagen van de Raad voor de rechtspraak, waarin voor een aantal geselecteerde zaakstypen doorlooptijden worden gespe-cificeerd. Het betreft gemiddelde doorlooptijden van zaken die in het betreffende jaar werden afgedaan.

Handelszaken, sector kanton

Alle zaakstypen worden gemiddeld in minder dan een jaar afgedaan. Verstekzaken – die qua volume het grootste deel van de kantonzaken omvatten – worden gemiddeld binnen een maand afgehandeld. Voorlopige voorzieningen worden gemiddeld binnen vijf weken afgedaan. De tijd die gemoeid is met beschikkingen op verzoekschriften is de laatste jaren sterk gestegen. De gemiddelde duur van 26 weken in 2010 is een verdubbeling ten opzicht van 2006. Bodemprocedures met verweer vergen de meeste tijd. Eenvoudige procedures met verweer kosten gemiddeld vijf maanden, de meer gecompliceerde procedures elf maanden. De laatstgenoemde groep zaken is overigens zeer klein (1.800 zaken in 2010). De gemiddelde doorlooptijd van handelszaken bij de sectoren kanton vertoonde in 2010 een licht stijgende tendens ten opzichte van het jaar ervoor (zie figuur 5.15).

Figuur 5.15 Handelszaken sector kanton, gemiddelde doorlooptijd, in weken 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 2005 2006 2007 2008 2009 2010

Eindvonnis in bodemprocedure met enquête descente of pleidooi Eindvonnis in bodemprocedure zonder enquête descente of pleidooi Verstekvonnis in bodemprocedure

Beschikkingen verzoekschrift (excl. ontbindings- en familiezaken) Voorlopige voorziening (kort geding)

Voor corresponderende cijfers zie tabel 5.10 in bijlage 3. Bron: Raad voor de rechtspraak

Handelszaken, sector civiel

Er bestaan grote verschillen in de duur van procedures bij de civiele sec-toren. Beschikkingen (verzoekschriften), verstekzaken en kort gedingen worden over het algemeen vlot, binnen acht weken afgedaan. Voor han-delszaken met verweer ligt de gemiddelde doorlooptijd boven een jaar en ze is voor faillissementen zelfs langer dan twee jaar. In die laatstgenoemde zaakscategorieën is tussen 2005 en 2010 wel een aanzienlijke verkorting van de doorlooptijd gerealiseerd (zie figuur 5.16).

De doorlooptijden van verschillende typen familiezaken zijn in de regel vrij stabiel. Dat geldt in het bijzonder voor echtscheidingen bij de civiele sector. In de laatste jaren ontwikkelen de doorlooptijden van andere zaakstypen zich in verschillende richtingen. De doorlooptijd van beschik-kingen van de kinderrechter is de laatste jaren sterk verkort, terwijl de overige familiezaken, zowel bij de civiele sector als bij een kanton, qua tijdsduur een stijgende tendens vertonen (zie figuur 5.17). Dat betreft onder meer zaken over gezag, bewindvoering en beheer (sector kanton, zie paragraaf 5.3) en bijvoorbeeld adoptie (sector civiel, zie ook hoofdstuk 9).

Figuur 5.16 Handelszaken sector civiel, gemiddelde doorlooptijd, in weken 0 20 40 60 80 100 120 140 160 180 2005 2006 2007 2008 2009 2010

Beëindigde faillissementen Eindvonnis in bodemprocedure Beschikking verzoekschrift handel Kort geding

Verstekvonnis in bodemprocedure

Voor corresponderende cijfers zie tabel 5.10 in bijlage 3. Bron: Raad voor de rechtspraak

Figuur 5.17 Familiezaken, sector kanton en sector civiel, gemiddelde doorlooptijd in weken 0 5 10 15 20 25 30 2005 2006 2007 2008 2009 2010

Civiel, overige familiezaak (bv. adoptie) Civiel, scheidingszaak

Kanton, familiezaak Civiel, beschikking verzoek-schriftprocedure kinderrechter

Voor corresponderende cijfers zie tabel 5.10 in bijlage 3. Bron: Raad voor de rechtspraak

Doorlooptijd: mediaan en gemiddelde

Bij het presenteren van statistische gegevens wordt meestal gebruikgemaakt van gemiddelden. In de regel kan men zo’n gemiddelde opvatten als een doorsneegeval. Soms echter wijkt het gemiddelde flink af van een doorsnee-geval. Dat gebeurt bijvoorbeeld als enkele extreem hoge waarden het gemid-delde opstuwen. Die situatie doet zich ook voor als de duur van gerechtelijke procedures wordt gemeten. In civiele procedures vindt men soms zaken die tien of zelfs twintig jaar hebben geduurd.

Een bekende oplossing voor dit probleem is het gebruik van een andere statistische maat, de mediaan. De mediaan is het 50%-punt in de verdeling. Dat betekent, in relatie tot doorlooptijden, dat de helft van de zaken korter duurt dan de mediaan, en de andere helft langer duurt. In de Verenigde Staten vermelden de gerechtelijke statistieken met betrekking tot de duur van rechtszaken al sinds de jaren zestig van de vorige eeuw de mediaan in plaats van het gemiddelde.

Ook de gemiddelde doorlooptijden van procedures bij de Nederlandse recht-banken worden in sommige gevallen ‘opgestuwd’ doordat een klein deel van de zaken extreem lang duurt. Dat geldt bijvoorbeeld voor de handelszaken met verweer en procedures over faillissementen. Ligt in het eerste geval de gemiddelde doorlooptijd boven een jaar, toch duurt een doorsneezaak ‘slechts’ veertig weken.

Bij familiezaken zien we het verschijnsel ook, bijvoorbeeld bij echtscheidingen en zaken over gezag en omgang. Liggen de gemiddelden in die zaken op respectievelijk 16 en 34 weken, toch wordt de helft van de zaken binnen respectievelijk 6 en 21 weken afgedaan.

5.5 Resumé

In dit hoofdstuk werden de ontwikkelingen in de civiele rechtspraak in de periode 2000-2010 behandeld. In die periode vond een aanzienlijke groei plaats in het aantal zaken dat in eerste aanleg voor de rechter werd gebracht. Ook het aantal zaken bij de gerechtshoven steeg sterk. Die laatstgenoemde stijging is niet louter te wijten aan een toenemend aan-tal zaken waarin hoger beroep wordt aangetekend; de stijging wordt in belangrijke mate veroorzaakt doordat in 2002, bij de bestuurlijke samen-voeging van rechtbanken en kantongerechten, het appèl in kantonzaken bij de gerechtshoven terechtkwam (voorheen werden die zaken door de rechtbanken behandeld).

De behandeling van civiele procedures in eerste aanleg vindt plaats bij de sectoren civiel en kanton van de rechtbanken. Er zijn drie typen

procedu-res: bodemprocedures, verzoekschriftprocedures en kortgedingprocedu-res.

De helft van de civiele procedures in eerste aanleg bestaat uit bodem-procedures bij de kantonrechter. De meeste van die zaken (85%) worden zonder verweer afgedaan. Het gros van deze zaken heeft betrekking op achterstallige betalingen. Verzoekschriftprocedures bij de kantonrechter zijn goed voor een kwart van de civiele zaken. Dat zijn meest familiezaken met betrekking tot (ouderlijk) gezag, bewindvoering en beheer.

Zowel handels- als familiezaken zijn tussen 2000 en 2010 fors toegenomen in aantal. Bij handelszaken zit de stijging vooral in de niet-betwiste kleine vorderingen, die worden behandeld binnen de bodemprocedure bij de kantonrechter. Bij familiezaken vond een sterke stijging plaats van het aantal beheerszaken. Beheerszaken hebben betrekking op het beheer van goederen van bijvoorbeeld minderjarigen en personen die onder curatele zijn gesteld.

In de periode 2000-2010 is de doorlooptijd van vooral de meest langdurige procedures (faillissementen, bodemzaken met verweer) aanzienlijk verkort.

Het grootste deel van het geschreven recht wordt gevormd door bestuurs-recht. Dit deel van het publiekrecht kent, net als bijvoorbeeld het straf-recht, twee kanten. Enerzijds regelt het welke bevoegdheden de overheid heeft om de samenleving te besturen. Het gaat dan bijvoorbeeld om bevoegdheden op het terrein van sociale zekerheid, ruimtelijke ordening, milieu, vreemdelingen en belastingen. Anderzijds biedt het een waarborg voor burgers tegen dat bestuur. Zo kunnen zij invloed uitoefenen op een te nemen besluit door inspraak vooraf, en kunnen zij opkomen tegen een eenmaal genomen besluit.

In het bestuursrecht is ook geregeld wat een persoon of organisatie moet doen als hij het niet eens is met een besluit van de overheid. Dit onder-deel van het bestuursrecht heet het bestuursprocesrecht. In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staan naast andere regels ook de regels voor het maken van bezwaar en het instellen van beroep tegen een besluit. Dit hoofdstuk start bij de procedure voor de rechter, en biedt daarbij een over-zicht van de diverse manieren waarop bestuurszaken door het rechterlijke apparaat (kunnen) stromen. De fase die daaraan voorafgaat (bezwaar bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen, zie ook hoofdstuk 1) blijft dus buiten beschouwing.

De eerste paragraaf begint met een beschrijving van de diverse bestuurs-rechters en de manier waarop zij bestuurszaken behandelen. In deze paragraaf wordt ook de structuur zichtbaar gemaakt voor de rest van het hoofdstuk. In de volgende paragrafen wordt per rechterlijke instantie – rechtbanken, Raad van State, Centrale Raad van Beroep, College van Beroep voor het bedrijfsleven, gerechtshoven en Hoge Raad – weergege-ven welke soorten zaken zij de afgelopen jaren hebben behandeld en op welke manier. Waar mogelijk wordt ook ingegaan op de soort uitspraak – gegrond, ongegrond – in de uitgestroomde zaken. Ook de verkeerszaken, die door het hof Leeuwarden worden behandeld, komen aan de orde (zie ook noot 2). In paragraaf 6.8 komen de doorlooptijden aan de orde. Het hoofdstuk sluit in paragraaf 6.9 af met een resumé.

In document Rechtspleging Civiel en Bestuur 2010 (pagina 117-123)