• No results found

Bestuursrechtspraak in het kort

In document Rechtspleging Civiel en Bestuur 2010 (pagina 123-127)

Staat 5.1 Kerncijfers civiele rechtspraak, instroom

6.1 Bestuursrechtspraak in het kort

Deze eerste paragraaf beschrijft op welke manieren de bestuursrechters kunnen omgaan met de zaken die zij behandelen. Daarnaast biedt deze paragraaf een overzicht van de diverse rechterlijke instanties en de uit-stroom van verschillende soorten zaken die door deze gerechten worden behandeld. Het stroomschema dat hieruit voortvloeit, vormt de basis voor de volgende paragrafen.

6.1.1 De procedure bij de bestuursrechter

De procedure bij de bestuursrechter kent drie manieren waarop een zaak kan worden behandeld: de gewone behandeling, de vereenvoudigde behan-deling en de versnelde behanbehan-deling.

Bij de gewone behandeling begint de procedure met het vooronderzoek door de rechter. Het binnengekomen beroepschrift wordt direct naar het verwe-rende bestuursorgaan gezonden. Het bestuursorgaan stelt een verweer-schrift op en moet alle stukken die betrekking hebben op de zaak aan de rechter sturen. Daarna vindt een openbare rechtszitting plaats, waarin zowel het bestuursorgaan als de burger de gelegenheid heeft om zijn standpunten bij de rechter toe te lichten. Dit wordt het ‘onderzoek ter zitting’ genoemd. Bij de vereenvoudigde behandeling blijft het onderzoek ter zitting achter-wege. Omdat aan partijen processuele mogelijkheden worden onthouden, mag dit alleen als er geen twijfel is over de te nemen beslissing.1

De versnelde behandeling wordt gebruikt in spoedeisende gevallen. De rechter kan een aantal termijnen in het proces dan verkorten. Van de moge-lijkheid om een zaak versneld te behandelen, wordt terughoudend gebruik-gemaakt.

Het is niet mogelijk om te voorkómen dat een bestuursorgaan een bepaald besluit neemt. Als de overheid een besluit heeft genomen en men daartegen bezwaar heeft aangetekend, dan bestaat er in spoedeisende gevallen een speciale procedure, de voorlopige voorziening. Op verzoek van de belang-hebbende kan de rechter via de voorlopige voorziening de uitvoering van het besluit tijdelijk blokkeren. Een voorbeeld daarvan is een bezwaar tegen een kapvergunning. Met een voorlopige voorziening kan worden voorkomen dat een boom wordt gekapt voordat de vergunning onherroepelijk is geworden. Na sluiting van het onderzoek ter zitting begint de termijn te lopen waar-binnen de rechter uitspraak moet doen. Hierin geeft hij zijn oordeel over het geschil. De rechter kan zichzelf onbevoegd verklaren of het beroep niet-ontvankelijk verklaren. Redenen voor dit laatste kunnen zijn dat de beroeps-termijn is verstreken, het griffierecht niet is betaald of dat ontbrekende gegevens niet zijn aangevuld. De rechter kan het beroep ook ongegrond verklaren. Dat wil zeggen dat de rechter vindt dat het bestuursorgaan de regels rondom de besluitvorming goed heeft toegepast. Tot slot kan de rech-ter het beroep gegrond verklaren. Hij oordeelt dan dat het bestuursorgaan zich niet aan de regels heeft gehouden. Als de rechter het beroep gegrond verklaart, vernietigt hij het besluit van het bestuursorgaan geheel of gedeel-telijk. Vaak moet er dan een nieuw besluit worden genomen. Hierbij moet dan het rechterlijke oordeel in acht worden genomen. Als schadevergoeding is gevraagd, kan de rechter ook daarover een beslissing nemen.

1 Degene die in beroep is gegaan, houdt recht op een zitting en kan daarom in verzet gaan tegen de uitspraak in vereenvoudigde behandeling. Het verzet heeft alleen betrekking op de aanname dat er geen twijfel is over de beslissing. Wordt het verzet gegrond verklaard, dan wordt de gewone behandeling hervat.

6.1.2 Soorten bestuurszaken en de bevoegde rechterlijke instanties In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat een belangheb-bende beroep kan instellen bij de rechtbank. Tegen een uitspraak in eerste aanleg – van de rechtbank – staat in het algemeen hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS of RvS). Bij socialeverzekeringszaken en ambtenarenzaken kan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep (CRvB). Hoger beroep in belas-tingzaken moet worden ingesteld bij het gerechtshof. Dit is de hoofdregel. In een groot aantal gevallen geldt dat de zaak in eerste aanleg bij een ander gerecht dan de rechtbank wordt behandeld. De hoofdregel wordt aangeduid als algemene bestuursrechtspraak; dit tweede systeem wordt bijzondere rechtspraak genoemd. Een gerecht kan in beide systemen voor-komen en daardoor zowel zaken behandelen in eerste aanleg als – andere soorten zaken – in hoger beroep. Dit is het geval bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb), de Centrale Raad van Beroep en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

De rechtsingang is in het algemeen eenvoudig. Het beroep wordt ingesteld door een beroepschrift in te dienen bij de in de wet aangegeven rechter. Er is in het bestuursrecht geen verplichte procesvertegenwoordiging. Partijen hoeven dus geen gebruik te maken van een advocaat. Wel moet bij de bestuursrechter altijd griffierecht worden betaald.

Bij belastingzaken is het mogelijk om na bezwaar, beroep en hoger beroep nog in cassatie te gaan bij de Hoge Raad. Van beslissingen die zijn geno-men door de Centrale Raad van Beroep is het in beperkte mate mogelijk om in cassatie te gaan.

Door de verschillende ‘paden’ in het stelsel van gerechten te volgen, kunnen de bestuurszaken worden verdeeld over diverse groepen. In figuur 6.1 is dit weergegeven. In dit hoofdstuk worden de hier onderscheiden groepen steeds gevolgd.

In 2010 werden in totaal2 ruim 99.000 bestuurszaken afgehandeld. Hiervan werd drie kwart (74.000 zaken) in eerste aanleg3 afgedaan, vooral door de rechtbanken (70.000 zaken). In hoger beroep werden nog eens ruim 24.000

2 Net als verder in dit hoofdstuk, ontbreken hier de vreemdelingenzaken in eerste aanleg en de verkeerszaken in eerste aanleg, omdat over deze zaken momenteel geen gegevens bekend zijn die aansluiten bij de gegevens die in dit hoofdstuk worden gepresenteerd. Over zowel vreemdelingenzaken als verkeerszaken in hoger beroep zijn wél gegevens opgenomen.

3 Binnen sommige wetten wordt verwezen naar verschillende instanties. Hierdoor kan het voorkomen dat zaken op basis van dezelfde wet bij het CBb zowel voorkomen in eerste aanleg als in hoger beroep. Het kleinste niveau waarop wordt gemeten, is op wetsniveau, waardoor een dergelijk onderscheid niet is te maken in de analyses. In voorkomende gevallen zijn deze zaken geteld bij de zaken in eerste aanleg. Daardoor is het mogelijk dat een (klein) deel van de hogerberoepszaken is geteld bij de zaken in eerste aanleg.

zaken afgedaan, vooral door de Raad van State (ruim 10.000 zaken). De Hoge Raad behandelde in 2010 bijna 1.000 zaken.

Figuur 6.1 Zaakstromen in de bestuursrechtspraak

kanton CRvB Hof HR** rechtbank CBb Ab RvS Bijzondere pensioenen Sociaal-economisch (SER) Tuchtbeschikkingen Economisch bestuursrecht Sociale verzekeringen, ambtenarenrecht, studiefinanciering (incl AWBZ) Belasting* Douane

Wonen, bouwen, water-schappen

Vreemdelingen

Milieu, ruimtelijke ordening Verkeer

* Tot 2005 werden belastingzaken in eerste aanleg behandeld door de hoven. Met ingang van 2005 komen deze zaken in eerste aanleg bij de rechtbanken, en in hoger beroep bij de hoven. Hierdoor is ook in belastingzaken feitelijke rechtspraak in twee instanties in het leven geroepen.

** In een zeer beperkt aantal gevallen staat cassatieberoep bij de Hoge Raad open tegen uitspraken van het CBb (niet opgenomen in de figuur omdat nadere gegevens ontbreken).

Bron: CBS

Ruim 62% van de zaken (bijna 62.000) werd in 2010 berecht in vereenvou-digde of in gewone (of versnelde) behandeling.4 De rechtbanken passen vaker dan de andere gerechten de vereenvoudigde behandeling toe.

4 In de beschikbare data is er geen onderscheid tussen de gewone en de versnelde behandeling. Doordat de RvS daarnaast geen onderscheid maakt tussen vereenvoudigde en gewone behandeling, zijn deze – inhoudelijk uiteenlopende – wijzen van behandeling in het totaaloverzicht bij elkaar genomen.

Voorlopige voorzieningen vormen met ruim 7% van het totaal een kleiner deel van de afgedane zaken in 2010. Het grootste deel hiervan is te vinden bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Zowel de gerechtshoven als de Centrale Raad van Beroep behandelden nauwelijks voorlopige voorzieningen.

Ruim een kwart van de zaken (27%) werd ingetrokken of op een andere wijze afgedaan. Dit was bij bijna een derde van de zaken bij het CBb het geval (zie figuur 6.1).

In document Rechtspleging Civiel en Bestuur 2010 (pagina 123-127)