zijn schouder en glimlachte dankbaar. Het was dan toch maar waar, dat hij deze
voorspoed aan die dekselse kerel te danken had. Hoe anders was het leven, hoeveel
vrolijker en gemoedelijker zag de wereld er uit, als je niet op een paar dubbeltjes
behoefde te kijken en je de kinderen kon geven wat zij nodig hadden. Zij zaten nu
alle vijf bij hem in de kamer en waarachtig, het zou hem op het ogenblik niet te veel
zijn geweest, als hij nog een stuk of wat meer van die bengels zou hebben gehad.
Om te beginnen zou hij best een paar jongens in zijn zaak hebben kunnen gebruiken.
Zoals het er nu voor stond was het de vraag of een van zijn kinderen zijn werk later
zou overnemen. Herman was voor goed verloren, die bleef in de techniek. Met Hugo
wilde hij het straks proberen, maar echt plezier in het vak had de jongen ook niet en
het bleef te bezien of er iets van terecht zou komen. Hij had er over gedacht hem
door te laten leren, maar durfde het niet aan, vertrouwde deze ongezonde welvaart
niet. En als hij het er toch op waagde? Dan bleef alleen Simon over, maar met hem
had hij nog een paar jaar de tijd. Enfin, meubelmaker of niet, zij waren hem allen
even lief en de meiden geen haar
minder dan de jongens. Als Hanna, dat kleine wijfie dat hem vertroetelde, eens een
jongen geweest was. Zij snapte waarachtig al meer van zijn werk dan Bertha ooit
gedaan had en zij kon het echt bewonderen, als hij eens een mooi meubel had gemaakt
of gerepareerd Uit zoiets zou een eerste klas vakman te maken zijn geweest. Zeg jij
maar hoe je het hebben wilt, dacht Weenink, een stuk snijkoek in zijn koffie soppend.
Het is allemaal wel goed, als we maar gezond zijn en te bikken hebben.
Zij dronken een borreltje, eentje maar, omdat het nog te vroeg was. Vanavond,
als Guus Molly meebracht, zouden zij het beter overdoen. Arend kende haar wel,
zei dat zij er wezen mocht, maar Bertha wachtte af, was er benieuwd naar om te zien
wat die jongen zich had aangeschaft. De oudste kinderen ginnegapten en gaven
elkander duwtjes: oom Guus had een meid, een echte, waarmee hij trouwen ging.
De jongens vonden het nogal gek, dat een grote kerel zo maar trouwen ging. Oom
Guus was van de werkplaats, hij behoorde bij de planken en het gereedschap, hij was
iemand van wie je iets avontuurlijks verwachtte, iets waar muziek en veel lawaai bij
te pas kwam, maar het moest toch niks voor hem zijn om stilletjes met een meid in
een hoekje te gaan zitten om zoentjes te geven en zich te laten aaien. Hanna begreep
het heel goed en als zij groter geweest was, zou zij best met oom Guus hebben willen
trouwen. Paula had geen zin in hem, hij stonk te veel naar zweet en naar de werkplaats,
net als vader. Als je toch wilde trouwen, kon je beter een banketbakker nemen en
elke dag taartjes eten. Herman gooide een halve stuiver in de gleuf van het orchestrion
en liet het bruidslied uit Lohengrin spelen voor vader, die jarig was en ook voor oom
Guus, die
wen ging. De muziek daverde door de kamer en de kinderen maakten er zoveel lawaai
bij, dat de groten elkaar nauwelijks konden verstaan. Bertha lachte maar eens en
knikte haar man toe. Haar was alles best, zij kon wel tegen een beetje herrie. Beter
zo, dan dat je op je tenen lopen moest omdat iemand ziek was of dat je de kinderen
uit de kamer moest sturen, omdat Arend kopzorg had. Hij zag er een stuk beter uit,
leek jaren jonger nu alles goed ging. Wat een geluk dat zij Leo hadden gevraagd om
bij te springen. Toen Guus 's avonds met Molly binnen kwam, bleef Bertha verbaasd
op de drempel van de keuken staan. Na alles wat zij van de mannen had gehoord,
had zij zich wel iets bizonders voorgesteld, maar wat zij nu binnen zag komen, was
geen gewone vrouw, dat was een pop, een verschijning. Zij was waarachtig niet gauw
verlegen, maar dit maakte haar toch een beetje stil. Dat kan nooit goed gaan, dacht
zij, dit was te weelderig, te veel van de hoogstand, zoiets zocht je in de Pijp, maar
niet in het huis van een meubelmaker. Wat had de jongen zich aangehaald! Zelfs de
kinderen waren er bevangen van en keken haar zwijgend aan. Alleen Simon, die het
een gekke kakmadam vond, was niet onder de indruk en schopte de anderen onder
de tafel door. Het meest verlegen scheen Guus, die een kleur had tot achter zijn oren
en bleef staan peuteren aan de leuning van de stoel waarop zij was gaan zitten. Waar
haalde dat mens het geld vandaan om zich zó te kleden? Stel je voor dat haar Arend
met zoiets zou zijn getrouwd!
Nadat hij haar een hand gegeven had, had Hugo zijn boek weer opgenomen, maar
van lezen was niets gekomen omdat Molly hem in beslag nam. Zij was niet alleen
nog mooier dan mevrouw de Roode en zelfs
niet alleen maar de mooiste vrouw die hij ooit gezien had, maar zij was ook verhevener
dan alle andere vrouwen die hij kende. Hij zag haar voor de eerste keer, maar
desondanks was zij hem niet vreemd, omdat zij lijken moest op sommige vrouwen
van wie hij in de boeken gelezen had. Welk boek het geweest was kon hij zich niet
herinneren en dat maakte ook niets uit, omdat zij niet uit een bepaald boek afkomstig
was, maar tot een wereld behoorde, die hij in verschillende boeken gevonden had,
maar die niet de zijne was. De zalen waarin hij zich haar dacht, hadden donker rood
behang van zijde of fluweel, tussen roomkleurige lijsten met gouden randen. Men
liep daar in het schijnsel van kristallen luchters op dikke tapijten en hoorde muziek
uit verre zalen, waar champagne gedronken en om geld gespeeld werd. Het was een
ontzaglijk groot gebouw met een oneindig aantal vertrekken, vol kostbare meubelen
en met kussens, die wegzonken als men er op ging zitten. Er waren ook zalen met
bedden van kant en zijde, zacht en schuimig. In alle vertrekken was Molly, zij liep
geruisloos over de donkere tapijten, zat in zachte diepe stoelen en lag in de weke
bedden met haar blote armen achter haar hoofd, zodat het haar in de oksels zichtbaar
was. Hij behoefde de hand die zij zoëven vastgehouden had maar voor zijn neus te
houden om haar parfum, dat overal hing, te ruiken; zijn ogen alleen maar te sluiten
om haar te zien in de omgeving waar zij thuis hoorde. En zelfs dit was niet eens
nodig en het was hem voldoende haar aan te kijken of naar haar stem te luisteren.
Zij had haar eigen wereld meegebracht en hun kamer veranderd, waarin nu iedereen,
behalve zij, er grauw en armoedig uitzag. Zij moest zacht zijn als een Angorapoes,
je zoudt in haar
len slapen als in een bed, je hoofd op haar borst willen leggen en zo maar stil bij haar
huilen, omdat het zo heerlijk en tegelijk zo innig verdrietig was. Je zou het altijd
willen vasthouden, van zijn heerlijke volheid en warmte willen genieten, maar je
wist dat dit onmogelijk was en dit juist maakte je verdrietig. Je kon het aanraken en
misschien kon je er nog voorzichtig in bijten of het aflikken, maar dat was dan ook
alles. Het ging er mee als met de electriciteit: je kon er iets mee doen, maar je wist
niet wat het was. Het was een geheim, iets dat je nooit zou weten en daarom was er
ook iets in van de dood. Hij huiverde toen hij haar hoorde lachen en hij was jaloers
op oom Guus, toen hij zag dat deze haar hand vasthield.
Als dat nou een vrouw voor Guus moet zijn, zei Bertha, toen zij in bed lagen. Weet
ik het? vroeg Arend. Zij heeft een knap snuit. Och jullie mannen, antwoordde zij,
allemaal hetzelfde, alsof een mooi snoetje alles is. Dacht je dan dat ik, toen ik jou
nam, alleen naar je handen gekeken heb? vroeg hij, zijn hand onder haar lende door
schuivend. Stil een beetje, voor Huug, waarschuwde zij.
In de kast op de gang, van hen gescheiden door een dun houten schot, lag Hugo.
Hij sliep nog niet, maar zijn geest was reeds ver weg, vertoefde in een onmetelijk
kasteel met talloze geurende zalen. Toen Molly opzij ging, om ruimte voor hem te
maken in het zachte schuimige bed, hoorde hij dat de onderlagen kraakten. Zo ben
ik op de wereld gekomen, fluisterde hij haar toe, zo worden alle mensen geboren.
Het is jammer, maar ik weet niet waarom. Hij lag stil met zijn hoofd op haar borst
en hij proefde zijn tranen, die zout smaakten.
VI
Hij zat op dezelfde bank en in hetzelfde lokaal waarin hij een jaar lang elke dag een
In document
Maurits Dekker, Het merkteken · dbnl
(pagina 106-111)