te gaan, want op een paar woorden na, welker betekenis hij toch door de overige
tekst begreep, kon hij het gehele biljet lezen. Als je het toch zover gebracht had, dat
je in zo'n prachtige kamer vol boeken mocht zitten, dat mensen die je nooit gezien
hadden je boeken kochten en dat ze zelfs in vreemde landen gingen kijken naar
hetgeen je geschreven had! Om dat te bereiken moest je veel kennen en nog veel
meer geleerd hebben. Zoiets gelukte alleen rijke mensen, die konden kiezen waar ze
zin in hadden en alles wat zij wilden leren betalen. Hij liep langs de boekenkasten,
nam boeken in zijn hand, betastte het gladde leder der ruggen en las de titels, waarvan
verschillende gesteld waren in talen, die hij niet eens thuis kon brengen. Dat was
nog iets anders dan het armzalig beetje Engels, dat je voor een kwartje per week
leerde. De kamer herinnerde hem aan de dag, toen hij voor de eerste keer in het
museum was gekomen om te tekenen en de plechtige sfeer die daar hing hem bedrukt
had. Hier was het ook een beetje museum, maar als je rijk was, scheen je je van zoiets
niets aan te trekken. Hij vond een rijtje boeken die de naam van de schrijfster droegen
en ook daarbij waren enkele met titels in een vreemde taal. Wereldberoemd is ze;
zij moest wel reusachtig lang op school hebben gegaan. Hij trok een in zacht bruin
leer gebonden deeltje uit de kast, sloeg het open en begon te lezen. Het was het
verhaal van een juffrouw, die er over nadacht waarom haar man, die vroeger zo
huiselijk was, haar tegenwoordig elke avond in de steek liet. Het was gewoon,
gemakkelijk en eenvoudig
ven, net alsof iemand het langs zijn neus weg vertelde en het verbaasde hem, dat
iemand die voor veel geld een massa geleerd had, zoiets lulligs schrijven kon. Hij
ging in de gemakkelijke stoel achter het schrijfbureau zitten, las verder, nam er kennis
van dat er bij de alleengelaten juffrouw werd gebeld en dat een vriend, die zij lang
geleden voor het laatst gezien had, plotseling op bezoek kwam. Hoewel de schrijfster
op deze mogelijkheid zelfs niet zinspeelde, snapte hij dadelijk dat het mis moest gaan
en dat die twee op elkaar verliefd zouden worden. In het volgende hoofdstuk was
het al raak, zaten ze handjeplak op de divan te spelen en elkaar zoentjes te geven.
Het was alles zo doodgewoon, dat je niet kon begrijpen, dat iemand door het schrijven
van zoiets beroemd kon worden. Verderop nam het verhaal een even onverwachte
als onaannemelijke wending, toen bleek dat de bedrogen echtgenoot, nadat hij het
tweetal op heterdaad betrapt had, het beter vond om met zijn medeminnaar een
halfbakken gesprek te voeren, dan hem zijn huis uit te trappen. Hij had juist het boek
dicht geslagen, omdat het hem verveelde, toen Guus met de planken terugkwam en
zag dat hij al die tijd niets uitgevoerd had.
's Avonds, in zijn hok onder de trap, dacht hij over alles nog eens na. Hij had nog
een andere roman van de beroemde schrijfster meegepikt, maar van zijn voornemen
om daarin nog wat te lezen kwam niets, omdat hij te vermoeid was. Na hetgeen hij
die middag gelezen had, stelde hij eigenlijk ook niet veel belang meer in de schrijverij
van die juffrouw en hij had het boek meer uit kwaadaardigheid, uit een verlangen
om haar te schaden meegenomen, dan uit lust om het te lezen. Hij kende de
notarisdochter niet, had haar
leen maar een paar keer in de gang van het huis gezien, maar om de een of andere
reden had hij een hekel aan haar. Het was geen kunst om beroemd te worden, als je
een rijke vader had die alles voor je betaalde. Hij had niets geleerd, maar als het op
schrijven aankwam, deed hij het misschien beter dan die juffrouw. Op school had
hij de beste opstellen gemaakt en een geschiedenis kon hij ook wel verzinnen. Als
je nu dacht aan de duivel uit die film en je maakte van die student een jonge
meubelmaker, dan had je al het begin van een goed verhaal. Het was een beetje gepikt
van die film, maar schrijvers pikten ook als zij schreven over mensen die zij kenden.
Dus op zekere avond lag hij onder het schuine dak op de zolder van zijn kosthuis.
Hij had pijn in zijn rug van het werken, hij kon niet in slaap komen en had de pest
in. Hij wilde iets worden in de wereld, maar hij wist niet wat, hij kon niets anders
dan een beetje Engels, hij had geen geld en was altijd doodmoe. Toen ging de deur
van de zolder open en in een groenachtig schijnsel, zag hij een man met een cape
aan, die langzaam naar zijn bed toekwam. Je hebt een boek gestolen en daarover
zullen de mensen over twee honderd jaar nog spreken, zei de man. Hij boog zich
over de jonge meubelmaker heen en deze zag dat er vuur in zijn ogen gloeide, alsof
er licht binnenin zijn hoofd brandde. Uit zijn mond kwam de stank van warme lijm
en Hugo ontdekte bultjes boven zijn oren, de overblijfselen van zijn hoorns, die hij
er door een slager, die zijn ziel aan hem verkocht, had laten afzagen. Ik zal je heel
rijk maken en wereldberoemd, zei de Duivel, als je hier maar even met je eigen bloed
een afdruk maakt van het merkteken dat in je hand staat. Ik geef je alles wat je verlangt
in ruil voor je ziel, die
toch niets waard is. Hugo weigerde, hij wilde het bed uitspringen en vluchten, maar
de Duivel sloeg zijn mantel over hem heen en drukte hem tegen zich aan. Hij
worstelde om los te komen, kon bijna geen adem halen, zo benauwd was het onder
die mantel en toen hij trachtte te schreeuwen, bleek hij niet in staat enig geluid voort
te brengen.
Toen hij eindelijk bij kwam uit de nachtmerrie, zag hij het eerst zijn moeder, die
nog de spons in haar hand had, waarmede zij zijn gezicht had afgewassen. Meer naar
achter stond zijn vader met het olielampje, welks reflector van stukjes spiegelglas
in de duisternis hing als een ster.
VII
Het zou misschien niemand opgevallen zijn dat er rechercheurs binnen waren, als er
In document
Maurits Dekker, Het merkteken · dbnl
(pagina 135-139)