• No results found

het Engels gesteld aanplakbiljet met de aankondiging van voorstellingen, die in Londen van een harer stukken waren gegeven. Het bleek niet kwaad met zijn Engels

In document Maurits Dekker, Het merkteken · dbnl (pagina 135-139)

te gaan, want op een paar woorden na, welker betekenis hij toch door de overige

tekst begreep, kon hij het gehele biljet lezen. Als je het toch zover gebracht had, dat

je in zo'n prachtige kamer vol boeken mocht zitten, dat mensen die je nooit gezien

hadden je boeken kochten en dat ze zelfs in vreemde landen gingen kijken naar

hetgeen je geschreven had! Om dat te bereiken moest je veel kennen en nog veel

meer geleerd hebben. Zoiets gelukte alleen rijke mensen, die konden kiezen waar ze

zin in hadden en alles wat zij wilden leren betalen. Hij liep langs de boekenkasten,

nam boeken in zijn hand, betastte het gladde leder der ruggen en las de titels, waarvan

verschillende gesteld waren in talen, die hij niet eens thuis kon brengen. Dat was

nog iets anders dan het armzalig beetje Engels, dat je voor een kwartje per week

leerde. De kamer herinnerde hem aan de dag, toen hij voor de eerste keer in het

museum was gekomen om te tekenen en de plechtige sfeer die daar hing hem bedrukt

had. Hier was het ook een beetje museum, maar als je rijk was, scheen je je van zoiets

niets aan te trekken. Hij vond een rijtje boeken die de naam van de schrijfster droegen

en ook daarbij waren enkele met titels in een vreemde taal. Wereldberoemd is ze;

zij moest wel reusachtig lang op school hebben gegaan. Hij trok een in zacht bruin

leer gebonden deeltje uit de kast, sloeg het open en begon te lezen. Het was het

verhaal van een juffrouw, die er over nadacht waarom haar man, die vroeger zo

huiselijk was, haar tegenwoordig elke avond in de steek liet. Het was gewoon,

gemakkelijk en eenvoudig

ven, net alsof iemand het langs zijn neus weg vertelde en het verbaasde hem, dat

iemand die voor veel geld een massa geleerd had, zoiets lulligs schrijven kon. Hij

ging in de gemakkelijke stoel achter het schrijfbureau zitten, las verder, nam er kennis

van dat er bij de alleengelaten juffrouw werd gebeld en dat een vriend, die zij lang

geleden voor het laatst gezien had, plotseling op bezoek kwam. Hoewel de schrijfster

op deze mogelijkheid zelfs niet zinspeelde, snapte hij dadelijk dat het mis moest gaan

en dat die twee op elkaar verliefd zouden worden. In het volgende hoofdstuk was

het al raak, zaten ze handjeplak op de divan te spelen en elkaar zoentjes te geven.

Het was alles zo doodgewoon, dat je niet kon begrijpen, dat iemand door het schrijven

van zoiets beroemd kon worden. Verderop nam het verhaal een even onverwachte

als onaannemelijke wending, toen bleek dat de bedrogen echtgenoot, nadat hij het

tweetal op heterdaad betrapt had, het beter vond om met zijn medeminnaar een

halfbakken gesprek te voeren, dan hem zijn huis uit te trappen. Hij had juist het boek

dicht geslagen, omdat het hem verveelde, toen Guus met de planken terugkwam en

zag dat hij al die tijd niets uitgevoerd had.

's Avonds, in zijn hok onder de trap, dacht hij over alles nog eens na. Hij had nog

een andere roman van de beroemde schrijfster meegepikt, maar van zijn voornemen

om daarin nog wat te lezen kwam niets, omdat hij te vermoeid was. Na hetgeen hij

die middag gelezen had, stelde hij eigenlijk ook niet veel belang meer in de schrijverij

van die juffrouw en hij had het boek meer uit kwaadaardigheid, uit een verlangen

om haar te schaden meegenomen, dan uit lust om het te lezen. Hij kende de

notarisdochter niet, had haar

leen maar een paar keer in de gang van het huis gezien, maar om de een of andere

reden had hij een hekel aan haar. Het was geen kunst om beroemd te worden, als je

een rijke vader had die alles voor je betaalde. Hij had niets geleerd, maar als het op

schrijven aankwam, deed hij het misschien beter dan die juffrouw. Op school had

hij de beste opstellen gemaakt en een geschiedenis kon hij ook wel verzinnen. Als

je nu dacht aan de duivel uit die film en je maakte van die student een jonge

meubelmaker, dan had je al het begin van een goed verhaal. Het was een beetje gepikt

van die film, maar schrijvers pikten ook als zij schreven over mensen die zij kenden.

Dus op zekere avond lag hij onder het schuine dak op de zolder van zijn kosthuis.

Hij had pijn in zijn rug van het werken, hij kon niet in slaap komen en had de pest

in. Hij wilde iets worden in de wereld, maar hij wist niet wat, hij kon niets anders

dan een beetje Engels, hij had geen geld en was altijd doodmoe. Toen ging de deur

van de zolder open en in een groenachtig schijnsel, zag hij een man met een cape

aan, die langzaam naar zijn bed toekwam. Je hebt een boek gestolen en daarover

zullen de mensen over twee honderd jaar nog spreken, zei de man. Hij boog zich

over de jonge meubelmaker heen en deze zag dat er vuur in zijn ogen gloeide, alsof

er licht binnenin zijn hoofd brandde. Uit zijn mond kwam de stank van warme lijm

en Hugo ontdekte bultjes boven zijn oren, de overblijfselen van zijn hoorns, die hij

er door een slager, die zijn ziel aan hem verkocht, had laten afzagen. Ik zal je heel

rijk maken en wereldberoemd, zei de Duivel, als je hier maar even met je eigen bloed

een afdruk maakt van het merkteken dat in je hand staat. Ik geef je alles wat je verlangt

in ruil voor je ziel, die

toch niets waard is. Hugo weigerde, hij wilde het bed uitspringen en vluchten, maar

de Duivel sloeg zijn mantel over hem heen en drukte hem tegen zich aan. Hij

worstelde om los te komen, kon bijna geen adem halen, zo benauwd was het onder

die mantel en toen hij trachtte te schreeuwen, bleek hij niet in staat enig geluid voort

te brengen.

Toen hij eindelijk bij kwam uit de nachtmerrie, zag hij het eerst zijn moeder, die

nog de spons in haar hand had, waarmede zij zijn gezicht had afgewassen. Meer naar

achter stond zijn vader met het olielampje, welks reflector van stukjes spiegelglas

in de duisternis hing als een ster.

VII

Het zou misschien niemand opgevallen zijn dat er rechercheurs binnen waren, als er

In document Maurits Dekker, Het merkteken · dbnl (pagina 135-139)