• No results found

Hoofdstuk 4 Besluit

1.1 Kenmerken van het project

De preventiestrategie die het meest overeenkomt met studies uit het vorige hoofdstuk, is het ‘Haalbaarheid van Lokale Preventie van Type 2 Diabetes’ (HALT2Diabetes) project. Dit project heeft als doel om personen met een verhoogd risico op DMT2 en/of cardiovasculaire aandoeningen op te sporen en te begeleiden naar een gezonde levensstijl. Het is de 1ste keer dat een dergelijke geïntegreerde strategie wordt uitgetest in Vlaanderen. In tegenstelling tot in heel wat Europese landen was er in België nog geen systematische screening naar DMT2 en opvolging van geïdentificeerde hoogrisicopersonen via een uitgebreid preventieprogramma, tot nu. Voorafgaand was er een pilootproject (2014 - 2016) om de haalbaarheid en knelpunten van deze methodiek te onderzoeken. Nu, 4 jaar later in 2020 wordt het project uitgerold over heel Vlaanderen. Momenteel hebben 7 regio’s zich geëngageerd om de methodiek te gebruiken. Het is de bedoeling om jaarlijks zo’n 10 nieuwe regio’s aan te sporen om het project te implementeren (A. Lampaert, persoonlijke communicatie, 15 april 2020). De doelgroep bestaat uit personen ≥45 jaar. Om grosso modo deze volledige doelgroep te bereiken kan men via diverse kanalen communiceren zoals via de huisarts, apotheker, het internet, de krant en de radio. Verschillende ondersteuningsmaterialen zoals flyers, brochures, affiches en een website ‘het Gezondheidskompas’ werden specifiek ontworpen om mensen aan te sporen. Het gezondheidsrisico bepalen gebeurt aan de hand van een internationaal gevalideerde tweetrapsscreening (bijlage 7, 8, 9). Om te beginnen wordt bij alle 45 plussers de FINDRISC- vragenlijst afgenomen. Personen die <12 scoren worden aangeraden om voldoende te bewegen en gezond te eten terwijl personen die ≥12 scoren doorverwezen worden naar hun huisarts om de nuchtere glycemie en het cardiovasculaire risico na te gaan (cardiometabole risicoprofilering) (Diabetes Liga, z.d.-a, 2016b, 2019a; Domus Medica, z.d.).

64

Personen die een verhoogd risico op DMT2 blijken te hebben, krijgen vervolgens toegang tot een aanbod leefstijlbegeleiding, namelijk groepssessies Gezonde Voeding op Verwijzing, Bewegen op Verwijzing, rookstopbegeleiding en ander lokaal leefstijlaanbod. Er werden al meer dan 29 000 screenings uitgevoerd in Vlaanderen waarvan 30% een sterk verhoogd risico op DMT2 en cardiovasculaire aandoeningen heeft. Op termijn is het de bedoeling dat deze tweetrapsscreening uitmondt in een Vlaams bevolkingsonderzoek rond diabetes (Diabetes Liga, z.d.-a, 2016b, 2019a; Domus Medica, z.d.)

Het pilootproject dat voorafging werd uitgevoerd in de regio’s Gent-Merelbeke-Melle- Destelbergen en Sint-Truiden-Borgloon. Hiervoor werd een beheersovereenkomst afgesloten met de Vlaamse overheid waarbij een jaarlijkse subsidie van €156 000 werd verkregen (A. Lampaert, persoonlijke communicatie, 27 april 2020). Personen die geïdentificeerd werden met een verhoogd risico op DMT2 kregen toegang tot een aanbod leefstijlbegeleiding. De meest intensieve interventie werd voorbehouden voor personen met het hoogste risico. Deze bestond uit een multidisciplinair leefstijlprogramma in groep (thema’s zoals voeding, beweging en rookstop) samengesteld uit een individuele intake, 6 groepssessies gespreid over 3 maanden gevolgd door een boostsessie na 6 maanden follow-up. Mensen die net buiten deze groep vielen, maar wel een duidelijk, maar laag diabetesrisico hadden (FINDRISC ≥12), werden daarentegen gemotiveerd om deel te nemen aan het lokaal leefstijlaanbod. Dit had als nadeel dat deze personen niet de nodige opvolging kregen en onterecht werden gerustgesteld over hun risico. De leefstijlbegeleiding ziet er op de dag van vandaag anders uit met een uitbreiding van het leefstijlaanbod in samenwerking met andere partnerorganisaties zoals het Vlaams Instituut Gezond Leven (VIGeZ) en dit ook voor personen met een laag risico. De resultaten van dit pilootproject brachten enkele knelpunten aan het licht. Zo was er een lage participatiegraad van huisartsen die aan de slag gingen met de HALT2Diabetes software. 99 artsen hadden zich geregistreerd, waarvan er slechts 26 effectief gebruik maakten van de software. Dit wijst op enkele knelpunten bij de implementatie in de huisartsenpraktijk zoals een te complexe methodiek, een niet gebruiksvriendelijke software, een gebrekkige praktijkondersteuning, een gebrek aan tijd en een gebrekkige (financiële) omkadering van diabetespreventie. Huisartsen hadden moeite om de doelgroep te bereiken en beschikten over onvoldoende tijd om deze personen te informeren en motiveren tot leefstijlverandering. Mogelijk hebben de artsen onbewust een preselectie gemaakt waarbij vooral aandacht werd geschonken aan personen met het hoogste risico die bovendien gemotiveerd waren om hun levensstijl te veranderen. Dit maakt dat bepaalde kwetsbare risicogroepen zoals personen die niet spontaan de huisarts raadplegen, personen die minder gemotiveerd zijn of personen met een minder hoog risico niet bereikt werden. Deelnemers hadden bovendien nood aan meer terugkomsessies en aan een meer gestructureerde opvolging door de huisarts. Na afloop werden de deelnemers immers niet langer opgevolgd door

8,50%

49,60% 41,90%

via de FINDRISC in de community

via de huisarts: opportunistische/systematische screening met de FINDRISC via de huisarts: reeds gekend hoog diabetesrisico

Figuur 27: Instroom in HALT2Diabetes pilootproject (N = 240) (Lampaert & Van Pottelberg, 2017)

HALT2Diabetes en ze werden niet opnieuw doorverwezen naar hun huisarts waardoor het moeilijk was om deze personen verder te begeleiden en te motiveren om hun leefstijlgedrag aan te houden (Diabetes Liga, 2016c, z.d.-a, z.d.-b; Domus Medica, z.d., Lampaert & Van Pottelbergh, 2017; Rekenhof, 2016).

Daarnaast werden heel wat positieve zaken ontdekt. Om te beginnen vond de meerderheid van de huisartsen dat het project haalbaar was en een duidelijke meerwaarde had. Daarnaast was het project in staat om diverse groepen met een verhoogd risico op DMT2 en/of cardiovasculaire aandoeningen op te sporen en door te verwijzen zoals bijvoorbeeld personen met een gekend hoog diabetesrisico, personen met een GNG en personen met verschillende risicofactoren maar een ongekend diabetesrisico. 81% van alle gescreende personen had een FINDRISC ≥12 met een gemiddelde score van 15,3, 46% had een GNG terwijl 24% een matig tot hoog cardiovasculair risico had. 91% van alle personen had een matig tot hoog cardiometabool risico. Er was bovendien een grote bereidheid tot deelname (89%) terwijl de uitval wegens motivatiegebrek vrij beperkt was (30%). Verder was er een hoge therapietrouw, gemiddeld nam men deel aan 5 sessies terwijl ongeveer 40% deelnam aan 7 of 8 sessies. Personen met een hoger risico namen aan meer sessies deel en haakten minder snel af in vergelijking met personen met een lager risico. Na 12 weken interventie en na 6 maand follow-up werden bovendien significante verbeteringen in het leefstijlgedrag (voeding en beweging) en het gemoed (positieve en negatieve emoties) waargenomen. Tijdens de follow-up, waar 15,9% van alle gescreende personen aan deelnam, lag de FINDRISC bovendien 2 punten lager in vergelijking met voor de interventie (score van 15 tegenover 17 ervoor) (Diabetes Liga, 2016a, 2016b, 2016c; Diabetes Liga, z.d.-b; Lampaert & Van Pottelberg, 2017).

66

Figuur 27 toont aan dat de meerderheid is ingestroomd via de huisarts. Sommige artsen informeerden of screenden patiënten op eigen initiatief terwijl anderen slechts actie ondernamen op vraag van de patiënt. Slechts een klein percentage heeft zelf de weg gevonden via het verspreiden van de FINDRISC-vragenlijst in de samenleving. Ondanks de vele inspanningen is dit een mager resultaat. Dit toont echter wel het belang aan van een brede, lokale sensibilisatie om de doelgroep te bereiken die men via de huisarts mist. Daarbij kunnen ook andere zorgverleners een rol spelen (Lampaert & Van Pottelbergh, 2017).

Sommige knelpunten werden aangepakt alvorens het project verder uit te rollen over Vlaanderen zoals het meer herkenbaar maken van HALT2Diabetes in de community en een betere ondersteuning van huisartsen. Desondanks lopen sommige zaken nog steeds niet optimaal aangezien bepaalde zaken van bovenaf moeten beslist worden. Zo wordt vanuit het werkveld aanbevolen om een Vlaams bevolkingsonderzoek naar DMT2 te organiseren. Dit kan ertoe leiden dat de verschillende acties niet langer een vrijblijvend karakter hebben en afhankelijk zijn van de motivatie van zorgverleners en patiënten. Door middel van een gecoördineerde aanpak over heel Vlaanderen kan bovendien de impact van verschillende acties sterk toenemen. Daarnaast bestaat de ondersteunende software die gekoppeld is aan HALT2Diabetes uit stand-alone applicaties. De software is met andere woorden niet gekoppeld aan het Elektronisch Medisch Dossier. Dit betekent een dubbele administratieve last en leidt tot een onoverzichtelijke gegevensverzameling. Dit werd door de huisartsen aangegeven als een belangrijke belemmerende factor, maar kan men niet op eigen initiatief oplossen. Bovendien wordt de huisarts niet langer financieel ondersteund voor preventie bij personen zonder aandoening tussen 45 en 75 jaar, maar met een hoog risico op bijvoorbeeld DMT2. Deze zaken maken dat huisartsen niet gestimuleerd worden om HALT2Diabetes te implementeren in de praktijk. Tot slot is een generiek leefstijlaanbod in groep onvoldoende ter preventie van DMT2. Dit aanbod is vaak ontoereikend voor personen met de hoogste risicoprofielen en slaagt er niet in om alle risicopersonen te motiveren. Het is belangrijk om zo efficiënt mogelijk in te zetten op de noden van individuele risicopersonen waarbij een ‘one-fits all’ benadering veelal faalt. Personalisatie van het leefstijlaanbod is dus aangewezen. Een terugbetalingssysteem voor individuele begeleiding in combinatie met groepssessies volgens de risicocategorie kan een oplossing zijn (A. Lampaert, persoonlijke communicatie, 27 april 2020; Diabetes Liga, z.d.-b).