• No results found

Alle vroege neobarokke borduurwerken zijn in goud- en/of zilverdraad uitge-voerd; gekleurde zijde werd nauwelijks gebruikt. Het stugge metaaldraad werd over een verhoogde ondergrond gelegd en vastgezet met zijde van een neutrale kleur: geel bij goudborduurwerk en grijs/wit bij zilverborduurwerk. Vaak werd de hechtdraad strak naar achteren getrokken, zodat deze in het geheel niet meer zichtbaar is. Er werden verschillende soorten metaaldraad gebruikt. De meest gebruikte is de zogenaamde Franse gouddraad. Deze bestaat uit een glad metalen strookje gewikkeld rond een zijden kern, ook hier meestal van een neutrale kleur. Door gebruik te maken van spanningsverschillen kan deze draad in gladde of frisé-uitvoering geleverd worden. De opvulling onder het borduurwerk bestond uit opgenaaide dikke draden, in vorm geknipt karton of verlijmde plantaardige vezels. Bij de opvulling van grotere vlakken werd de metaaldraad verspringend vastgehecht. Met de hechtdraad kon dan een patroon worden gecreëerd, bijvoor-beeld een ruit of een zigzag. Dikkere, getwijnde draden werden vaak gebruikt als afzetting van hoogliggend borduurwerk. Cantille, een spiraal van metaalstrip zonder zijden kern waar de borduurder zelf een zijden draad door rijgt, levert een geribbeld effect op. Het werd vaak gebruikt voor de opvulling van smalle vlakken zoals letters. Vlak goudstrip zonder zijden kern is zeer kwetsbaar en werd daarom spaarzaam toegepast. Het was vooral geschikt om hoogglanzende details te

cre-46 | Goud, zilver & zijde 13  Het Lam Gods op het  boek met de zeven zegels.  Detail van een kazuifel uit  1855. Het kruis met een  vaantje staat symbool voor  de overwinning. Leiden,  Hartebrugkerk.

eren. Pailletten werden veelvuldig aangebracht, bijvoorbeeld om de nerf van een blad te accentueren. Typerend voor het negentiende-eeuwse goudborduurwerk is het gebruik van geslagen plaatjes metaal. Het gaat hier om kleine, herhaalbare onderdelen als druiven (in een paar verschillende formaten), graankorrels, kleine siermotieven en onderdelen van veel gebruikte motieven, zoals de poten en kop van het Lam Gods.

Borduurwerk werd in deze periode vrijwel altijd aangebracht binnen het kader van het kruis en de kolommen van kazuifel en dalmatiek, of op de aurifriezen en het schild van de koorkap. De omliggende stof is zelden geborduurd. Waarschijn-lijk kwam deze overvloedige decoratie alleen voor bij kostbare, meestal buiten-landse stukken. De voor de decoratie gebruikte motieven zijn onderling goed vergelijkbaar. Plantenranken, bloemen en vruchten vormen de hoofdmoot. Soms hebben deze een symbolische betekenis, zoals rozen en lelies, druiventrossen en korenaren, maar er werden ook motieven toegepast zonder enige kerkelijke betekenis, zoals allerlei ongedefinieerde bloemen en fruitcomposities. De belang-rijkste decoraties, zowel bij de geweven als bij de geborduurde werken, bevinden zich centraal op het kazuifelkruis of op het schild van de koorkap. Aan dit bor-duurwerk is de meeste aandacht besteed en hierbij kwam de vaardigheid van de borduurwerker het beste tot uiting.

Een van de populairste centrale motieven was het Lam Gods (afb. 12). De basis van deze afbeelding is een boek, liggend met de snede naar voren en geslo-ten met zeven afhangende zegels. Hierop is een kruis gelegd, waarop met de kop naar links een gestorven lam. De afbeelding is gebaseerd op de Apocalyps of Openbaring van Johannes. In dit Bijbelboek staat het geofferde lam symbool voor Christus, het boek met de zeven zegels bevat de goddelijke geheimen, 12  Goudborduurwerk, ca.  1850. Afgebeeld is het Lam  Gods, liggend op het boek  met de zeven zegels. Dit was  een van de meest populaire  decoraties van kazuifels in  de periode van de neobarok.  Heemskerk, Sint-Lauren-tiuskerk.

47 | opkomSt van de paramenten nijverheid en de neoBarok 1800–1860 alleen te openbaren door Christus. Het was vóór 1800 een tamelijk zeldzame manier om het offer van Christus te verbeelden, maar in de negentiende eeuw werd het als symbool erg populair. Het geborduurde ornament is in heel West-Europa vrijwel identiek van uitvoering. De onder het lijf gevou-wen poten en de kop van het lam bestaan uit in vorm geslagen plaatjes metaal. Het lijf is zonder uitzondering gemaakt van cantille met een hoekige spiraalvorm, dat in de vorm van krulletjes is neergelegd. Van dit ornament moeten honderden, wellicht duizenden exemplaren gemaakt zijn. Een enkele keer is het lam triomfantelijk afgebeeld, dat wil zeggen levend, het kruis opgeheven met een eraan bevestigd wapperend vaantje (afb. 13). Het accent ligt dan vooral op de opstanding, niet op de opoffering.

Andere populaire motieven zijn het hart van Christus en een combina-tie van de harten van Christus en Maria (afb. 14). Paramenten met deze decoraties moeten eveneens in elke parochiekerk aanwezig zijn geweest. In de negentiende eeuw werd de aanbidding van het Heilig Hart van Jezus, aanvankelijk een elitaire aangelegenheid, zeer gestimuleerd.91 Vooral de jezuïeten werkten mee aan de verbreiding van deze mystieke aanbidding, als tegenwicht tegen de rationalisering. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de oprichting van een aan het Heilig Hart van Jezus gewijde broederschap bij de jezuïeten in Amsterdam in 1834.92 Paus Pius ix (1846–1878) moedigde de beweging aan, onder meer door de instelling van het Heilig Hart Feest voor de gehele kerk (1856). Een hoogtepunt van deze beweging was de bouw van de Sacré-Coeur in Parijs in 1876. Ook de verering van Maria nam sterk toe in de negentiende eeuw.93 De eerste beweging die de harten van Christus én Maria aanbad, werd al in 1800 in Frankrijk opgericht. Vooral in het midden van de negentiende eeuw nam het aantal aan Maria gewijde bewegingen enorm toe. Dit culmineerde in 1854 tot de verheffing van de onbevlekte ontvangenis van Maria tot dogma. Deze ontwikkelingen in het geloof zijn af te lezen aan de populariteit van bepaalde motieven in de kunst, in dit geval van de harten van Christus en Maria, zoals gebruikt voor de decoratie van paramenten. De uitbeelding van de harten is zeer vergelijkbaar. Het hart van Christus wordt altijd omvat door een doornenkroon. Aan de bovenzijde ontspringen vlammen, soms is een kruis toegevoegd. Het hart van Maria wordt omvat door een bloemenkrans. Aan haar hart ontspringen aan de bovenzijde bloemen of een lelie. Soms wordt haar hart doorboord met een zwaard om haar smarten weer te geven.

Een ander populair motief is de pelikaan (afb. 15), opnieuw een symbool voor het offer van Christus. Het is gebaseerd op de oude legende die verhaalt dat deze vogel haar jongen voedt met bloed uit haar eigen borst. Ook het motief van de Heilige Geest in de vorm van een duif en het monogram ihS — de afkorting van de naam Ihesus (Jezus) — zijn vaak op paramenten afgebeeld. Al deze symbolen zijn van stralenkransen voorzien, meestal gevormd door pailletten. De afbeeldingen zijn niet verbonden aan een bepaalde periode van het kerkelijk jaar; ze worden gevonden op paramenten van alle liturgische kleuren.

14  De harten van Christus  en Maria. Detail van een  koorkap van F. Stoltzenberg,  1847. Deze afbeelding was  halverwege de negentiende  eeuw zeer populair. Den  Dungen, Sint-Jacobus de  Meerderekerk.  15  De pelikaan die haar  jongen voedt met haar  eigen bloed. Detail van  een koorkap uit 1855. Deze  afbeelding symboliseert  de eucharistie. Leiden,  Hartebrugkerk.

48 | Goud, zilver & zijde

Oorsprong van de paramentennijverheid en bijzondere kenmerken