• No results found

Interventies gericht op het vergroten van onvoorwaardelijke materiële kosten

5 Effectevaluaties van bestaande projecten ter preventie van (recidive) van crimineel gedrag binnen de beleidslijn “Grenzen stellen”

5.3 Interventies gericht op het vergroten van onvoorwaardelijke materiële kosten

overi-ge twee categorieën (reduce provocations en remove excuses) worden niet ver-der besproken gezien ze bij geen van de drie aspecten die binnen de beleidslijn “Grenzen stellen” worden behandeld rechtstreeks aansluiten.

5.3 Interventies gericht op het vergroten van onvoorwaardelijke materiële kosten

Binnen deze paragraaf zullen effectevaluaties besproken worden van interven-ties met als doel de onvoorwaardelijke kosten te vergroten. Zoals reeds gezegd, zullen we deze categorie in ruime zin opvatten en ook maatregelen gericht op het bemoeilijken van delinquent gedrag in de bespreking meenemen. Drie technieken zullen op hun effect geëvalueerd worden: ‘target hardening’, ‘street closures’ en de invoering van de avondklok. Andere, eveneens relevante, maar niet in onderzoek geëvalueerde technieken worden kort vermeld.

5.3.1 Target hardening

De achterliggende idee van ‘target hardening’ (letterlijk vertaald ‘bemoeilijken van het doel’) is dat door eigendommen of goederen (huizen, appartementen, banken, winkels, auto’s, kluizen etc.) beter te beveiligen, deze minder makkelijk het doelwit zullen zijn van criminelen. Immers, als een huis beter beveiligd is, zal een potentiële inbreker meer moeite moeten doen om het juiste materiaal te vinden en te kopen dat de beveiliging kan doorbreken, waardoor die mogelijk van de inbraak afziet. Target hardening kan als primaire preventiestrategie ge-bruikt worden, dit wil zeggen het kan gericht zijn op het reduceren van crimina-liteit in de algemene, totale populatie, maar ook als secundaire preventiestrategie, wanneer men bijvoorbeeld in risicobuurten met veel criminaliteit extra aan-dacht schenkt aan de beveiliging van eigendommen.

Betere/veiligere sloten, deuren en ramen in een woonwijk

In een meta-analyse van Eck (2002) over de preventie van criminaliteit op plaat-sen (‘residential settings’, ‘commercial settings’, ‘transport settings’ en ‘public settings’) wordt onder meer het gebruik van target hardening als preventiestra-tegie geëvalueerd. Eck betrekt twee studies in zijn meta-analyse die het effect van betere/veiligere sloten, ramen en deuren in Engelse woonwijken evalueren. Beide studies zijn afkomstig van Tilley en Webb (1994) en hebben een score van 3 op de Maryland Scientific Method Scale (voor- en nameting van criminaliteit in een experimentele en controleconditie). In de eerste studie in Birmingham werd een daling van 59% vastgesteld wat betreft de inbraken na de verbeterde beveiliging van deuren en ramen. In de tweede studie (Groot-Brittannië) was er een daling van 90% in de experimentele conditie in vergelijking met een con-troleconditie. Verplaatsingseffecten werden in deze studies niet nagegaan. Eck verwijst naar een evaluatiestudie van Allat (1984) waarbij wel aandacht uitgaat naar de mogelijkheid van verplaatsingseffecten naar omliggende wijken na een verbeterde beveiliging van huizen in een bepaalde woonwijk. Ze voerde daartoe een voor- en nameting uit in de experimentele woonwijk, een nabijgelegen con-trolewoonwijk en een veraf gelegen woonwijk. Eén jaar na de verbetering van de beveiliging stelde ze een stijging van 9% van de inbraken in de experimentele

wijk, een stijging van 86% in de nabijgelegen controlewijk en een stijging van 76% in de verafgelegen controlewijk. Hieruit concludeerde ze dat mogelijk een verplaatsingseffect was opgetreden, maar dat het beperkt was in verhouding tot het globale positieve effect op de doelwoonwijk. Eck besluit op grond van de besproken studies dat target hardening effectief lijkt ter preventie van inbraken in huizen. Echter, aangezien er maar twee evaluatiestudies werden gevonden, besluit hij dat het voorbarig is om conclusies te formuleren (classificatie ‘effecti-viteit ongekend’).

Kogelvrije ruiten in banken en postkantoren

In ‘Geweld verslagen’, een studie naar de preventie van geweld in het publieke en semi-publieke domein (van der Knaap, Nijssen & Bogaerts, 2006) worden de effecten van kogelvrije ruiten bij loketten in banken en postkantoren geëvalu-eerd. Van der Knaap et al. betrekken twee onderzoeksstudies in hun evaluatie. Uit een onderzoekstudie van Grandjean (1990) blijkt dat bij meer dan 300 Zwit-serse banken overvallen 52% minder voorkwamen bij banken met kogelvrije be-scherming dan bij banken zonder. Ook Ekblom (1987, 1988) rapporteert dalin-gen van overvallen van 55 tot 65% in Londense postkantoren. Ook na controle voor verplaatsingseffecten bleef de daling staande. Aangezien echter de metho-dologische kwaliteit van de studie van Grandjean te zwak was (SMS-score 2) en in de studie van Ekblom (SMS-score 3) geen significantietests werden gedaan, besluiten van der Knaap et al. dat er geen conclusies te trekken zijn over de ef-fectiviteit van kogelvrij glas in banken en postkantoren (classifcatie ‘efef-fectiviteit ongekend’).

5.3.2 Sreet closures

Uit onderzoek blijkt dat gebieden die gemakkelijk toegankelijk zijn vaker het doelwit zijn van criminelen dan gebieden waar de indeling of opbouw van de straten de toegang bemoeilijkt (e.g. Wagner, 1997). Door het verkeer om te leiden of bepaalde straten ontoegankelijk te maken voor verkeer wil men dan ook de criminaliteit beperken. Eck (2002) suggereert daarbij dat het feit dat daders moeilijker kunnen vluchten in afgesloten woonbuurten een werkzaam mechanisme kan zijn van ‘street closures’.

Eck (2002) voerde een meta-analyse uit met betrekking tot de effectiviteit van het afsluiten van straten op criminaliteit. Hij vond vijf onderzoeksstudies uit de Verenigde Staten die hierover rapporteerden (twee met SMS-score 2 en drie met SMS-score 3). Ter illustratie beschrijven we kort een onderzoek van Newman (1996) in Dayton, Ohio. In een groot woongebied met ongeveer 2000 huizen werd een aantal straten afgesloten zodat kleinere wijken ontstonden en je niet langer rechtstreeks door het woongebied kon rijden. Er werd een daling van de totale criminaliteit in het woongebied met 26% vastgesteld en een daling van 50% van de geweldsdelicten. Er werden geen significantietests uitgevoerd. Uit een vragenlijst afgenomen van de bewoners van het woongebied bleek dat meer dan de helft de indruk had dat de criminaliteit was gedaald. Ten slotte rappor-teert Newman dat de waarde van de huizen in het woongebied steeg. Eck besluit op grond van deze en de andere studies dat het afsluiten van straten een

5.3.3 Invoering avondklok

Het invoeren van een avondklok voor jongeren als manier om criminaliteit te voorkomen is een maatregel die meer en meer aan populariteit wint, voorname-lijk in de Verenigde Staten (Fried, 2001). De motivatie voor een dergevoorname-lijke maat-regel is dat een avondklok de opportuniteit beperkt voor jongeren om illegale activiteiten te plegen door de tijd die jongeren in de late uren op straat door-brengen zonder begeleiding te reduceren (Reynolds, Seydlitz, & Jenkins, 2000). Ook wordt verondersteld dat de invoering van een avondklok voor jongeren de kans om slachtoffer te worden van criminaliteit reduceert (Fried, 2001; Adams, 2003). Adams (2003) haalt verder de mogelijkheid aan dat de invoering van de avondklok voor jongeren ouders weer op hun verantwoordelijkheid en de nood aan supervisie van hun tiener wijst, en veronderstelt zelfs dat ze een sterkere gezinscohesie zou kunnen bewerkstelligen. De publieke opinie steunt deze maatregel, zo blijkt uit een telefonische enquête van Reynolds, Thayer en Reufle (1996): in New Orleans zijn 81% van de ouders en 76% van de geïnterviewde tieners ervan overtuigd dat een avondklok effectief is in het reduceren van criminaliteit in hun stad. Of dat ook zo is, bekijkt Adams in een systematische review, die hij uitvoerde in opdracht van de Campbell Collaboration Crime and Justice Group. In deze review betrekt hij enkel studies die minimum een voor-en nameting hebbvoor-en uitgevoerd van de uitkomstvariabelvoor-en ‘publiek onveilig-heidsgevoel’, officiële registraties van crimineel gedrag en officiële slachtoffer-registraties, en ook statistische vergelijkingen (mogelijk) maken van de voor- en nameting. Uiteindelijk vindt hij tien evaluatiestudies die aan de genoemde criteria voldoen, allen uit de Verenigde Staten. Het gebruikte methodologisch onderzoeksdesign in de meeste effectstudies is evenwel zwak te noemen: er was geen sprake van randomisering en ook een (vergelijkbare) controlegroep ont-brak. De conclusies die volgen uit dergelijke evaluatiestudies dienen dan ook met voorzichtigheid te worden gelezen. Adams besluit, na review van de tien effectstudies, dat geen steun wordt gevonden voor de hypothese dat de invoe-ring van een avondklok voor jongeren de criminaliteit doet dalen of het aantal jonge slachtoffers van criminaliteit vermindert. De studies laten consistent zien dat er geen verandering is met betrekking tot de criminaliteit voor en na de in-voering van de avondklok. Als er toch een verandering wordt vastgesteld, gaat het bijna even vaak om een stijging als om een daling van criminaliteit. Deze laatste, tegenintuïtieve bevinding komt mogelijk voort uit een toevallige fout, een onderliggende derde variabele (‘spirous correlation’) of proactief politiewerk dat leidt tot meer aanhoudingen, aldus Adams. Met betrekking tot een verplaat-singseffect is er weinig consistentie. Op basis van Adams’ systematische review kunnen we concluderen dat de invoering van de avondklok niet effectief is in het verminderen van criminaliteit. Ook Howell (2003) besluit op basis van een review van interventies met betrekking tot jonge delinquenten, dat de invoering van de avondklok geen effectieve manier is om de jeugdcriminaliteit te vermin-deren. Reynolds et al. (2000) reiken echter beperkte evidentie aan dat onder bepaalde omstandigheden (invoering gedurende korte termijn, zeer intensief en gelimiteerd in ruimte) het gebruik van de avondklok wel effect zou kunnen sor-teren. Deze optie verdient het om verder onderzocht te worden.

5.3.4 Overige niet-geëvalueerde situationele preventietechnieken

Overige manieren om de inspanning voor het stellen van delinquent gedrag te vergroten, ons aangereikt door Cornish en Clarke, zijn het controleren van in-gangen tot bepaalde faciliteiten (vb. enkel toegang met een elektronische kaart), het screenen van uitgangen en de beschikbaarheid van wapens of gereedschap bemoeilijken (vb. het verplicht maken van een wapenvergunning, het verbod op verkoop van graffiti-spuitbussen aan minderjarigen). Hoewel niet strikt in een van de categorieën onder te brengen zijn ook het verbod op verkoop van alco- hol en drugs aan minderjarigen, het verbod op bendevorming en het plaatsen van paaltjes waar men niet mag parkeren voorbeelden van wettelijke ingrepen/ maatregelen die delinquent gedrag moeten bemoeilijken. Hierbij dient evenwel opgemerkt dat een verbod pas effectief is als er ook controle is op de naleving ervan.

5.4 Interventies gericht op het reduceren van onvoorwaardelijke materiële