• No results found

Het nemen van initiatief begint met intrinsieke motivatie

Het ondernemen van een initiatief hangt samen met de intrinsieke motivatie. Uit het Europese Eu- robarometer-onderzoek blijkt de morele verplichting om verantwoordelijk te zijn voor natuur door veel Nederlanders wordt onderkend en de belangrijkste reden te zijn voor betrokkenheid bij het beschermen van de natuur (Buijs et al., 2017). Steenbekkers & van den Broek (2014) benadrukken dat mensen die zich interesseren voor de natuur eerder in actie zullen komen om daadwerkelijk iets voor deze natuur te doen. Een ander motief is dat mensen steeds vaker het belang van biodiversiteit erkennen voor ons bestaan, zo hangt de voorziening van voedsel, brandstof en medicijnen vaak samen met biodiversiteit. Andere motieven om biodiversiteit te beschermen zijn gericht op gezond- heid en welzijn, klimaat en economische ontwikkeling. Het belang van deze motieven is ook sterk gestegen gedurende het afgelopen decennium (Buijs et al., 2017). Het is gebleken dat veel burger- initiatieven starten door personen met een persoonlijke passie en kennis van het onderwerp. Een externe ontwikkeling (bijvoorbeeld als een gemeente aangeeft minder aan onderhoud te gaan doen) kan voor initiatiefnemers de aanleiding vormen om zich sterk te maken voor behoud en realisatie van stedelijk groen (Aalbers et al., 2018; Vullings et al., 2018). Initiatiefnemers vergaren vaak een groepje van medestanders om zich heen die ongeveer hetzelfde doel hebben en gezamenlijk het project tot een succes kunnen maken. Problemen kunnen daarentegen ontstaan wanneer initiatief- nemers binnen een groep niet altijd vanuit dezelfde intrinsieke motivatie, dezelfde waarden en drijf- veren opereren (Aalbers et al., 2013).

Vaardigheden en netwerken van initiatiefnemers en kennis een belangrijke rol bij burger- initiatieven

Om groene burgerinitiatieven te doen slagen moeten betrokkenen samen over veel vaardigheden beschikken: organiseren, netwerken, leiderschap. Ook sfeer en dezelfde doelen nastreven zijn sleu- telfactoren (Aalbers et al., 2018). Van Dam et al. (2016) benoemen dat de beschikking over ver- schillende vormen van kapitaal, namelijk sociaal (netwerk), menselijk (talent, organisatievermogen en ervaring) en informationeel (kennis), een centrale rol spelen in de ontwikkeling van een groen burgerinitiatief. Dit komt ook terug in een case-studie van Buizer (2008), waarin wordt benadrukt dat dit sociaal kapitaal een belangrijke rol speelt op het interpersoonlijke, relationele niveau. Hassink et al. (2016) laten in een vijftal case-studies zien dat burgerinitiatieven waarin de betrokken mensen over de juiste vaardigheden beschikken er beter in slagen om een goede relatie op te bouwen met de lokale gemeente. De Wilde et al. (2014) concluderen dat het vooral groepen hoogopgeleiden zijn die productieve relaties met overheden ontwikkelen.

In algemene zin is er in Nederland al het een en ander geschreven rondom de rol van sociaal-cultureel kapitaal in het ontstaan van burgerinitiatieven en in het succes van deze initiatieven (WRR, 2012; De Wilde et al., 2014; Tonkens et al., 2013; Van de Wijdeven et al., 2013; Van der Steen et al., 2014). Deze studies hebben niet of nauwelijks betrekking op groen, maar zij laten wel zien dat er duidelijke verschillen zijn in vaardigheden tussen burgers, hetgeen kan bepalen of deze burgers in

actie komen en hoe succesvol zij daarin zijn. Een boodschap van de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR, 2012) is dat burgers niet alleen uitgedaagd moeten worden om iets in het publieke domein te doen. Er is ook toerusting nodig zoals kennis, daadkracht en vaardigheden. Deze toerusting is niet gelijk verdeeld onder burgers, en ook niet alle burgers voelen zich evenveel uitge- daagd en komen daarom niet in actie. Anderen komen wel in actie of zouden dat wel willen, maar hebben niet genoeg toerusting. Als we specifiek naar de literatuur (Steenbekkers & Van den Broek, 2014) rondom groene burgerinitiatieven kijken, dan is het beeld enigszins vergelijkbaar: ook hier worden verschillen tussen burgers en gemeenschappen benoemd als het gaat om de aanwezigheid van diverse vormen van kapitaal en de mogelijkheden om succesvol actief te zijn in het publieke groene domein. Steenbekkers & Van den Broek (2014) benadrukken dat mensen sociaal-kapitaal nodig hebben om in het groen actief te worden.

Naast vaardigheden is ook kennis een belangrijke factor bij het slagen van een burgerinitiatief. Uit een onderzoek naar groene burgerinitiatieven in vier gemeenten (Vullings et al., 2018) blijkt dat de burgers bij burgerinitiatieven allemaal gebruik maken van meerdere typen kennis (ecologische ken- nis, overige groene kennis, proceskennis, juridische kennis, kennis over subsidie en overige kennis). De kennis wordt geleverd door medewerkers van gemeenten, externe en eigen expertise, en door overige experts.

Al met al zijn voor het realiseren van groene burgerinitiatieven netwerkvaardigheden en contacten met overheden en/of faciliterende/ondersteunende NGO’s van groot belang (Van Dam et al., 2016). In lijn met onderzoek naar burgerinitiatieven in het algemeen is het daardoor niet onwaarschijnlijk dat ook in het groene domein professionals en/of hoger opgeleiden een betere toegang hebben tot instituties. Zoals beschreven in hoofdstuk 4 zien we dat initiatiefnemers vaak tot een bepaalde soci- aaleconomische klasse behoren, namelijk die van hoogopgeleide burgers van middelbare leeftijd en dat sommige sociale groepen ondervertegenwoordigd zijn. Dit zou erop kunnen wijzen dat een focus van de overheid op het stimuleren van groene burgerinitiatieven slechts bij een bepaalde groep gehoor krijgt en er geen recht wordt gedaan aan de diversiteit in natuurbeelden en wensen die er onder de bevolking zijn ten aanzien van natuur. Dit kan de legitimiteit ondermijnen en daarnaast leiden tot het zogenoemde ‘Mattheüs-effect’, dat wil zeggen dat sterke sociale groepen wel in staat zijn om de gevolgen van een terugtredende overheid op te vangen en sociaal kwetsbare groepen niet. In gebieden waar groene burgerinitiatieven niet van de grond komen, zal nader onderzocht kunnen worden wat er nodig is om burgers te stimuleren om een initiatief te starten of eraan deel te nemen.

Sleutelfiguren en gemeenschapscultuur van belang voor ontstaan initiatief

Diverse studies benadrukken de rol van zogenoemde ‘sleutelfiguren’, veelal mensen met een groot bestuurlijk en/of sociaal netwerk, voor het ontstaan van initiatieven (Salverda et al., 2012; Van Dam et al., 2016). Het gaat niet alleen om de aanwezigheid van zogenoemd sociaal kapitaal, maar ook om specifieke mensen die in staat zijn om sociaal kapitaal te creëren en te mobiliseren (Salverda et al., 2012). Het daarbij behorende risico is dat burgerinitiatieven kunnen wegvallen wanneer derge- lijke sleutelfiguren niet meer actief zijn, iets dat door sommige betrokken burgers ook als een reëel gevaar voor het voortbestaan van hun burgerinitiatief wordt gezien (Mattijssen et al., 2015). Naast sleutelfiguren kunnen bestaande sociale netwerken en een ‘gemeenschapscultuur’ ook een belang- rijke rol spelen in het ontstaan van groene initiatieven (De Groot et al., 2012). De bestaande sociale cohesie in een buurt of regio kan als katalysator werken voor het ontstaan van groene burgerinitia- tieven (Van Dam et al., 2016).

Hulpbronnen zoals geld, vrijwilligers en grond belangrijk voor het slagen van een initiatief Het mobiliseren van voldoende financiële hulpbronnen is van groot belang om de ideeën van initia- tiefnemers uit te voeren. Overheden zijn de belangrijkste financiers van initiatieven (Mattijssen et al., 2015). Het grote belang van overheidsnetwerken en subsidies kan als gevoelig punt voor groene

burgerinitiatieven worden beschouwd. In een studie van Mattijssen et al. (2015) worden teruglo- pende financieringsbronnen vanuit het groene domein (en ook welzijnsbeleid) gezien als grote be- dreiging voor de continuïteit. Echter, recent onderzoek toont aan dat burgers bij groene burgerinitiatieven creatief zijn in het werven van fondsen en vaak meerdere inkomstenbronnen heb- ben, zoals subsidies en crowdfunding (Bouwma et al., 2018; Sanders et al., 2018). Crowdfunding is een relatief nieuwe manier om natuurprojecten te financieren. Zo biedt het platform ‘Voor je Buurt’ sinds 2013 natuurgerelateerde initiatieven de mogelijkheid om een crowdfundingcampagne te star- ten. In 2014 werd ook het platform Crowdfunding voor natuur gelanceerd, een initiatief van IVN, Landschappen NL en Innovatie Agro & Natuur in samenwerking met Nationaal Groenfonds en Voor je Buurt. In de afgelopen vier jaar zijn er in totaal 95 campagnes van Nederlandse groene initiatieven gestart op de crowdfundingplatforms en daarbij is een duidelijke stijgende lijn te zien in aantallen campagnes tussen 2013 en 2018. Inmiddels zijn 86 campagnes succesvol gerealiseerd dankzij een donatie van ruim een half miljoen euro door ruim 7000 donateurs (Sanders et al., 2018). Overheden kunnen een aanjagende rol spelen in de financiering van maatschappelijke initiatieven. Bouwma et al. (2018) toont aan dat crowdfunding succesvoller is als er een startkapitaal is in de vorm van bijvoorbeeld een overheidssubsidie, omdat startkapitaal kan helpen om de gepercipieerde betrouw- baarheid van een project te vergroten. Maar het mechanisme werkt ook andersom: succesvolle crowdfunding is voor de overheid een reden om daar ook subsidie aan te koppelen. Het matchen van overheidsgeld aan crowdfunding is voor sommige provincies dan ook een manier om de energie van de samenleving te voeden. Zo hebben Noord-Holland, Zuid-Holland en Noord-Brabant bijvoorbeeld een verdubbelingsprogramma (Sanders et al., 2018).

Naast financiën, is de beschikbaarheid van voldoende sociaal kapitaal, veelal in de vorm van vrijwil- ligers, ook van belang voor het (op lange termijn) slagen van groene burgerinitiatieven. Onvoldoende vrijwilligers en het dynamische karakter van burgerinitiatieven leidt bij beleidsmakers en de deelne- mers echter soms tot zorgen rondom de continuïteit van activiteiten die burgerinitiatieven uitvoeren. Veel initiatiefnemers geven dan ook aan dat zij onzeker zijn over de toekomst (Mattijssen et al., 2015).

Ook het verkrijgen van grond is belangrijk om een initiatief te kunnen realiseren (Mattijssen et al., 2015; Salverda et al., 2016). De betrokkenheid van provincies en gemeenten bij initiatieven kan hier bevorderlijk voor zijn. Zo stelt de provincie Flevoland grond beschikbaar die de provincie eerder had bestemd voor realisatie van de voormalige robuuste verbindingszone Oostvaarderswold. Overheden zijn vaak een belangrijke financier van initiatieven en eigenaar van de grond. Er zijn ook initiatieven die ontstaan op terreinen die voor een bepaalde periode braak liggen en waaraan door omwonenden een groene invulling wordt gegeven, zoals een moestuin, speelnatuur, bloemrijke speelweide of fruit- gaard (Mattijssen et al., 2015).

Op de lange termijn maken burgers van groene burgerinitiatieven zich vooral zorgen over financiën en mankracht. Maar door institutionalisering van initiatieven kan de beschikbaarheid van middelen, en daarmee de continuïteit van een initiatief, toenemen (Sanders et al, 2018). Ook terreinbeherende organisaties zoals Natuurmonumenten, die meer dan 100.000 ha natuur beheert, zijn immers ont- staan uit een burgerinitiatief. Echter, niet alle initiatieven hebben de ambitie of de capaciteit om zich te professionaliseren.

Samenwerking met intermediaire maatschappelijke organisaties

Diverse studies benadrukken het belang van intermediaire organisaties die een belangrijke rol spelen in het ondersteunen van innovatieve initiatieven (Hamers, 2016; Overbeek et al., 2015). Natuuror- ganisaties spelen van oudsher een belangrijke rol in, met ondersteuning van de overheidsmiddelen, het realiseren van publieke taken. Nu ondersteunen deze natuurorganisaties (en nieuwe intermedi- airs) steeds vaker private initiatieven en vormen zij een spin in het web in het mobiliseren van (lokale) actoren. Voorbeelden van dergelijke intermediairs zijn de Natuur en Milieufederaties, regio- naal IVN, provinciale Landschappen, Landschapsbeheer, Natuurmonumenten, SBB, IVN en KNNV. Zij

reiken de benodigde kennis en/of hulpmiddelen aan en zetten ervaring in om maatschappelijke ini- tiatieven te ondersteunen. Dergelijke organisaties kunnen daarmee ook een brugfunctie vormen tus- sen het realiseren van doelen die door maatschappelijke actoren zelf zijn gesteld en natuurdoelen vanuit de overheid (Van Dam et al., 2016; Geerling-Eiff & Terluin, 2016). Binnen deze organisaties heeft dit veelal geleid tot een verandering in strategieën, onder andere meer doelgroepgericht wer- ken en denken, meer richten op experimenteren en adviseren, en het organiseren van stakeholders en lokale commitment (Overbeek et al., 2015).

Contextuele factoren