• No results found

II Ecologische effecten van circulair werken en duurzaam produceren

Opties voor een circulaire economie

In deze paragraaf wordt beschreven wat er met een circulaire economie zou kunnen worden bereikt. Onder het begrip circulair vallen meerdere concrete opties. Centraal bij circulair werken staat het efficiënter met grondstoffen omgaan, door bijvoorbeeld hergebruik en recycling van materialen. Daardoor zijn minder grondstoffen nodig (efficiency), die dan het liefst hernieuwbaar zijn (bio-based) en op verantwoorde wijze worden geproduceerd (sustainable). Circulair werken komt vooral voor in grondstofverwerkende sectoren en dan met name in de hout-, bouw- en papiersectoren (tabel 5.1);

duurzame productie van biotische grondstoffen komt met name in grondgebonden sectoren voor (landbouw en bosbouw).

Beleidsdoelen voor de circulaire economie zijn geformuleerd in het Grondstoffenakkoord (Min IenM 2017). Daarbij ligt het accent op het verminderen van het verbruik aan primaire grondstoffen en op innovatiestappen voor de transitie naar een circulaire economie. Bedrijven, overheden en kennisin- stellingen die actief zijn met circulair werken en biobased producten, groeien snel in aantal (van ongeveer 950 in 2014 naar ruim 1100 in 2015). Een monitoringssysteem waarmee de resultaten en bijdragen aan de beleidsdoelen in beeld kunnen worden gebracht is nog in ontwikkeling (Potting et

al., 2018). Over de resultaten van de inzet van bedrijven op een circulair economie werken is mede

daardoor nog niet veel bekend. Hieronder worden een aantal manieren geschetst waarop potentiele biodiversiteitswinst kan ontstaan.

Potentiele winst van circulaire economie ligt op verschillende schaalniveaus

De drie beschreven opties leiden op verschillende manieren tot potentiele winst voor natuur en bio- diversiteit. Die winst ligt op verschillende schaalniveaus, zoals op die van het product zelf, op de herkomstgebieden van grondstoffen, en op wereldwijde verschuivingen in vraag en aanbod van grondstoffen. Om de resultaten van circulaire activiteiten voor biodiversiteit en natuur aan te kunnen geven moeten de verschillende opties dan ook in onderlinge samenhang worden bekeken. De vol- gende voorbeelden gaan daar meer concreet op in.

Winst van circulaire productinnovatie

Technische innovatie voor circulair gebruik van grondstoffen richt zich op efficiënter produceren, hergebruiken en recycling. De potentiele milieuwinst van alternatieve en meer circulaire productie- methoden kan in beeld gebracht worden met integrale productvergelijkingen gebaseerd op LCA- analyses (Ganzevles et al., 2018). In de bouwsector wordt bijvoorbeeld houtskeletbouw als klimaat- vriendelijker alternatief voor zwaardere betonconstructies gepresenteerd, waarbij dus ook gebruik wordt gemaakt van een hernieuwbare biotische grondstof (W/E Adviseurs 2016). Door circulair met grondstoffen om te gaan zal de behoefte aan primaire grondstoffen niet helemaal verdwijnen, dus het is zaak dat de benodigde grondstoffen op een verantwoorde en duurzame manier worden gepro- duceerd. In duurzaam beheerde bossen wordt hout geproduceerd op een manier waarbij geen on- gewenste impacts optreden (zoals ontbossing) en waarbij rekening wordt gehouden met aanwezige waardevolle natuur. Zo levert het gebruik van hout in de bouw niet alleen relatief minder broeikas- gasemissies op (vergeleken met beton en aluminium), maar daarnaast draagt hout uit duurzaam beheerde bossen ook bij aan behoud van bos, inclusief de daarin aanwezige koolstof en biodiversiteit.

Meer inzet van biomassa als grondstof verhoogt het landgebruik

Naast circulair grondstofgebruik wordt er onder de noemer ‘circulair economie’ ook ingezet op het vervangen van fossiele grondstoffen door hernieuwbare grondstoffen. Dat kan zoals hierboven be- schreven bijdragen aan minder broeikasgasemissies, maar het gebruik van biomassa als alternatief voor niet-hernieuwbare grondstof leidt ook tot meer inzet van land voor productiedoelen. Bij het stimuleren van de inzet van biomassa is het daarom cruciaal dat er alleen gebruik gemaakt wordt van grondstoffen die onder scherpe duurzaamheidsvoorwaarden zijn geproduceerd, die het gebruik van voedselgewassen en gebieden met hoge natuurwaarden uitsluiten (Dornburg et al., 2008; Ros et al., 2010).

Het benodigde areaal om bijvoorbeeld de Europese doelstellingen voor bijmenging van brandstoffen te realiseren is niet eenvoudig te vinden als daarbij als eis geldt dat enerzijds de voedselvoorziening en anderzijds de nog natuurlijke gebieden worden ontzien (Eickhout et al., 2008). Bij deze verschui- ving van fossiele brandstoffen naar biomassa is dus geen sprake van directe biodiversiteitswinst. De negatieve effecten van meer landgebruik wegen pas op lange termijn op tegen de positieve effecten van verminderde klimaatverandering (van Oorschot et al., 2010). Uitbreiding van productieareaal speelt ook bij de inzet van biomassa voor het maken van (bio-based) plastics (Overbeek et al.,

2017b). Het gebruik van meer biomassa leidt onherroepelijk tot meer landgebruik. In Nederland is te weinig cultuurgrond beschikbaar om de benodigde biomassa voor het vervangen van fossiele plas- tics te kunnen produceren. Daarom is het zaak dat ook voor bio-based plastics ingezet wordt op reststromen. Het gebruik van certificeringsystemen waarbij rekening wordt gehouden met verande- ringen in landgebruik kan hier uitkomst bieden, en hiervoor kunnen aanknopingspunten gevonden bij de duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen. Een belangrijke behoefte is dus dat de duurzaam- heidsclaims van circulaire opties wetenschappelijk beter worden onderbouwd, en dat de potentiele winst met regelgeving en marktstandaarden worden gewaarborgd.

Circulair werken vermindert inzet van primaire grondstof

Circulair werken in grondstofverwerkende sectoren draagt bij aan het verminderen van de behoefte aan primaire grondstoffen (zoals hout en cellulose vezels), die verkregen zijn door exploitatie van (half)natuurlijke bos-ecosystemen. Dat kan leiden tot minder exploitatie van bossen, maar de vraag is of een lagere grondstofbehoefte ook zal leiden tot herstel van bosecosystemen, of dat bossen dan voor andere doeleinden zoals agrarisch gebruik zullen worden ingezet om zo de economische waarde te behouden. Nederlandse houtverwerkende bedrijven die hout importeren hebben nu eenmaal geen directe invloed op het landgebruik in de herkomstgebieden van hun grondstoffen. De potentiele bio- diversiteitswinst door vermeden of verminderd gebruik van half-natuurlijk ecosystemen valt op dit schaalniveau alleen te realiseren door gezamenlijk op te trekken met andere actoren uit productie- gebieden (Scherr & McNeely 2008).

Circulaire opties niet consequent doordacht voor effecten op milieu en natuur

PBL heeft de potentiële milieuwinst van circulaire innovaties onder de loep genomen. Dat betrof de casussen uit het Green Deal programma voor circulaire economie (Ganzevles et al., 2017). Uit de onderzochte casussen komt naar voren dat het meestal onduidelijk is in hoeverre de innovaties leiden tot positieve effecten op economie en milieu. Deels heeft dit te maken met de prilheid van de initia- tieven. In de beginfase van een innovatie treden effecten op economie en milieu nog niet op. Een andere reden is de moeilijkheid om praktijkdata te vergaren. Geconcludeerd werd dat elke bekeken casus voor innovatie de belofte in zich draagt om de economie te vergroenen, maar dat die meestal niet is onderbouwd. In de afspraken ontbreekt aandacht voor het opzetten en uitvoeren van moni- toring van milieueffecten. De partijen zijn daar in de regel niet mee bezig, zij richten zich vooral op de samenwerking en het tot stand brengen van de innovatie. Hetzelfde is aan de orde bij de Green Deals voor biodiversiteit (zie verder paragraaf 5.2.2).

Gebruik van duurzaam geproduceerde grondstoffen

Door circulair met grondstoffen om te gaan zal de behoefte aan primaire grondstoffen niet helemaal verdwijnen. Een belangrijk onderwerp voor circulariteit is dan ook het verantwoord produceren van hernieuwbare grondstoffen, waarbij rekening wordt gehouden met aanwezige waardevolle natuur en ontbossing wordt vermeden. Grondstofverwerkende bedrijven kunnen voor hun behoefte aan ver- antwoord geproduceerde grondstoffen gebruik maken van het marktinstrument certificering. Voor een aantal geïmporteerde hernieuwbare (agro)grondstoffen is het marktaandeel met een duurzaam- heidscertificaat dankzij de gezamenlijke inzet van bedrijven, branche organisaties, maatschappelijke organisaties en de overheid sinds 2000 flink toegenomen (van Oorschot et al., 2013); zie ook figuur 5.3). Op dit vlak waren in eerste instantie NGO’s samen met actieve en pro-actieve bedrijven bezig met verduurzaming, later is de Nederlandse overheid aangehaakt door initiatieven voor duurzame handel samen met het bedrijfsleven op te zetten en te steunen (Van Oorschot et al., 2013).

Figuur 5.3. Het marktaandeel van duurzaam geproduceerde grondstoffen voorzien van een keurmerk en logo neemt toe, zowel bij de finale consumptie (koffie, cacao, vis) als bij de industriële productie (soja, palmolie, hout). Bron: PBL

De sterke stijging in het gebruik van certificering geeft aan dat de in de afgelopen decennia ontwik- kelde marktstandaarden voor duurzame productie breed geaccepteerd worden door consumenten, lokale stakeholders en NGO’s. De brede maatschappelijke steun voor betrouwbare markstandaarden is daarmee een manier waarop bedrijven zich legitimiteit verwerven. Het is niet mogelijk om de ecologische resultaten van het gebruik van dit marktinstrument aan te geven. Een certificaat wordt verkregen als een producent aan kan tonen dat voldaan wordt aan de voorgeschreven principes en criteria. Maar daarbij wordt niet gerapporteerd over wat er precies in de werkwijze is veranderd en wat dat voor meetbare resultaten voor natuur en biodiversiteit oplevert. Ook hier is er in principe veel potentie aanwezig, zoals blijkt uit een schatting van de mogelijke ecologische effecten van duur- zaam bosbeheer (Arts et al., 2017).