• No results found

RELAtIE IN EEN stRooMVERsNELLING

B. Inleiding van de zaak

Art 11. Initiële klachten kunnen zowel telefonisch, als door middel van brief of per e-mail gefor-muleerd worden bij het Contactpunt. De contactpersoon behandelt deze klachten op de wijze, bepaald in art. 13. De taal van de persoon die een klacht indient bepaalt in welke taal de verdere procedure verloopt, dit met inachtneming nochtans van de rechten van de persoon tegen wie de klacht geformuleerd wordt.

Art 12. Een zaak waarin personen, vermeld in art. 7, betrokken zijn, kan schriftelijk rechtstreeks aanhangig gemaakt worden bij de Commissie door:

- elke diocesane bisschop, met dien verstande dat ten aanzien van leden van een reli-gieuze orde, zijn bevoegdheid enkel geldt, mits uit een voorafgaand overleg met de hogere overste van de betrokkene blijkt dat de ten laste gelegde feiten verband houden met een pastorale opdracht die valt onder de bevoegdheid van de diocesane bisschop;

- de hogere overste van de betrokken religieus;

- de persoon die voorhoudt slachtoffer van seksueel misbruik te zijn of in geval van on-bekwaamheid, diens wettelijke vertegenwoordiger, hierna “klager” of “klagende par-tij” genoemd.

- de contactpersoon in de in art. 13 specifiek vermelde gevallen.

C. Behandeling van de zaak

Art 13. De contactpersoon neemt de initiële klacht in ontvangst en staat ter beschikking van de klager of diens vertegenwoordiger voor een oriënterend gesprek.

Het behoort verder tot zijn taak:

- de klager of diens vertegenwoordiger te wijzen op de mogelijke stappen die door de klager kunnen worden gezet, of die zich opdringen, ook in rechte;

- samen met de klager of diens vertegenwoordiger na te gaan welke personen, instan-ties of gespecialiseerde diensten de verzoeker hulp kunnen verstrekken op psycholo-gisch, pastoraal, medisch of juridisch vlak;

- mits kennisgeving aan de Commissie, maatregelen te nemen die zich hoog dringend opdringen, voornamelijk het ter kennis brengen van een officiële vertrouwenscentrum kindermishandeling, wanneer het slachtoffer minderjarig is·, en het informeren van de diocesane bisschop en/of de hogere overste van de persoon tegen wie de klacht is gericht, met het oog op zich opdringende dringende maatregelen;

- desgewenst de klager door te verwijzen naar het taalkundig bevoegde referentieteam.

- De uitoefening door de contactpersoon van een van de twee laatstgenoemde bevoegd-heden maakt de zaak automatisch aanhangig bij de Commissie.

- De contactpersoon brengt regelmatig verslag uit over zijn/haar werkzaamheden aan de Commissie.

Art 14. De Commissie beschikt over de bevoegdheden die ook zijn toegekend aan de contactper-soon. Zij beschikt tevens over specifieke bevoegdheden, hierna vermeld in de art. 15 tot en met 20. Zij kan, binnen het kader van haar bevoegdheden, al wie zij daartoe aangewe-zen acht, horen.

Art 15. De Commissie stelt – eens de zaak bij haar aanhangig is – de diocesane bisschop en indien van toepassing de hogere overste van de betrokken religieus onmiddellijk op de hoogte van de aard van de klacht en de identiteit van de persoon tegen wie die wordt geuit, be-houdens wanneer deze instanties hierover reeds door anderen werden geïnformeerd.

Op het ogenblik dat de Commissie kennis neemt van de zaak, stelt zij drie leden van het taalkundig bevoegd referentieteam aan, die zich gezamenlijk beschikbaar houden voor het behandelen van de klacht en de noden van de verzoeker.

Art 16. In al wat de Commissie doet houdt ze rekening met een eventuele lopende gerechtelijke procedure. In elk geval kan de Commissie, onverminderd art. 13, in elke stand van de pro-cedure aan de diocesane bisschop en/of aan de hogere overste van de betrokkene voorstel-len dringende maatregevoorstel-len te nemen indien geoordeeld wordt dat de aard, de ernst van de feiten of de omstandigheden dit vereisen. Daarenboven, en indien geoordeeld wordt dat uitzonderlijke omstandigheden dit vereisen, kan de Commissie, bij monde van haar voorzitter zelf het gerecht informeren.

Art.17. § 1. De leden van het bevoegd referentieteam, aangeduid om de zaak te behandelen, ne-men binnen de kortst mogelijke termijn kennis van het dossier. Zij horen de betrokkenen en getuigen en kunnen relevante documenten raadplegen.

§ 2. De klagende partij wordt gehoord. Zij wordt bij de aanvang van de zaak nadrukkelijk gewezen op de mogelijkheid om zich te wenden tot het gerecht.

§ 3. Ook de persoon tegen wie klacht is ingediend wordt gehoord, mogelijk vergezeld door zijn vertrouwenspersoon. Hem (haar) wordt gewezen op de verantwoordelijkheid die hij (zij) draagt binnen de kerkgemeenschap en op de mogelijkheid om zich, ook in rechte, te verdedigen.

Art 18. De klagende partij en de persoon tegen wie klacht is ingediend, worden schriftelijk op de hoogte gebracht van het verloop van de zaak. Een eventuele reactie van deze personen wordt bijgehouden.

Art 19. Bij het beëindigen van het onderzoek van de zaak brengen de leden van het referentie-team belast met deze zaak, verslag uit bij de Commissie die alsnog kan oordelen of bijko-mende initiatieven dienen te worden genomen.

Art 20. Bij de definitieve afsluiting van de zaak, wordt na overleg met de betrokkenen, van het geheel van de verrichtingen door het referentieteam een eindnota opgemaakt. Op basis van deze nota brengt de Commissie haar verslag uit aan de diocesane bisschop en/of de hogere overste samen met de eventuele schriftelijke reactie hierop van de betrokken per-sonen, en haar advies over de aard van de te nemen maatregelen.

Art 21 De klagende partij die dat wenst, wordt gehoord door de diocesane bisschop of de hogere overste.

De persoon tegen wie een klacht is ingediend wordt, onverkort eventuele andere bepa-lingen uit het kerkelijk recht, in elk geval gehoord door de diocesane bisschop of door de hogere overste vooraleer een maatregel tegen hem wordt genomen.

Art 22 De diocesane bisschop en/of de hogere overste delen binnen de kortste tijd aan de kla-gende partij en aan de Commissie mee welke maatregelen zij, in opvolging van de klacht, hebben genomen.

Art 23. §1 De Commissie brengt jaarlijks een globaal verslag uit.

§2. De documenten die betrekking hebben met een door de Commissie behandeld zaak, worden bewaard onder de verantwoordelijkheid van de Commissie.

§3. In alle gevallen is de Commissie gehouden de wetgeving met betrekking tot de be-scherming van de privacy in acht te nemen.

3.5 Het werkmodel van de Commissie

De Commissie beschreef een model en een visie van waaruit ze wou werken. We baseren ons hier op het document dat werd afgedrukt in het eindrapport van de Commissie (Peter Adriaenssens, 10 september 2010).

De Commissie wou dat haar handelen zou vertrekken vanuit de positie van het slachtoffer. Inzicht in het impact van seksueel misbruik op jongeren is daarbij essentieel. Zij groeien niet op tot gewone doorsnee burgers. Zij groeien op als overlevers, met buitengewone kracht hebben zij doorgedaan in het leven. Het zijn ongewone competenties. Wie iets voor hen wil doen zal daar rekening mee moeten houden.