• No results found

Hoofdstuk 4 Model van de terbeschikkingstelling

6.3 Metingen aan de verloven

6.3.12 Indicaties voor de verkorting van de behandelduur

Een eerste indicatie voor de verkorting van de behandelduur in FPC Oldenkotte is het verschil in dynamiek tussen de gemiddelde behandelduur van de sector en FPC Oldenkotte (zie tabel 5, par. 3.2.3). De gemiddelde behandelduur van de populatie gemeten over de gehele sector per einde van het jaar (inclusief proefverlof en exclusief longstay, en sinds

377 Jaarplan Stichting Oldenkotte 2011, p. 19, 20, 22.

Tabel 26: Verhouding tussen de machtigingen begeleid, onbegeleid en transmuraal

Begeleid Onbegeleid Transmuraal

Tbs sector dec 2010 40,7% 24,5% 34,8%

Tbs sector nov 2011 41,4% 25,3% 33,4%

FPC Oldenkotte dec 2010 33,7% 27,7% 38,6%

FPC Oldenkotte nov 2011 37,3% 30,1% 32,5%

december 2010 inclusief het effect van de herwaardering longstay378) steeg vanaf 2010 snel (van 5,6 jaar naar 7,1 jaar) terwijl de gemiddelde behandelduur van de populatie in FPC Oldenkotte beperkt steeg (van 5,3 jaar naar 5,8 jaar). Hierbij kan nog opgemerkt worden dat FPC Oldenkotte een beperkte remmende invloed op de indicator van de sector gehad zal hebben). Relevante factoren die deze jaren hun invloed doen gelden zijn eerdere openingen van klinieken en de toewijzing van tenderafspraken, het hoge aantal eerste opnames na de piek in het aantal opleggingen, vervolgens een vergrijzing door de krimp en de her-instroom van patiënten uit de longstay wegens een herwaardering.

Een andere indicatie voor het positieve effect van de interventies op de gemiddelde behandelduur, waarbij geen sprake is van een beïnvloeding door de herwaardering van de longstay, is het percentage uitstroom van de eerste opnames op een peilmoment. Vanwege de doelstelling van de sector de behandelduur terug te brengen naar acht jaar wordt acht jaar na het einde van het te beoordelen instroomjaar gemeten welk percentage is uitgestroomd. Gemeten over het cohort eerste opnames van 2006 is de behandelduur op

basis van de geactualiseerde definitie voor de sector uitgekomen op 8,0.379 Dit betekent dat

het percentage uitstroom eerste opnames van de sector op de peildatum 1 januari 2015 op 50% lag. De percentages van FPC Oldenkotte voor de instroomcohorten van 2004 tot en met 2007 lagen op basis van de eerste berekeningen door de werkgroep prestatie-indicator behandelduur op 1 juli 2013 echter al ruim boven 50% (zie tabel 27). De sector had zich voor 2017 ten doel gesteld de behandelduur terug te brengen tot acht jaar en heeft dit nu gehaald. De weergegeven percentages van FPC Oldenkotte maken duidelijk dat FPC Oldenkotte de doelstelling op 1 juli 2013 al ruim had behaald, zelfs indien 2007 werd meegerekend.

Een nadere analyse van de behandelduur van het cohort eerste opnames 2006 laat zien dat de bijdrage van FPC Oldenkotte aan de daling van de sector relatief groot is. FPC Oldenkotte kent wegens een capaciteitsuitbreiding op basis van een tendercontract over 2006 extra instroom. Voor de steekproef van 1 januari 2015 tellen vanuit FPC Oldenkotte 36 eerste opnames mee, de sector telt over 2006 een aantal van 292 eerste opnames. Dit betekent dat sectorbreed 146 patiënten binnen acht jaar zijn uitgestroomd. Voor FPC

Oldenkotte ligt dit aantal op 29.380 Dit betekent dat van de eerste opnames sectorbreed

exclusief FPC Oldenkotte 45,7% na acht jaar is uitgestroomd, en van FPC Oldenkotte 80,6%. Dit is tevens een indicatie dat de gemiddelde behandelduur van de sector zonder een versnelling van de behandeling op het moment dat het effect van FPC Oldenkotte is uitgefaseerd weer boven de acht jaar uit zal kunnen komen.

378 Beoordeling door de Landelijke Adviescommissie Plaatsing longstay forensische zorg (LAP).

379 Forensische zorg in getal 2015, p. 31; Bron: Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), afdeling Analyse, Strategie en Kwaliteit.

FPC Oldenkotte kende het beleid de machtiging begeleid verlof binnen een jaar na opname aan te vragen (zie par. 6.3.5). Het effect wordt duidelijk aan de hand van de indicator van DForZo waarin het percentage van de machtigingen per instroomcohort eerste opnames van een kliniek dat binnen twee jaar is gerealiseerd met die van de sector vergeleken wordt (zie grafiek 13). In de grafiek is te zien hoe de bestuurlijke crisis van 2007 en de reactie op de ernstige incidenten, waaronder een herwaardering van de verloven en een opnamestop, doorwerkte. De herwaardering en het nauwkeurig volgen van FPC Oldenkotte – FPC Oldenkotte kende dan een eigen paragraaf in de voortgangsrapportage aan de Tweede

Kamer381 – leiden eerst tot een forse daling tot op het niveau van het gemiddelde van de

sector. Vervolgens neemt FPC Oldenkotte in twee jaar fors afstand van de sector. Waar de voorzichtige ontwikkeling van de sector afvlakt neemt de toch al hoge versnelling van FPC Oldenkotte nog verder toe.

De interventie de fase van het transmuraal verlof te verkorten heeft geleid tot een forse versnelling die zichtbaar is in de indicator van DForZo proefverlof/al of niet voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling binnen acht jaar (zie grafiek 14). Ook hier is de versnelling over het laatste cohort sneller gestegen dan die van de sector ondanks de al eerder opgebouwde voorsprong.

De overzichten op basis van onbegeleid verlof binnen vier jaar en transmuraal verlof binnen zes jaar laten geen bijzondere ontwikkelingen zien. FPC Oldenkotte kent voor deze cohorten nog geen speciale interventies (zie grafieken 15, 16). Opgemerkt kan nog worden dat het verschil in niveau voor wat betreft de machtiging transmuraal verlof beïnvloed kan worden door de verhouding van de capaciteit binnen en buiten de beveiliging aangezien het laatste uitsluitend toegestaan is met een machtiging transmuraal verlof.

381 TK 2008 – 2009 29 452, nr. 94, Brief van de Staatssecretaris aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal, par. 4.

Tabel 27: Percentage uitstroom eerste opnames FPC Oldenkotte op 1 juli 2013

Jaar van opname Eerste opnames Uitstroom Percentage

2000 6 2 33% 2001 4 3 75% 2002 13 7 54% 2003 22 12 55% 2004 16 10 63% 2005 9 9 100% 2006 37 20 54% 2007 16 10 63% Bron: MITS

Grafiek 13: Percentage van de eerste opnames met begeleid verlof binnen twee jaar Bron: DForZo 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 2006 - 2008 2007 - 2009 2008 - 2010 2009 - 2011 Oldenkotte Sector tbs

Grafiek 14: Percentage van de eerste opnames met proefverlof of (voorwaardelijke)

beëindiging binnen acht jaar

Bron: DForZo 2000 - 2002 2001 - 2003 2002 - 2004 2003 - 2005 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% Oldenkotte Sector tbs

Grafiek 15: Percentage van de eerste opnames met onbegeleid verlof binnen vier jaar Bron: DForZo 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 2004 - 2006 2005 - 2007 2006 - 2008 2007 - 2009 Oldenkotte Sector tbs

Grafiek 16: Percentages van de eerste opnames met transmuraal verlof binnen zes jaar

Bron: DForZo 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 2002 - 2004 2003 - 2005 2004 - 2006 2005 - 2007 Oldenkotte Sector tbs

6.4 Schema geloofwaardigheid en proportionele behandelduur

Het percentage van de populatie met een machtiging is tussen 2006 en 2013 van 41 naar 69% opgelopen, en is gestabiliseerd vanaf 2011. De vergrijzing heeft invloed op de 69%. De vergrijzing zal langzamerhand afnemen en ook de herwaardering longstay heeft invloed. Het percentage eerste opnames van FPC Oldenkotte met begeleid verlof binnen twee jaar is uiteindelijk opgelopen tot 66,7%. Op basis hiervan mag verwacht worden dat het percentage patiënten met een machtiging kan stijgen. Een ambitie het percentage voor de sector te verhogen tot 75% lijkt daarom redelijk. Hoewel het in eerste instantie een variabele lijkt van de proportionele behandelduur, is het passend dit percentage direct aan geloofwaardigheid te koppelen. Dit sluit aan bij de uitspraak van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming die stelt dat verlof een essentieel onderdeel van de behandeling is (zie par. 1.4).

Het percentage patiënten met proefverlof afgezet tegen het aantal patiënten met proefverlof en transmuraal verlof stijgt van 2006 tot 2011 van 7,4 naar 23,8% en daalt vervolgens weer naar 11,7%. Het belang van proefverlof in relatie tot de behandelduur maakt het belang van een stijgend percentage duidelijk. Gezien de historie, de stappen die in een jaar gemaakt zijn en het aantal voorwaardelijke beëindigingen dat opgelopen is tot 179 in 2013, is 30% een norm die weergeeft dat er sprake is van een redelijke uitstroom naar proefverlof. Het gaat om een variabele op sectorniveau omdat per kliniek het aantal patiënten met transmuraal verlof kan variëren vanwege het percentage eigen bedden buiten de beveiliging.

Het terugbrengen van de behandelduur op basis van transmuraal verlof bij een onderaannemer of in een eigen woning heeft een sterk effect op de behandelduur. De variabele hangt samen met de voorgaande, maar is vooral op de kliniek gericht. Uitgaande van een half jaar voor de voorbereiding en de aanvraag van proefverlof kan de variabele gemeten over het gemiddelde van de uitgestroomde patiënten in een jaar op kleiner of gelijk aan negen maanden gesteld worden.

Het percentage eerste opnames met een machtiging begeleid verlof binnen twee jaar, onbegeleid verlof binnen vier jaar, transmuraal verlof binnen zes jaar en proefverlof of voorwaardelijke beëindiging binnen acht jaar is een belangrijke variabele voor de behandelduur. Een goede start is belangrijk, evenals vanzelfsprekend het eindresultaat. Beide blijken op basis van de ontwikkelingen in FPC Oldenkotte na de interventies snel te verbeteren. Daarom wordt gekozen voor de variabelen begeleid verlof binnen twee jaar en proefverlof of voorwaardelijk einde binnen acht jaar. Gezien de resultaten van FPC Oldenkotte is respectievelijk 65% en 55% een haalbare maat.

Geloofwaardigheid  Laag aantal recidives

o Algemene recidive (justitiecontact naar aanleiding van een misdrijf) binnen twee jaar na beëindiging lager of gelijk aan 22,0% (sector); Ernstige recidive (misdrijf met een maximale strafdreiging van vier jaar of meer) binnen twee

jaar na beëindiging lager of gelijk aan 17,0% (sector); Tbs-waardig delict (misdrijf waar een nieuwe terbeschikkingstelling op had kunnen volgen) binnen twee jaar na beëindiging lager of gelijk aan 9,0% (sector).

 Laag aantal onttrekkingen

o Aantal onttrekkingen per jaar lager of gelijk aan 25 (sector).

 Laag separeergebruik

o Gemiddelde bezetting van de separeer per jaar, gerelateerd aan een populatie van 100 patiënten lager of gelijk aan 0,2 (fpc).

o Aantal separaties in een jaar met een duur van tien etmalen of langer is nul (fpc).

 Proportionele behandelduur

o Een proportionele behandelduur komt overeen met de prognose

 Aantal patiënten dat driemaal of vaker in een jaar is gesepareerd lager

of gelijk aan één (fpc).

Percentage van de populatie op een peilmoment met terugval naar

een afdeling met minder vrijheden lager of gelijk aan 15% (fpc).

Aantal onttrekkingen per 100 patiënten lager of gelijk aan 2,0 (fpc).

Percentage machtigingen proefverlof in relatie tot het totaal van de

machtigingen proefverlof en transmuraal verlof is hoger of gelijk aan 30% (sector).

Gemiddelde behandelduur op basis van transmuraal verlof bij een

onderaannemer of in een eigen woning is kleiner of gelijk aan negen maanden (fpc).

Percentage eerste opnames met een machtiging begeleid verlof

binnen twee jaar groter of gelijk aan 65% en het percentage eerste opnames met een proefverlof of voorwaardelijke beëindiging binnen acht jaar is groter of gelijk aan 55% (fpc).

Hoog percentage machtigingen

o Percentage terbeschikkinggestelden met een machtiging is groter of gelijk

aan 75% (sector).

6.5 Samenvatting

De geschiedenis van de verlofpraktijk kent een hoge mate van dynamiek. Een aantal ernstige incidenten leidde enerzijds tot een vorm van incidentpolitiek waardoor het beleid strenger werd en de angst om te falen groter. Ook was er sprake van een aantal heroverwegingen van al bestaande verlofmarges. Daarnaast werd een parlementaire enquête gehouden onder voorzitterschap van dhr. Visser die leidde tot een structurelere aanpak. Een belangrijk gevolg was de instelling van een inhoudelijke toetsing door de AVT en de standaardisering van de aanvraag en evaluatie van een verlofmachtiging. De commissie Visser beperkte zich echter voor wat betreft de lerende verlofpraktijk tot het terugbrengen van het aantal onttrekkingen, ontvluchtingen en incidenten. Het terugbrengen van de behandelduur was geen speerpunt. In FPC Oldenkotte is na een ernstig incident rond de hantering van verlofmachtigingen het proces verlofmanagement ontwikkeld. Binnen dit proces, dat in eerste instantie primair gericht was op een

kwaliteitsslag, is om de behandelduur terug te brengen de nadruk gelegd op twee interventies. In de eerste plaats is gesteld dat de aanvraag van een machtiging begeleid verlof binnen één jaar na opname plaats moest vinden en in het geval dit niet verantwoord geacht werd dit aan de interne verloftoetsingscommissie uitgelegd moest worden. Verder lag de nadruk op het terugbrengen van de duur van de fase van transmuraal verlof. Op basis van door DForZo ontwikkelde prestatie-indicatoren blijkt het beleid effectief te zijn, ruim bovengemiddeld in vergelijking met de sector terbeschikkingstelling.

Hoofdstuk 7 Resultaatgerichtwerken

Een organisatie is ook te zien als een systeem, te weten het geheel van het primair proces en de ondersteunende processen gericht op het behalen van de centrale doelstelling, afgeleid van en gericht op de missie van de organisatie. In dit hoofdstuk wordt het systeem zoals eerder beschreven beperkt tot vooral de activiteiten van de behandeling die het kritieke pad in de vorm van het verlofmanagement ondersteunen. De focus is daarbij niet alleen gericht op de mate waarin concrete resultaten worden behaald als het gaat om de verkorting van de behandelduur, maar voor zover mogelijk ook met welke kwaliteit. Hiertoe wordt de praktijk van de beëindiging van de terbeschikkingstelling onderzocht. Vervolgens wordt het concept resultaatgerichtwerken beschreven, waarna aan de hand van de praktijk de mogelijke effecten van de inspanningen worden onderzocht. Hiertoe wordt nagegaan in hoeverre er sprake was van een doelgerichte inzet van de behandelmodules, van een daling van de gemiddelde behandelduur, van een verdergaande resocialisatie en in hoeverre risicofactoren zich positief ontwikkelden.

7.1 Oriëntatie

Stichting Oldenkotte kende als missie: “Stichting Oldenkotte is een Forensisch Psychiatrische Instelling waar patiënten (poli)klinisch worden behandeld en/of verpleegd. Wij zijn er voor patiënten met (dreigend) delict en/of grensoverschrijdend gedrag. Ons handelen is gericht op het terugbrengen van risico’s voor de maatschappij door preventie,

beveiliging en behandeling”.382 De Stichting Oldenkotte bestond uit de poli- en dagkliniek

De Tender en FPC Oldenkotte. Zoals in de inleiding is beschreven, geldt voor de terbeschikkingstelling een verdere beperking doordat terbeschikkingstelling een behandelmaatregel is die de rechter oplegt aan mensen die zware delicten hebben gepleegd en lijden aan een psychiatrische ziekte of stoornis. De rechter bepaalt uiteindelijk of de risico’s in voldoende mate zijn teruggebracht en zal dan de terbeschikkingstelling na beoordeling van het advies van de kliniek en mogelijk andere onafhankelijke gedragsdeskundigen en reclassering eventueel beëindigen.