• No results found

Hoofdstuk 2 Het onderzoek

2.3 Doel- en vraagstelling van het onderzoek

2.4.2 Geloofwaardigheid op basis van de terbeschikkingstelling

Ook voor de terbeschikkingstelling geldt de eis van legitimiteit. De oplegging dient overeenkomstig de wetgeving te zijn en aanvaard. De Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming stelt dat: “Dit beginsel garandeert dat er algemene regelgeving is in plaats van alleen incidentele beslissingen, zet aan tot gemotiveerde en weldoordachte beleidsvorming en garandeert democratische betrokkenheid.” En verder wordt gesteld dat de tenuitvoerlegging dient aan te sluiten bij de doelstelling van de sanctie, maar ook binnen de grenzen daarvan te blijven. Met betrekking tot de terbeschikkingstelling betekent dit volgens de Raad dat “Zo heeft een maatregel als tbs of pij (naast de beveiliging van de maatschappij) een behandeldoel, dat de vrijheidsstraf mist. In een gevangenisstraf past het daarom niet dat de ingeslotene ‘tot ander gedrag wordt gebracht’, tenzij hij dat zelf wil. De tbs of pij daarentegen wordt niet behoorlijk uitgevoerd, als geen of onvoldoende behandeling wordt geboden.” De Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming wijst verder op het afleggen van verantwoording als een aspect van wettelijke tenuitvoerlegging. In het kader van bejegening wordt dan gesteld: “Voor het geheel van bejegening is de centrale overheid verantwoordelijk, voor beslissingen ten aanzien van de

99 Werkconferentie Recht & TBS, vrijdag 8 november 2013, Lunteren.

100 Forum TBS, Symposium Forum TBS, TBS: de moeite waard! 3 november 2011.

101 Kamerstukken II 2014/15 29452 181, 5 november 2014.

individuele ingeslotene de directeur van de inrichting.”103 In het kader van de vraag van welke typen recht en justitieoptreden, en/of van welke aspecten daarvan, wordt in het hedendaags sociaal-wetenschappelijk onderzoek de legitimiteit ter discussie gesteld valt op dat “instituties van justitie - zoals de IND, het gevangeniswezen (TBS) en onderdelen van de jeugdzorg - weliswaar volop in de belangstelling staan van de media, maar niet in

wetenschappelijk onderzoek naar vertrouwen, tevredenheid en acceptatie.”104

Recent is duidelijk geworden dat menig terbeschikkinggestelde onterecht langer dan vier jaar opgenomen was of dreigde te worden. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie berichtte: “In 59 TBS-dossiers waar de maatregel na vier jaar werd verlengd, is het de vraag of dat in de toekomst nogmaals mogelijk is. Bij nog eens 52 TBS-vonnissen duurt de maatregel nog geen vier jaar, maar is de vraag ook of verlenging nadien mogelijk is. Dat is de uitkomst van het onderzoek van de Taskforce TBS 2012 in opdracht van de Raad voor de Rechtspraak (RvdR). Het onderzoek was nodig na een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) waarin werd bepaald dat een TBS-maatregel na vier jaar alleen kan worden verlengd als er sprake is van een geweldsdelict en dit ook

uitdrukkelijk in het vonnis is gemotiveerd.”105

De wet stelt: “De Minister van Justitie ziet erop toe, dat de ter beschikkinggestelde die van overheidswege wordt verpleegd de nodige behandeling krijgt. Hij kan met betrekking tot bepaalde verpleegden aan het hoofd van de inrichting bijzondere aanwijzingen geven in het belang van de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of

goederen.”106 En verder stelt de wet “Indien de totale duur van de terbeschikkingstelling

niet in tijd is beperkt, kan de termijn van de terbeschikkingstelling telkens worden verlengd, wanneer de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen

die verlenging eist.”107

De Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden geeft aan dat terbeschikkinggestelden tijdens hun verpleging “aan geen andere beperkingen worden onderworpen dan die welke voor het doel van de vrijheidsbeneming of in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting voor verpleging van

terbeschikking gestelden noodzakelijk zijn.”108 En verder dient het hoofd van de inrichting

er voor zorg te dragen dat “zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen drie maanden na binnenkomst van de verpleegde in de inrichting, zoveel mogelijk in overleg met hem, een

verplegings- en behandelplan wordt vastgesteld.”109 En “De verpleegde heeft recht op een

103 Raad voor Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming, Goed bejegenen. Beginselen voor het omgaan met ingeslotenen. Versie 2010, p. 17.

104 Weyers & Hertogh 2007, p. 101.

105 Ministerie van Veiligheid en Justitie, Teeven reageert op rapport Taskforce TBS, Nieuwsbericht 30 januari 2013.

106 Art. 37c lid 2 Sr.

107 Art. 38e lid 3 Sr.

108 Art. 2 lid 2 Bvt.

periodieke evaluatie door het hoofd van de inrichting van het verloop van de verpleging en

behandeling. Deze evaluatie vindt ten minste eenmaal per jaar” plaats.110

Vervolgens is het hoofd van de inrichting ook bevoegd “een verpleegde af te zonderen of te separeren, indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in artikel 32,

eerste lid.”111 Artikel 32 licht toe dat afzondering en separatie zijn toegestaan “indien dit

noodzakelijk is met het oog op één van de volgende belangen: a. de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de verpleegde voor de veiligheid van anderen dan de verpleegde of de algemene veiligheid van personen of goederen; b. de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting; c. de afwending van ernstig gevaar voor de gezondheid van de verpleegde.”

GGZ Nederland werkt aan het terugdringen van dwang & drang. De resultaten zijn terug te vinden in het onderzoeksrapport ‘Best practices rondom dwangreductie’. Het terugdringen van het separeergebruik is een belangrijk speerpunt van de ggz. Na afronding van een project van zes jaar wordt nog steeds gesteld: “Dwang en drang komt te vaak voor in de ggz. De impact van dwang en drangmaatregelen is groot. Ze tasten het gevoel van de

veiligheid en het welzijn van patiënten ernstig aan.”112 Eerder heeft de Inspectie van de

gezondheidszorg (IGZ) gerapporteerd over de problematiek in de forensisch psychiatrische centra. Dit leidde tot de bevindingen dat een beleid om het separeergebruik systematisch terug te dringen nog niet van de grond was gekomen en aanbevolen werd een project als in de reguliere ggz op te zetten. Een andere bevinding was dat afzondering in een separeer nog als sanctie werd gebruikt. Vanwege een gebrekkige registratie was de

inspectie nog niet goed in staat zicht te krijgen op het gebruik van de separeer.113

De wet zegt over verlof, belangrijk in het resocialisatietraject: “Indien de uit de stoornis van de geestvermogens voortvloeiende gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen dusdanig is teruggebracht dat het verantwoord is hem tijdelijk de inrichting te doen verlaten, kan het hoofd van de inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden, met machtiging van Onze Minister, de ter beschikking gestelde verlof verlenen zich al dan niet onder toezicht buiten de inrichting te begeven. Verlof kan

omvatten een verblijf geheel buiten de inrichting”.114 Daarbij geldt: “Het hoofd van de

inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden kan het verlof intrekken, indien dit noodzakelijk is met het oog op de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen of indien de ter

beschikking gestelde een bepaalde voorwaarde niet nakomt.”115

110 Art. 18 lid 1 Bvt.

111 Art. 34 lid 1 Bvt.

112 http://www.veiligezorgiederszorg.nl/speerpunten/dwang-en-drang.html.

113 Inspectie voor de Gezondheidszorg 2009, p. 14, 16, 26.

114 Art. 50 lid 1 Bvt.

Een belangrijk thema in het eindrapport van de commissie Visser en daarmee van de sector terbeschikkingstelling is de lerende verlofpraktijk, gericht op een “effectiever verlofbeleid

met een daling van onttrekkingen, ontvluchtingen en incidenten”.116 Het belang van het

terugbrengen van het aantal onttrekkingen blijkt ook uit de visie van het AVT dat voortbouwend op de lerende verlofpraktijk een ‘lerend adviescollege’ wil zijn (zie ook par.

6.1.4).117

Een verpleegde kan in beklag over nader omschreven beslissingen van het hoofd van de inrichting bij de beklagcommissie. En vervolgens is ook beroep mogelijk bij de beroepscommissie. Verder geldt dat ook beroep mogelijk is tegen beslissingen waar tegen geen beklag mogelijk is als bijvoorbeeld de intrekking van de machtiging verlof of

proefverlof door de minister.118 De Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden

kent tevens het recht op bemiddeling. De mogelijkheden tot bemiddeling zijn ruimer dan de mogelijkheden tot beklag. In de gevallen waartegen beklag openstaat wordt de verpleegde na afsluiting van de bemiddeling gewezen op de mogelijkheid van beklag en de

wijze waarop en de termijn waarbinnen dit moet worden gedaan.119 De doelstelling van

bemiddeling is om een voor beide partijen bevredigende oplossing te bereiken.120 Ook

wordt gesteld “Deze procedure dient gelet op het in de inrichting bestaande

socio-therapeutische milieu bemiddelend van aard te zijn.”121

In het kader van medezeggenschap en vertegenwoordiging geldt onder andere: “Het hoofd van de inrichting draagt zorg dat uit en door de verpleegden een verpleegdenraad kan worden gekozen. De verpleegdenraad heeft tot taak met het hoofd van de inrichting in overleg te treden over alle algemene onderwerpen betreffende het leef- en woonklimaat van de inrichting. Zowel de raad als het hoofd van de inrichting kunnen deze onderwerpen

in dat overleg aan de orde stellen.”122 Het laatste en de onderbouwing van de mogelijkheid

tot bemiddeling maken duidelijk dat, hoewel er geen sprake is van een gelijke machtspositie, de grondgedachte achter de wetgeving is dat het streven is dat medewerkers van de kliniek en de patiënten op basis van gelijkwaardigheid samenwerken.

De samenwerking vindt in de eerste plaats haar vertaling in het behandelplan. Het is belangrijk samen naar overeenstemming te streven, waarbij de kliniek zich dient in te spannen minimaal jaarlijks de behandelcyclus te doorlopen. Waar meningsverschil is dient dit opgelost te worden met behulp van de commissie van toezicht, bij voorkeur door bemiddeling maar anders door beklag. De inzet is ook dat patiënten alleen indien dit noodzakelijk is beperkt worden, de wet laat daarbij de mate waarin de stoornis is teruggebracht buiten beschouwing, dat geldt in het geval van de verlengingszitting maar ook als het gaat om verlof of bewegingsruimte in de kliniek.

116 Commissie Visser 2006, p. 120.

117 Adviescollege Verloftoetsing tbs, De lerende verlofpraktijk in de verloftoetsingscommissie, verslag seminar 21 november 2008, p. 6.

118 Art. 56 – 69 Bvt.

119 Art. 55 Bvt.

120 Art. 54 Memorie van toelichting.

121 Par. 2.9 Memorie van toelichting.

Op basis van bovenstaande wordt gekozen voor de indicatoren recidive, onttrekkingen, separatie en behandelduur als deelgebieden die bepalend zijn voor de geloofwaardigheid van de sector. Het voorkomen van recidive is de reden van bestaan. Onttrekkingen zijn een risico en liggen maatschappelijk gevoelig. Het separeergebruik is al jaren een speerpunt van de ggz. De gemiddelde behandelduur is sterk gestegen, met als neveneffect dat daarmee de onvoorspelbaarheid van de duur van de terbeschikkingstelling is toegenomen. Schematisch weergegeven betekent dit in relatie tot het onderzoek dat er sprake is van geloofwaardigheid van de sector terbeschikkingstelling indien het volgende geldt:

 Laag aantal recidives.

 Laag aantal onttrekkingen.

 Laag separeergebruik.  Proportionele behandelduur.

2.5 Proportionaliteit

Het Nederlandse strafrecht kent een tweesporenstelsel van sancties: straffen en

maatregelen. Straffen en maatregelen vormen tezamen de strafrechtelijke sancties.123 Het

strafrecht kent het proportionaliteitsbeginsel. In de discussie over de duur van de maatregel terbeschikkingstelling wordt het begrip ook gebruikt. De duur van de maatregel, vaak in combinatie met een strafoplegging, wordt dan vergeleken met de duur van de gevangenisstraf die je op basis van een bepaald delict zou kunnen verwachten. In het volgende wordt eerst ingaan op het proportionaliteitsbeginsel. Vervolgens wordt onderzocht hoe aan dit begrip een betekenis toegekend kan worden in relatie tot de maatregel terbeschikkingstelling.