• No results found

Implementatie Kaderstellende visie op toezicht .1 Kaderstellende visie op toezicht

3 TOEZICHT 3.1 Inleiding

3.4 Implementatie Kaderstellende visie op toezicht .1 Kaderstellende visie op toezicht

In juni 2001 heeft het kabinet de Kaderstellende visie op Toezicht uitgebracht27. Deze kabinetsvisie is tevens de reactie op het eindadvies van de Ambtelijke Commissie Toezicht (ACT, commissie Borghouts)28en bevat normen voor toezicht. Daarnaast heeft het kabinet een Checklist Toezicht opgesteld. De Kaderstellende visie op toezicht voorziet in een evaluatie van toezichtsarrangementen die voor augustus 2005 moet zijn afgerond. De Algemene Rekenkamer heeft onderzocht wat de stand van zaken is met betrekking tot deze evaluatie.

De Checklist Toezicht is ontwikkeld om bij het doorlichten van toezichtsar-rangementen een goed beeld te krijgen van de structuur van het toezicht.

De checklist kan tevens gebruikt worden bij de keuze voor de inrichting van nieuwe toezichtsarrangementen of bij wijziging van de bestaande.

27Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 27 831, nr. 1.

28Ambtelijke Commissie Toezicht, Vertrouwen in onafhankelijkheid, november 2000.

3.4.2 Evaluatie toezichtsarrangementen 3.4.2.1 Opzet evaluatietraject

Om invulling te geven aan het kabinetsvoornemen is rijksbreed een traject gestart van zelfevaluaties van toezichtsarrangementen aan de hand van de Checklist Toezicht. De zelfevaluaties worden getoetst door een

interdepartementale commissie, de Ambtelijke Commissie Toezicht II (ACT II). De commissie stelt een advies op aan de minister, die dit met zijn eigen commentaar naar de Tweede Kamer stuurt. De toetsing door ACT II is te beschouwen als een vorm van collegiale toetsing: in de commissie zitten onder andere leden die zelf ook toezichthouder zijn. De leden zijn aangedragen door de ministeries.

Het Ministerie van BZK is procesbegeleider van dit evaluatietraject. De afzonderlijke ministeries zijn zelf verantwoordelijk voor de planning van de zelfevaluatie van de toezichtsarrangementen.

De Algemene Rekenkamer gaat ervan uit dat alle toezichtsarrangementen in het evaluatietraject worden betrokken, dus ook alle toezichtsarrange-menten voor de RWT’s. In de Kaderstellende visie op toezicht is hierover het volgende aangegeven: «Dit traject zal in verschillende ronden

plaatsvinden en beoogt over vier jaar alle toezichtsarrangementen aan de hand van de checklist in kaart gebracht te hebben.»29Verder heeft de minister van BZK in overleg met de Tweede Kamer het volgende aangegeven: «Alle bestaande toezichtsarrangementen zullen door het Ministerie van Binnenlandse Zaken over vier jaar in kaart zijn gebracht in termen van organisatie en stapeling, mede op grond van de in de notitie genoemde zelfevaluaties. Dat neemt niet weg dat reeds eerder, parallel hieraan, een en ander systematisch zal worden getoetst aan het voorge-stelde kader terwijl het toezicht blijft doorgaan. De Minister van Binnen-landse Zaken vervult op dit vlak niet meer dan een functie als coördi-nerend bewindspersoon, een soort secretaris van het toezichtswezen. De minister is aanspreekbaar op het kader dat voorligt. In die coördinerende zin is met de andere ministeries afgesproken dat vier jaar een mooie tijd is om de bestaande, zeer diverse toezichtsarrangementen op een grondige en degelijke wijze in kaart te brengen.»30

3.4.2.2 Stand van zaken evaluatietraject

In de context van tekortkomingen in de uitvoering van het toezicht, geconstateerd door de Commissie onderzoek vuurwerkramp en de Commissie cafébrand nieuwjaarsnacht 2001, wordt het door een aantal ministeries van belang geacht om te beginnen met de evaluatie van de rijksinspecties. De ministeries hebben tot nu toe de nadruk gelegd op de zelfevaluaties van de inspecties. Bij verschillende ministeries zijn inmiddels toezichtsarrangementen doorgelicht en een aantal

zelfevaluaties is aan de ACT II aangeboden. In 2002 liepen er evaluaties van 11 toezichtsarrangementen31.

De Algemene Rekenkamer is nagegaan of de ministeries het voornemen hebben om alle toezichtsarrangementen, dus inclusief alle RWT’s, in dit evaluatietraject te betrekken en of zij daarvoor een planning tot 2005 hebben. De resultaten daarvan zijn weergegeven in de onderstaande tabel.

29Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 27 831, nr. 1, pagina 25.

30Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 27 831, nr. 3, pagina 6.

31Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 27 831, nr. 4.

Tabel 6: Doorlichting toezichtsarrangementen

Ministeries Voornemen alle toezichtsarrange-menten door te lichten

Planning tot 2005

BuiZa Nee Ja, voor één ZBO

Justitie Nee Nee

BZK Nee Nee

OCW Nee Ja, m.u.v. Commissariaat voor de

Media

Financiën Nee Ja, maar slechts m.b.t. twee RWT’s

Defensie Nee Nee

VROM Ja Nee

VenW Ja Nee*

EZ Ja Ja

LNV Ja Ja

SZW Ja Nee

VWS Nee Ja

* Binnen het ministerie was besloten dat de planning uiterlijk 1 juli 2003 beschikbaar moest zijn.

Op het moment van afsluiting van het onderzoek (medio 2003) was dit nog niet het geval.

De Algemene Rekenkamer constateert dat drie ministeries (Justitie, BZK en Defensie) noch van plan zijn om alle toezichtsarrangementen in de evaluatie te betrekken, noch beschikken over een planning. De ministeries van Buitenlandse Zaken, OCW, Financiën en VWS hebben zich niet voorgenomen om alle toezichtsarrangementen in de evaluatie te betrekken, maar hebben wel een planning voor díe toezichtsarrange-menten, die ze in het evaluatietraject betrekken.

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken gaat de FMO niet betrekken in de zelfevaluatie, omdat het de FMO niet als RWT beschouwt.

Het Ministerie van OCW beperkt zich tot de onafhankelijk gepositioneerde toezichthouders, voornamelijk inspecties. Bijna alle zelfevaluaties van deze toezichthouders zijn aan de ACT II voorgelegd. Het Ministerie van Financiën zal zich beperken tot de evaluatie van twee RWT’s, waarmee niet het volledige RWT-veld wordt gedekt.

Het Ministerie van VWS heeft gekozen voor een beperkte doorlichting, vanwege de voorgenomen wijziging in de organisatie van de zorgsector.

Het ministerie heeft wel een planning gemaakt voor de arrangementen die in de evaluatie worden betrokken.

De ministeries van VenW, VROM, en SZW hebben wel het voornemen alle toezichtsarrangementen in de evaluatie te betrekken, maar hebben nog geen planning.

Slechts twee ministeries hebben zowel het voornemen om alle toezichts-arrangementen te evalueren als ook een planning daarvoor, tot juli 2005:

de ministeries van EZ en LNV.

Een aantal ministeries koppelt de evaluatie van toezichtsarrangementen aan de hand van de Kaderstellende visie op toezicht en de Checklist Toezicht aan een eigen departementale evaluatie: de ministeries van VenW, LNV en SZW. Het Ministerie van VenW hanteert een aandachts-puntenlijst die hoort bij de toezichtsvisie van het ministerie, en waarin de Checklist Toezicht is geïntegreerd. Het Ministerie van LNV hanteert bij de evaluatie een eigen checklist die gebaseerd is op de Checklist Toezicht.

Het Ministerie van SZW heeft een doorlichting van regelingen van ZBO’s aangekondigd in het kader van de zogenaamde «operatie B4».32Daarbij wordt gebruik gemaakt van de Checklist Toezicht.

32Beter Bestuur voor Burger en Bedrijf.

3.4.3 Conclusies

De Algemene Rekenkamer is bezorgd over de voortgang van de evaluatie aan de hand van de Kaderstellende visie op toezicht en de Checklist Toezicht. Slechts twee ministeries, de ministeries van LNV en EZ, hebben het voornemen om alle toezichtsarrangementen in het evaluatietraject te betrekken èn hebben een planning daarvoor. Zeven ministeries blijken vooralsnog niet van plan te zijn om alle toezichtsarrangementen in de evaluatie te betrekken, slechts vier ministeries zijn dit wel van plan. Deze evaluatie krijgt daardoor een beperkter invulling dan aanvankelijk de opzet was, en de mogelijkheid bestaat dat er weinig aandacht wordt besteed aan de toezichtsarrangementen voor de RWT’s. Daarnaast hebben zes ministeries nog steeds geen planning opgesteld.

De Algemene Rekenkamer wijst erop dat de Kaderstellende visie op toezicht een kabinetsvisie is. In reactie op het derde Rekenkamerrapport over verantwoording en toezicht bij RWT’s hebben de ministers van BZK en Financiën aangegeven deze kabinetsvisie als bindend te beschou-wen.33De Kaderstellende visie op toezicht bevat dus bindende normatiek voor het toezicht. De ministers dienen zich er daarom van te verzekeren dat hun toezichtsarrangementen aan deze normen voldoen.

De Algemene Rekenkamer wijst erop dat een beperkte invulling van de evaluaties van toezichtsarrangementen ongunstig kan zijn voor een doelmatig ingericht bestuur en toezicht. Immers, als het kabinet tot een doelmatiger balans van regels en eigen verantwoordelijkheid op het gebied van toezicht wil komen, heeft het informatie nodig over de wijze waarop thans het kabinetsbeleid ten aanzien van toezicht uitgevoerd wordt en waar eventuele ondoelmatigheden in regels of uitvoering zitten.

De Algemene Rekenkamer dringt erop aan dat de ministeries op korte termijn een concrete planning opstellen voor de evaluatie van alle toezichtsarrangementen.

3.5 Raden van Toezicht