• No results found

De façade van het ambachtshuis is rijk gedeco-reerd met beeldhouwwerk. Het skelet van de gevel met constructieve onderdelen, zoals kolommen, consoles, bogen, imposten alsook de overstekende gecasseteerde panelen van de tweede verdieping, zijn in blauwe hardsteen uitgevoerd, de gesculpteerde friezen en de invulling van de boogvelden daarentegen zijn in Avesnessteen uitgewerkt (22). Het bas-reliëf boven de deur bestaat daarentegen uit blauwe hardsteen, net als de kruisvensters op de tweede verdieping en de drie oorspronkelijke panelen op de benedenverdieping (23). Deze panelen vertonen elk een identieke iconografie, bestaande uit een centraal geplaatste leeuwenkop, geflankeerd door twee zeemon-sters met een staart van rankwerk, die elk bereden worden door een vrouw in lang gewaad.

Het laagreliëf boven de deur brengt een een vergulde zalm in beeld, voorzien van een banderol met opschrift In Den Grooten Zalm.

De ingangsdeur met het naambord van het huis, uitgewerkt als een reliëf van een zalm

(foto O. Pauwels)

Boogvelden boven de raamopeningen op de benedenverdieping en borst­

wering met zeewezens, traveeën 1 en 2 (foto O. Pauwels)

die zich op zijn rug heeft gevleid. De tweede stoet komt de groep op de eerste twee panelen tegemoet. De voorhoede op het derde paneel bestaat uit een met knots en schild gewapende triton, begeleid door een putto met drietand.

Achter hen ment een man met wapperende tuniek een tweekoppig zeemonster dat een vaartuig trekt. Op de achtersteven zetelt een vrouw in lang gewaad die een staf (?) vasthoudt en zich naar de hoornblazende putto achter zich wendt. Op het vierde paneel is een gevecht aan de gang tussen een staande naakte man, zwaaiend met een bot of knots, en een op een zeemonster zittende man, eveneens gewapend met een knots. Naast hem zwemt een zeeridder, op zijn beurt belaagd door een putto die vanop de achterplecht van een vaartuig uithaalt met zijn knots. In dat schip omklemt een naakte man de zeilmast; de andere opvarenden lijken twee kinderen te zijn. Het tafereel wordt rechts afgesloten door een triton die schrijlings op een grote vis gezeten een grote hoorn draagt.

Deze fries wordt geritmeerd door de posta-menten in de kroonlijst. Het frontale beeldvlak van deze postamenten is eveneens voorzien van beeldhouwwerk: afwisselend het motief van een wapenschild, geflankeerd door gevleugelde

tritonen als schildhouders, van wie het staartlijf uitloopt in rankwerk. De dagkanten van de korfbogen zijn voorzien van cassettes, elk ingevuld met een gestileerd bloemornament of een cherubijntje.

De panelen van de borstwering vormen samen een fries waarop groepen van mythologische zeewezens en andere nautische figuren schijnbaar in optocht over het beeldvlak evolueren. Ze vormen twee groepen die elk twee panelen innemen. Het eerste paneel links toont een mannelijke figuur met een staf die een dolfijn berijdt, een sater met een dolfijn op zijn schouder, een vrouwelijke figuur die een wagen met zeepaarden ment, voorafgegaan door een naakte begeleider en een triton die een anker draagt en op een hoorn blaast. Op het tweede paneel ment een man met wapperende tuniek twee zeewezens die een zeilboot voorttrekken.

Een man en een vrouw trekken een visnet aan boord, terwijl op de achtersteven een putto op een hoorn blaast. Rechts van deze scène ment een triton met drietand een naast hem zwemmend rund, terwijl hij de nereïde aankijkt

Boogvelden boven de raamopeningen op de benedenverdieping en borst­

wering met zeewezens, traveeën 3 en 4 (foto O. Pauwels)

Boogvelden boven de raamopeningen op de eerste verdieping en borstwering met putti en vissen, traveeën 1 en 2

(foto O. Pauwels)

behalve voor de derde travee. Daar verschijnt een gestileerd bloemornament. De geveltop, die in de loop der eeuwen een grondige transfor-matie heeft ondergaan, had oorspronkelijk een bekroning – mogelijk in beeldhouwwerk – die in 1535-1536 schade opliep door stormweer (24).

Latere rekeningen verduidelijken dat de geveltop voor 1611 voorzien was van een balustrade en beelden. In dat jaar werd een nis met een beeld van Christus Salvator toegevoegd (25).

De Mone-inslag in deze rijk uitgewerkte façade is opmerkelijk groot, niet alleen in de archi-tectuur ervan (cf. supra), maar ook in het beeld-houwwerk (26). Zo zijn de gevleugelde tritonen in de boogvelden op de gelijkvloerse verdieping afgeleid van soortgelijke figuren op het retabel in gevleugelde putto met drietand, rijdend op een

dolfijn, en dat van een in X-vorm over elkaar geplaatste zalm en drietand. Voor de rechtse travee zijn beide tafereeltjes spiegelbeeldig aangebracht.

Ook op de eerste verdieping is beeldhouwwerk aangebracht in de boogvelden onder de korfbogen van de ramen en op de daarboven gelegen borst-wering. De invulling van deze velden bestaat hier telkens uit een centraal vaasornament, geflan-keerd door twee vegetaal uitgewerkte dolfijnen met rijk uitwaaierende staart. Enkel in het veld van de vierde travee is de vaas vervangen door een lege cartouche. Net als op de benedenver-dieping zijn ook hier de dagkanten van de korfbogen voorzien van cassettes, alternerend ingevuld met een bloemornament en een kinder-hoofdje. De fries van de hogergelegen borst-wering is hier niet narratief uitgewerkt, maar presenteert op decoratieve wijze motieven die refereren aan het ambacht: de twee buitenste panelen brengen centraal een putto in beeld die twee flankerende vissen in bedwang houdt, hierbij geholpen door twee putti die elk een van de dieren berijden. De andere panelen tonen (links) festoenen en met drietanden gewapende putti en (rechts) een hoofd van een groene man waarop een vogel zit, omgeven door rankwerk dat opgehouden wordt door putti. De posta-menten in de kroonlijst zijn frontaal voorzien van beeldhouwwerk: telkens een in X-vorm over elkaar geplaatste vis en drietand.

De zone boven de raampartij van de tweede verdieping vormt samen met de onderzijde van de kroonlijst een hol gebogen fries, uitgewerkt als cassettegewelf met in de centrale medaillons een hoofd, frontaal, in semi- of volledig profiel weergegeven. Voor de middelste cassette van het onderste register is dat een cherubijntje, iets groter van proporties dan de andere hoofden,

Boogvelden boven de raamopeningen op de eerste verdieping en borstwering met putti en vissen, traveeën 3 en 4

(foto O. Pauwels)

Fries boven de raampartij van de tweede verdieping, uitgewerkt als cassette­

gewelf (foto O. Pauwels)

Cassetteversiering op de dagkant van de boog van het grafmonument van Willem de Croÿ, in 1529 door Jan Mone, kapucijnenklooster van Edingen

(© KIK-IRPA Brussel)

en terugging op antieke grotesken en met beeld-houwwerk gedecoreerde sarcofagen (30). Meer bepaald in de prentkunst was de thematiek nadrukkelijk aanwezig, wat tegelijk de verspreiding ervan faciliteerde. Zo zijn er prenten met nautische iconografie bekend van kunstenaars als Nicoletto da Modena, Peregrino da Cesena en anoniem gebleven kunstenaars.

Twee Italiaanse grootmeesters verlegden de grenzen van deze iconografie. Andrea Mantegna creëerde in twee samenhorende gravures van gevechten tussen zeewezens een ongekende dramatische en narratieve kwaliteit. Zijn compo-sities oefenden snel en blijvend invloed uit op de verdere artistieke evolutie van het onderwerp (31). Rafaël muntte met zijn Triomf van Galatea uit 1511, een muurschildering in de Villa Farnesina in Rome, het thema van de glorificatie van de zeewereld en zijn mythische bewoners. Deze compositie raakte snel bekend door een omstreeks 1513-1515 ontstane prent van Marcantonio Raimondi (32). Ook in de literatuur maakte het thema opgeld, met name in de invloedrijke Hypnerotomachia Polyphili uit 1499, waarin Francesco Colonna een fries met zeewezens in een tempel beschrijft en elders een triomf van zeegoden (33). Benoorden de Alpen leverde Albrecht Dürer circa 1496-1500 de invloedrijke gravure Het Zeemonster (34). De nautische thematiek bloeide in het oeuvre van en naar Albrecht Altdorfer, de gebroeders Hans Sebald en Bartel Beham (1502-1540), Jacob Binck en vele anderen (35). Over het algemeen de Sint-Martinuskerk in Halle (27). Andere

nauwe overeenkomsten betreffen de putti op de fries van de eerste verdieping, die een pendant vindt in Halle, en de indeling en vegetale decoratie van het cassetteplafond op de fries van de tweede verdieping, een element dat terugkeert op het grafmonument van Willem de Croÿ in Edingen (1529) (28). De zeemonsters op de borstwering van de benedenverdieping zijn verwant aan een motief op dit grafmonument. Het motief van de man die de scheepsmast vastklemt uit paneel 4 van de fries boven de benedenverdieping, is een haast letterlijk citaat (29).

Mythische zeewezens en een