• No results found

gehad in de adaptatie van de vormentaal all’antica in de Nederlanden vanaf de jaren 1520, zowel in beeldhouwwerk, kleinarchitectuur als architectuur. Zijn naam is verbonden met tal van ontwerpen, kunstwerken en monumenten en wordt in verband gebracht met de façade van Den Zalm, het ambachtshuis van de Mechelse Visverkopers op de Zoutwerf. Nadere analyse van het beeldhouwwerk van deze gevel nuanceert dit verband en kwalificeert de relatie met het oeuvre van Mone. De opvallende iconografie verwijst niet onverwacht naar de activiteiten van de Visverkopers. Ze wordt hier gesi-tueerd in haar kunsthistorische context. Bijkomend onderzoek plaatst het initiatief van deze rijk versierde gevel all’antica in een breder cultuurhistorisch perspectief (1).

Scène met zeeridder, onderdeel van de nautische fries van de eerste verdieping, vierde travee (© Altri Tempi)

Het ambachtshuis en zijn relatie met Jan Mone

De gevel van Den Zalm is tot stand gekomen vanaf 1530 naar een door Willem Van Werchtere geleverd patroen of model, zoals blijkt uit de

ambachtsreke-ningen (2). De uitvoering van de gevel werd aanbe-steed aan de Mechelse steenhouwer Jan Borremans, die instond voor het werk in Avesnes-steen, en zijn collega Gielis uit Brussel, die de onbewerkte blauwe hardsteen leverde, ter plaatse bewerkt door Romment de Cueninck. Zowel Jan

Keizerstraat, en in de verbouwing van het daarte-genover liggende Hof van Kamerijk, waar de kinderen van Filips de Schone en Johanna van Castilië verbleven (4). In 1508 was hij samen met Antoon Keldermans tresorier van het metselaars-ambacht in Mechelen (5). Willem werkt tussen 1506-1507 en 1520-1521 regelmatig voor de Mechelse overheid als leverancier van bouwon-derdelen in steen, meestal Avesnessteen, en als uitvoerder van metselwerk aan het Hof van Savoye (6). Zijn rol in het initiatief van de Visver-kopers lijkt op het eerste gezicht beperkt te zijn, gezien de kleine vergoedingen die hij ontving (7).

Gezien de aantoonbare systematische verwant-schap tussen aspecten van de gevel van Den Zalm en het oeuvre van Jan Mone, is in de literatuur steeds een verband gelegd met deze uit Metz Borremans als twee kappers van blauwe steen,

enkel met hun voornamen Sillis en Antoen genoemd in de rekeningen, worden daarin geduid als verantwoordelijken voor het “leverre van de ghevel”. Borremans wordt ook gekwalificeerd als metselaar (meijtser) in verband met een ander huis dat de Visverkopers in 1532-1533 lieten optrekken (3).

Over Willem Van Werchtere is meer bekend. Hij was de zoon van Jan Van Werchtere, als bouwmeester in Mechelen aanwijsbaar vanaf 1499, en later actief in dienst van de stad, eerst als metselaar, daarna als opperwerkmeester tot in 1527/1528, mogelijk het jaar van zijn overlijden.

In die hoedanigheid had Jan een aandeel in de bouw van het Hof van Savoye, de residentie van landvoogdes Margareta van Oostenrijk in de

Benedenverdieping van In Den Grooten Zalm aan de Zoutwerf in Mechelen (foto K. Borghouts © Visit Mechelen)

was, de enige van zijn niveau aan deze zijde van de Alpen, wiens associatie met Mechelen de stad veel eer zou aandoen. Hij leidde bovendien een groot atelier, zo stelde de brief (11). Mechelen voerde in die periode een actieve politiek om zich te profileren als residentiestad van het Habsburgse hof, door een gunstig financieel klimaat te bieden voor zowel de hoge adel als kunstenaars, wat intensief lobbywerk en investe-ringen met zich bracht (12). Mone verhuisde in 1524-1525 naar Mechelen (13).

Onmiddellijk na zijn overkomst uit Barcelona telde Mone onder zijn cliënteel al belangrijke leden van de Habsburgse hofadel, zoals Willem de Croÿ (14).

Diens echtgenote Maria de Hamal stichtte, trouw aan Willems laatste wilsbeschikking in 1521, in Heverlee een celestijnenpriorij als begraaf- en gedachtenismonument voor de de Croÿs. Mone leverde de grafmonumenten van de echtelieden, van Willems gelijknamige neef, aartsbisschop van Toledo, het koordoksaal en het altaarstuk (15).

Antoon de Lalaing engageerde Mone eveneens in de jaren 1520 voor de verfraaiing van het Gelmelslot in Hoogstraten en voor het grafmo-nument van Antoon en zijn echtgenote Elisabeth van Culemborg in de Sint-Catharinakerk in Hoog-straten, gebouwd als grafkerk voor het echtpaar en hun nakomelingen (16) .

Mones persoonlijke interpretatie en zijn herkenbaar vocabularium van de all’antica-stijl kenden een snelle en wijd verspreide navolging in architectuurontwerpen, zoals overtuigend geïllus-treerd door het grafische oeuvre van een voorlopig anonieme kunstenaar, dat onder meer modellen omvat voor architecten, edelsmeden en schrijn-werkers (17). De adaptatie van het Mone-idioom in de plaatselijke bouwpraktijk wordt geïllustreerd in de façade van het tussen 1529 en 1532 gebouwde paleis van Maximiliaan Transsylvanus, raadsman van de keizer, en in de door Jan Wallot ontworpen Nieuwe Griffie in Brugge, in 1534-1537 gereali-seerd door Christiaan Sixdeniers, bouwmeester van de stad (18).

Ook het ontwerp van de voorgevel van Den Zalm past het Mone-idioom toe op een compositie-model dat leden van de architectenfamilie Keldermans ontwikkeld hadden voor stadhuizen en stadswoningen en dat in Mechelen enkele opmerkelijke navolgingen kende met het Paviljoen op de Grote Markt en de Lepelaar op de Zoutwerf (19). Het Mone-vocabularium is overvloedig en herkenbaar aanwezig, met op de tweede en derde bouwlaag de typische Mone-zuilen met cannelures, op 1/3 hoogte voorzien van een ring,waaronder een patroon van fijne arabeskendecoratie uitgewerkt is (20). De zuilen afkomstige beeldhouwer, die tijdens zijn verblijf

in Barcelona van 1516 tot 1519 als medewerker van Bartholomé Ordóñez aan bijzonder presti-gieuze opdrachten werkte, zoals de grafmonu-menten van Filips de Schone en Johanna van Castilië in de kathedraal van Granada en het graf van kardinaal Cisneros (8). Na Ordóñez’ dood in 1520 vestigde Mone zich in Antwerpen, waar Albrecht Dürer hem in 1521 ontmoette (9). Zijn talenten werden snel bekend aan het Brusselse hof. In 1522 liet Karel V Mone ontbieden en datzelfde jaar een pensioen uitbetalen (10). Zijn maatschappelijke en artistieke status blijkt ook uit een 28 september 1524 gedateerde brief van Guillaume Des Barres of Jean de Marnix aan de rentmeesters van Mechelen: Mone, die de titel van hofkunstenaar had verworven en in Antwerpen woonde, had zich laten overtuigen om zich in Mechelen te vestigen. De rentmeesters werden aangespoord om Mone materieel te steunen in zijn zoektocht naar een geschikte woning, aangezien hij een uitmuntend kunstenaar

Het Sacramentsretabel van Jan Mone in de Sint­Martinus­

kerk van Halle, 1533 (© KIK-IRPA Brussel)

De boogvelden boven de ramen en het boven-licht zijn gelijkend met kleine varianten uitge-werkt: centraal in de compositie staat een hebben van de eerste naar de derde bouwlaag

Dorische, Ionische en composietkapitelen.

Andere kenmerkende elementen zijn de promi-nente S- en C-vormige voluten; een als hoofd-gestel uitgewerkte overgang tussen twee verdie-pingen met een verticale opeenvolging van getrapt lijstwerk, postamenten met geornamen-teerde velden en nog meer geprononceerd lijstwerk, met een fries van gesculpteerde panelen; een verfijnd acanthusdecor gecombi-neerd met centraal geplaatste figuren of ornamenten. Al deze elementen zijn present in het Sacramentsretabel van de Sint-Martinuskerk van Halle, een door Mone gesigneerd en 1533 gedateerd werk, en komen ook elders in zijn gedocumenteerde en toegeschreven oeuvre voor.

Ook in het beeldhouwwerk zitten tal van overeen-komsten met Mones composities (21).