• No results found

Het gevelparement van In Den Grooten Zalm bestaat volledig uit Belgische

blauwe hardsteen. Enkel het beeldhouw-werk van de friezen en de korfboogvor-mige boogvelden boven het gelijkvloers en de eerste verdieping werd vervaardigd in een zachtere steen, namelijk Avesnessteen (vermoedelijk Avesnes-le-Sec) (1). De verfijndheid en de graad van detaillering van het stenen sculptuur-werk dat werd gerealiseerd door cleyn-steeckers, illustreert dat zij hoogstaand beeldsnijwerk konden afleveren in zowel zachte als harde steensoorten.

De oorspronkelijke gevel bestaat uit een bakstenen kern waartegen tijdens het vorderen van de werken de zelfdragende natuurstenen gevelbekleding werd bevestigd. Dit was in die tijd ongeveer de enige mogelijke constructie-methode tenzij men een monolitische massivbau in blauwe hardsteen realiseerde zoals werd toegepast op een aantal plaatsen bij de bouw van het Antwerpse stadhuis van 1560 (2). De architect van het Antwerpse stadhuis, de beeld-houwer Cornelis Floris, paste deze monolitische constructietechniek eveneens toe bij de bouw van zijn eigen woning aan de Everdijstraat in Antwerpen (3). Deze massivbau vereiste, in navolging van gebouwen uit de klassieke oudheid, zoals de Porta Nigra in Trier, dat men het gebouw optrok met grote monolieten die aan de buitenkant zichtbaar waren en doorliepen tot aan de binnenzijde. Deze bouwwijze was in de middeleeuwen grotendeels herleid tot de

De kooflijst op de bovenste verdieping kraagt sterk uit ten opzichte van de gevellijn. Ieder paneel van de lijst is onderverdeeld in cassettes met hoofdjes in gekoppelde medaillons. Het

onderliggende composietkapiteel toont duidelijk een sterk opengewerkte structuur (foto J. Ketels © THV ÁRTER & Studiebureau Lode De Clercq)

kinder schoenen. Hier en daar waren in Vlaan-deren en Brabant reeds voorlopers, meestal in een vorm van partiële massivbau. Een vroege vermelding duidt op de handel in blauwe steen in Arquennes in de vroege 14de eeuw (4).

In de basiliek van Halle werd reeds blauwe hardsteen uit Henegouwen toegepast tussen 1398-1410 telkens wanneer grotere massieve blokken wenselijk waren (5). Dit was het geval bij de deelzuilen van het koortriforium (6). Deze blauwe hardsteen uit Henegouwen was zeer hard en zeer homogeen en daardoor een uitstekend materiaal om beeldhouwwerk te realiseren.

Dit bleek bijvoorbeeld uit het diepgaand onderzoek van het stadhuis van Gent door professor doctor Frieda van Tieghem (7).

Merkwaardig was dat reeds in de vroege 16de eeuw, bij de realisatie van het Schepenhuis van

doorbrekingen van de gevels (poorten, vensters en muurafdekkingen met lijsten) en werd toen dikwijls uitgevoerd in steensoorten die een groter formaat toelieten, zoals Doornikse steen, groot formaat Lediaan uit de formatie van Laken en blauwe hardsteen.

Vermits het in de eerste helft van de 16de eeuw nog niet mogelijk was om diep in de natuursteen gaten te boren, was men aangewezen op graduele bevestigingen met krammen die waren opgegoten met lood en vervolgens ingemetseld.

Bij belangrijke uitkragende elementen werden de krammen omgeplooid over een strijkbalk heen zodat de trekspanning werd verdeeld. Deze laatste bevestigingstechniek werd toegepast bij de imposante, uitkragende kooflijst onder de geveltop van In Den Grooten Zalm.

De grootschalige toepassing van blauwe hardsteen stond in deze periode nog in zijn

Schema van de gevelmaterialen van de onderste drie geledingen van In Den Grooten Zalm: lichtgrijs voor blauwe hardsteen; beige voor Avesnessteen; groen voor gietijzer en donkergrijs voor hout (© PRC)

Aan de bovenzijde van de kooflijst werden smeedijzeren krammen blootgelegd die de massieve dekstenen in blauwe hardsteen met elkaar en met de consoles verbinden

(foto S. Stevens © Dienst Monumentenzorg Mechelen)

Detail van smeedijzeren kram, met loodvulling in kramgat, die de verbinding maakt tussen de gebogen kooflijst in blauwe hardsteen en het metselwerk

(© Altri Tempi)

komt de term reeds voor in 1488, in Mechelen vanaf 1525 (10). De term antycksnijder, waarbij de nadruk gelegd wordt op de renaissance-kenmerken zowel qua vorm als qua thematiek, komt voor het eerst voor in de Antwerpse Liggeren in het jaar 1529 (11). Het Mechelse ambacht der Vier Gekroonden werd in 1500 opgericht en omvatte de metselaars, glazenmakers en de steenhouwers (12). Belangrijke leden van dit ambacht waren onder meer de telgen van de familie Keldermans die ook als leveranciers van afgewerkte steen optraden (13). Van Werchtere werd in zijn taak bijgestaan door Michel Ysewijns.

Deze ontving in 1507-1508 een betaling voor het leveren van acht leeuwen en vier griffioenen die geplaatst werden op het paleis van Karel V in Mechelen (Keizershof of hof van Kamerijck). Voor In Den Grooten Zalm evenwel voerde hij metingen uit voor het metselwerk (14).

Wat In Den Grooten Zalm betreft, wordt het ontwerp traditioneel toegeschreven aan Willem van Werchtere. Van Werchtere was een meester-metselaar. Hij bleef tot laat in zijn carrière metselwerken aannemen. Dit wordt bijvoor-beeld onderbouwd door een proces van zijn weduwe tegen Jan Van Tenremonde uit 1545 omtrent een betaling voor, door Van Werchtere uitgevoerd, metselwerk (15). Herhaaldelijk werden meester-metsers betaald voor het vervaardigen van patroenen of beweerpen. Zo ook dus met Willem van Werchtere, wiens weduwe betaald werd voor het patroen dat wijlen haar man had vervaardigd voor In Den Grooten de Keure in 1519-1520, er een specialisatie valt

waar te nemen tussen steenhouwers die afgewerkte witte steen leverden en steen-houwers die optraden als leverancier van Henegouwse blauwe hardsteen en meestal groevemeester waren. Belangrijk hierbij waren Colaert Dantan en de bekende Justaes Le Prince (8). Ook niet-groevemeesters werkten in blauwe hardsteen, zoals Anthonis Pauwels uit Mechelen, die tabernakels leverde, en Martin Volkaert, die verschillende types in diverse materialen leverde (9). Martin Volkaert werd betaald voor

“16 baldakijnen, 40 kapitelen, loevers van 6 arketten vander vierschare, loevers in de cruuslateylen van 8 venstern van sausinisteenen”. Met de loevers worden hier de bladornamenten bedoeld die in blauwe hardsteen werden gebeiteld. Daarnaast werd het fijn bladwerk vervaardigd door cleyn-steeckers. Het ging onder meer over “de loevers in de bannestoele, diverse cleenen capiteelkens en de loevers inde voetstenen daer de graven up staen zullen”. Dit is een van de eerste malen dat er, voor wat het Gentse stadhuis betreft, gewag wordt gemaakt van cleynsteeckers. Deze beeld-houwers waren specialisten in het realiseren van opengewerkte sculptuur meestal in zacht materiaal, voornamelijk Avesnessteen, albast of hout, maar merkwaardig genoeg ook in de zeer harde blauwe hardsteen.

Ook in Mechelen vormde deze groep van cleyn-steeckers samen met de houtsnijders een aparte gilde die voornamelijk in zachte steen en in hout hun producten maakten. In Antwerpen

Een voorbeeld van fijn­

sculptuur in blauwe hardsteen in het stadhuis van Gent dat door de 16de­eeuwse historicus Marcus Van Vaernewijck ‘modern’ werd genoemd, lees ‘gotisch’

(foto S. Stevens © Dienst Monumentenzorg Mechelen

leveren van Twyt wercke (18). Aangezien de enige witte steen in de gevel de zachte Avesnessteen betreft, moet het wel gaan over dit onderdeel.

Avesnessteen is een zachte krijtsteen uit het Zalm. Dit sloeg op het algemene ontwerp,

archi-tecturaal en mogelijks ook sculpturaal.  Het is niet uitgesloten dat van Werchtere ook moest instaan voor de berderen die naar de steen-groeve in Ecaussines werden gestuurd en die de algemene steensnede van de blokken bepaalden (16). De blauwe hardsteen was afkomstig van twee anonieme groevemeesters uit Ecaussines waarvan niet minder dan vierenvijftig in de blauwe hardsteen gekapte merken konden worden teruggevonden op de natuursteen van In Den Grooten Zalm. Het is niet uitgesloten dat Jan du Jardin een van de leveranciers uit Ecaussines was. Zijn naam werd tot nu toe niet terugge-vonden bij de groevemeesters van die plaats. Hij is mogelijk te identificeren met een van de merkdragers van In Den Grooten Zalm.

De bijzonder fijn uitgewerkte reliëfs van de bovenste kooflijst en van de verschillende hardstenen onderdelen van de, in superpositie aangebrachte, klassieke orden blijken door beeldhouwers te zijn uitgevoerd die zeer verwant waren aan de cleynsteeckers. Vooral de detail-lering van de bovenste composietkapitelen getuigen van zeer verfijnd werk. Wellicht reali-seerden de beeldhouwers de stukken in hun werkplaatsen in Mechelen. Hiervoor zouden volgens de archieven een zekere antoen en een zekere sillis kunnen hebben ingestaan (17).

De belangrijkste leverancier die in de rekeningen voorkomt, is Jan Borremans. Merkwaardig genoeg wordt hier enkel gesproken over het

Twee voorbeelden van de gekapte groevemerken die op de gevel van In Den Grooten Zalm werden teruggevonden (© Altri Tempi)

De kooflijst op de bovenste verdieping kraagt sterk uit te opzichte van de gevellijn.

Ieder paneel van de lijst is onderverdeeld in cassettes met hoofdjes in gekoppelde medaillons. Het onderliggende composietkapiteel toont duidelijk een sterk opengewerkte structuur (foto J. Ketels © THV ÁRTER &

Studiebureau Lode De Clercq)

stijl als in soms wat naïeve vroegrenaissance-stijl werkte (20). Anderzijds lijkt het evident dat men een beeldhouwer van het formaat van Borremans zeker niet enkel zou vragen om de grondstof, namelijk ruwe blokken krijtsteen, te leveren. Het is dus niet uitgesloten dat deze Borremans en zijn atelier uitvoerder zouden zijn geweest van een deel van de fijnsculptuur in Avesnessteen.

De stenen werden vermoedelijk afgewerkt geleverd. De nog te beeldhouwen onderdelen, zowel de Avesnessteen als de blauwe hardsteen, werden in dat geval eerst naar het atelier van de cleynsteecker gebracht. Bij zeer grote werven was er vaak een loge ter plaatse maar daarvan werd geen beschrijving teruggevonden voor In Den Grooten Zalm. Na voltooiing werden de stukken voorzichtig ter plaatse geleverd en naar boven gebracht om door de metselaars of steen-houwers te worden geplaatst en dit met de voorziene of ter plekke ingewerkte krammen.

Deze werden dan met snel stollend lood opgegoten. Het metselwerk diende op dat ogenblik tot op de juiste hoogte klaar te staan en volledig te zijn uitgehard. Er moest rekening worden gehouden met het steenformaat en met de voegdikte. Het lijkt dat men dus werkte in een laagsgewijze, horizontale opbouw. Deze methodiek moest tegelijkertijd worden aange-houden in het achterliggende trekkende houtskelet. De consoles, de moerbalken en de ingewerkte kinderbalken, die ook aan de strijkbalk bevestigd zijn, dienden aanwezig te zijn.

Om een voor ons nog onduidelijke reden werd in het midden van de 19de eeuw overgegaan tot het vervangen de fijn gesculpteerde borstwe-ringspanelen in blauwe hardsteen. Dit paneel vertoont op de zijkant een merkteken van een Henegouwse groevemeester.

Van een van de gebeeldhouwde borstweringen van het gelijkvloers werden in het midden van de 19de eeuw afgietsels in gietijzer gemaakt.

Hierbij werd een bestaand reliëf van een leeuw en maritieme figuren in blauwe hardsteen bijge-vijld zodat er een afdruk van kon worden gemaakt. Dit oorspronkelijke, natuurstenen reliëf werd in het interieur te geplaatst. De afdrukken werden vrijwel zeker met fijn vormzand gemaakt (21). De zandgieterij was in de 19de eeuw vooral voor ijzer een manier om vrij voordelig replica’s te kunnen gieten en soms ook monumentale sculptuur (22). Af en toe werden dergelijke afgietsels gebruikt voor architecturale ornamenten. Een bijzonder Turoon die meestal ondergronds gedolven wordt

op het grondgebied van Avesnes-le-Sec niet ver van Valenciennes. In het contract van 1473 voor het doksaal in de Sint-Katelijnekerk te Mechelen wordt deze steen goude custbaeren steene van Avenes genoemd (19).

Jan Borremans de Oude was reeds in 1520 overleden. Het gaat hier dus om Jan Borremans de Jonge die ongetwijfeld een cleynsteecker was.

Jan Borremans begon, naar analogie van zijn vader, in laatgotische stijl. Aangezien de reliëfs van In Den Grooten Zalm integraal in renais-sancestijl werden vervaardigd, werden ze volledig door een zogenaamde antycksnyder gerealiseerd. De inbreng van Jan Borremans de Jonge kan dus in vraag worden gesteld.

Borremans was zeker in contact met de schilder en ontwerper Jan van Roome die in het begin van de 16de eeuw zowel in overdadige laatgotische

Een boogveld in de tweede travee van de eerste verdieping stelt een

zeetafereel met twee dolfijnen voor. De fijnsculptuur van dit ornament in Avesnessteen is vergelijkbaar met

albastsnijwerk (© Altri Tempi)

De 19de­eeuwse gietijzeren panelen zijn afgietsels van één van de borstweringen in blauwe hardsteen op het gelijkvloers. De

oorspronkelijke kleurstelling ervan komt overeen met de 19de­eeuwse bichromie (© L. De Clercq)

(3) MACLOT P., Artists’ Houses in 16th-Century Antwerp: the cases of Frans and Cornelis Floris, in TACKE A. (ed.), Bil-dende Künstler müssen wohnen wie Könige und Götter.

Künstlerhäuser im Mittelalter und der Frühen Neuzeit / Visual artists must live like kings and gods. Artists’ homes in the Middle Ages and the Early Modern Era, in Artifex.

Quellen und Studien zum Künstler Socialgeschichte / Sources and Studies on the Social History of the Artist, Petersberg, 2018, p. 115-124.

(4) HURXKX M., Architect en aannemer, De opkomst van de bouwmarkt in de Nederlanden (1350-1530), Nijmegen, 2013, p. 113.

(5) FRANSSENS M., De bouwgeschiedenis van de Halse Sint-Martinusbasiliek, Halle, 2015, p. 75. Franssens noemt hier ook nog de laatromaanse toren doch deze datering blijkt niet te kloppen.

(6) Een triforium is een gang boven de zijbeuk in een kerk.

(7) VAN TIEGHEM F., Het stadhuis van Gent, dl. 1, Gent, 1978, p. 96-114.

(8) VAN BELLE J.L., Dictionnaire des signes lapidaires, Belgi-que et Nord de la France, Braine-le-Château, 1994.

Eustaes le Prince was volgens Van Belle werkzaam in Arquennes van 1480 tot 1560.

(9) Volgens F. Van Tieghem was Anthonis Pauwels later ook werkzaam aan de Sint-Sulpitiuskerk in Diest in samen-werking met Laureijns Keldermans.

(10) LIPINSKA A., Moving sculptures, Southern Netherlandish alabasters from the 16th to 17th centuries in Central and Northern Europe, in Studies in Netherlandish Art and Cul-tural History, vol. 11, 2015, p. 345, voetnoot 8.

(11) Ibidem, p. 345. De  Liggeren  is de naam die gebruikt wordt voor de archieven van het Antwerpse Sint-Lucas-gilde. Deel I bevat de Liggeren van 1453 tot 1615 van de oudste bewaarde rekeningen. Deel II bevat de Liggeren van 1629 tot 1720.

(12) In het Brusselse ambacht van de Vier Gekroonden waren metselaars, beeldhouwers, steenhouwers en schalie-dekkers verenigd. In het Antwerpse ambacht van de Vier Gekroonden verenigen metselaars, steenhouwers, kas-seiers en dakdekkers zich.

(13) Het Keldermans bouwmeestersgeslacht, afkomstig uit Mechelen, was een familie van steenleveranciers, archi-tecten, glasschilders en beeldhouwers actief in de 15de en 16de eeuw.

(14) NEEFFS E., Histoire de la Peinture et de la Sculpture à Malines, dl. II, Les Sculpteurs malinois, Gent, 1876, p. 119.

(15) Stadsarchief Mechelen, A.5-A.5.1 – 0651-V-56.

(16) Berderen zijn houten mallen met de profielen van de na-tuursteen. Later werden ze ook in papier gemaakt.

(17) Voor de uitvoerige bronvermelding zie: WOUTERS A., JOUKES F. en STEVENS S., Een microscopische kijk op het kleurrijk verleden van In Den Grooten Zalm in Mechelen, in ditzelfde nummer van M&L.

(18) DE TAYE E., Borman Jan, in THIEME U. en BECKER F., Algemeines Lexicon der Bildende Künstler, bd. 3, Leipzig, 1999, p. 364-365. Jan Borremans de Oude werkte ook in steen. Hij leverde onder meer voor de gevel van het huis van de Hertogen van Brabant te Leuven. Hij vervaardigde een leeuw in steen. In de periode van 1513 tot 1521 rea-liseerde hij vier beeldhouwwerken, namelijk van God-fried met den baard, GodGod-fried II, Maximiliaan van Oos-tenrijk en Karel V.

(19) NEEFFS E., op. cit., p. 26.

(20) CAMPBELL S.J., Artists at court, Image-making and Iden-tity, 1300-1500, Boston, 2004, p. 124-127.

(21) Mechelen had een lange traditie in geelgietwerk. Er werd vlak bij Mechelen ook een bijzonder vormzand op-gedolven.

(22) DUPONT P.P. en HUBERTY C., De bronsgieterijen, in VAN LENNEP J., De 19de eeuwse Belgische Beeldhouwkunst, Brussel, 1990, p. 242-257.

voorbeeld van integratie van gietijzeren ornamenten vormt de neogotische Onze-Lieve-Vrouwkerk van Boom die werd uitgevoerd in de jaren 1848-1850 naar ontwerp van architect Drossaert (Tienen 1827-1893). Zowel de monumentale pinakels als het maaswerk in de vensters waren in ijzer gegoten. Dergelijk ornamenteel gietwerk werd vanaf 1850 ook gegoten door de firma Van Aerschot te Herentals.

Het is duidelijk dat de replica’s van In Den Grooten Zalm volledig bij deze werken aansluiten.

Hetzelfde reliëf werd driemaal opgesteld op het gelijkvloers van In Den Grooten Zalm. De gietsels werden gesigneerd door De Pauw, een onbekend gebleven ijzergieterij, en geschilderd in de kleur van de andere reliëfs.

De werf van In Den Grooten Zalm getuigt niet enkel van de integratie van door antycksnyders vervaardigde fijnsculptuur in Avesnessteen in Renaissancestijl maar eveneens van gemerkte blauwe hardsteen die naderhand werd afgewerkt met fijnsculptuur die nauwelijks moest onderdoen voor die in de zachte Avesnessteen.

Reeds van bij de aanvang zal Willem van Werchtere hebben ingestaan voor de ‘inventie’

van de gevel. Blijkbaar werd hij hierbij bijge-staan door de beeldhouwer Michel Ysewijns.

Later komen er nog verschillende uitvoerende beeldhouwers aan te pas waarvan Jan Borremans de Jonge wellicht de voornaamste was. De rekeningen van de visverkopers zijn echter te weinig gespecifieerd om de arbeids-opdeling en het statuut van de deelnemende kunstenaars en uitvoerders voldoende te kunnen onderscheiden. Daarenboven is de diversifiëring in de laatmiddeleeuwse gilden te vaag om een onderscheid te maken tussen ontwerper en uitvoerder, materiaal en stijl.

Lode De Clercq is bouwhistoricus en restaura-teur steen en maakte als specialist voor het pro-ject In Den Grooten Zalm deel uit van het ontwerp-team THV ÁRTER & Lode De Clercq

Eindnoten

(1) HUYSMANS S., Mechelen, De Grote Zalm: Materiaaltech-nisch onderzoek van de gebruikte materialen en technie-ken, PRC bvba, september 2011, onuitg. vooronderzoek in kader van de restauratie van de gevel In Den Grooten Zalm in opdracht van de stad Mechelen.

(2) Een natuurstenen constructie in massivbau wordt inte-graal opgebouwd uit op elkaar gestapelde en met elkaar verbonden natuursteenelementen.