• No results found

Hoofdstuk XXVII. Nog steeds vrede

In document Willem Adriaan Wagener, Sjanghai · dbnl (pagina 174-189)

Zondag 31 Januari.

Er is geen sprake van: China heeft Japan den oorlog niet verklaard. Het was een valsch bericht. Het is nog vrede.

Herbert C. Hoover, president van de Vereenigde Staten, heeft niettemin vannacht geen oog dichtgedaan. In zijn geest hebben zich alle mogelijkheden van een

Oost-Aziatisch conflict afgespeeld. Een oorlog tusschen China en Japan heeft ontzaglijke consequenties. Veel nadeelen en veel voordeelen. Amerika kan geen vergrooting van de Japansche macht dulden. De manoeuvres in de Stille Zuidzee moeten voortduren en uitgebreid worden, wanneer zulks mogelijk is. De vloot moet gevechtsklaar zijn. Met roode stippen zijn in een geheim dossier op het departement van oorlog de oliehavens in het Verre Oosten in kaart gebracht. De kaart strekt zich ook uit over Nederlandsch Oost-Indië. Balik Papan ligt op de kaart aangeduid als een bloeddruppel.

Het zal een strijd om het bezit van de olie worden. Het raderwerk van de wereld loopt op olie. Het is een ingewikkeld raderwerk. Het verslindt olie. Elke regenbui brengt roet van verstookte olie mee. Elke dreadnought, die bijgebouwd wordt, bezwangert het zwerk met meer roet. De manoeuvres hebben Amerika reeds duizenden gallons olie gekost. Het zijn slechts enkele druppels in een oceaan van olie, die een oorlog zou opslurpen.

In het Witte Huis valt een deur open. President Hoover zal, hoewel het Zondag is, geen minuut rusten. Er bestaat immers

een mogelijkheid, die de door malaise geteisterde Amerikaansche industrie er met één slag boven op kan helpen: oorlog in Oost-Azië. Japan zal wapens noodig hebben en China zal wapens noodig hebben. Japan zal voordeelen behalen en Amerikaansche belangen schaden in zijn roes; Amerika zal Japan aanzeggen, zich te matigen; de Amerikaansche staalfondsen zullen stijgen; Amerika zal Japan nieuwe nota's doen toekomen; de spoorwegfondsen zullen stijgen; Wallstreet zal een ongekend levendig beeld vertoonen...

President Herbert C. Hoover, idool van de republikeinen, draagt den Amerikaanschen industriëelen een warm hart toe.

Maar het is nog vrede.

In het Witte Huis valt de deur weer open, nu voor staatssecretaris Stimson. In zijn tasch, die door den chef van de afdeeling het Verre Oosten van het departement van buitenlandsche zaken, den heer W.S. Murray, wordt gedragen, bevinden zich globale bescheiden van secretaris-thesaurier Mellon en bewapeningscijfers volgens de laatste geheime bescheiden van minister van oorlog Hurley. De heer McBride heeft ze persoonlijk overgetikt, na vooraf nog even herinnerd te zijn geworden aan zijn ambtelijken eed. Het is goed, eeden steeds te vernieuwen. Eeden verouderen licht. Als oorlogsherinneringen zijn zij, zoo onbestendig.

De kopstukken van het departement van staat - want zie, daar is ook onder-secretaris Castle - laten zich aandienen bij den president.

Terwijl de Zondagsklokken luiden, raast een auto door de Massachusetts Avenue. Admiraal William V. Pratt leunt in de kussens achterover. In het voorbij-ijlen kijkt hij naar de gebouwen. De Duitsche ambassade op no. 1435, is in rust. Dr.

Friedrich Wilhelm von Prittwitz und Gaffron heeft een goeden nacht gehad. Admiraal Pratt mijmert over goede nachten en ijlt voorbij de Turksche ambassade, waar ook de ramen gesloten zijn. De heer Ahmed Muhiar is op jacht. Ook de Finsche ambassade er vlak naast is in ruste. De auto snelt voort. De Canadeesche zaakgelastigde zal waarschijnlijk zich niet met het conflict bemoeien. Zijn aandacht gaat uit naar een op handen zijnde conferentie, waarbij geen enkele dominion mag ontbreken. Het Engelsche imperium gaat wapenschouw houden, een economische wapenschouw. Het jaar 1932 wordt een jaar van krachtmeten zonder oorlogsverklaringen.

- Geen sprake van. Geen schijn van een oorlogsverklaring, zegt de heer Hoover. De heer Stimson beperkt de ontkenning tot: ‘geen formeele oorlogsverklaring’. Want de Kwomintang drijft aan op een oog-om-oog, tand-om-tand-politiek. En Tsjang Kai-sjek...

Ook de Belgische ambassade ademt vrede en rust. De Massachusetts Avenue ligt verlaten. De auto raast verder met admiraal Pratt.

- De geheime gegevens brengt Pratt, verklaart de heer Stimson. Maar hier... Hun namen liggen op tafel, volgens anciënniteit:

de West-Virginia, de Colorado, de Maryland, de California, de Tennesee, de New-Mexico, de Idaho, de Missisippi,

de Arizona, de Pennsylvania, de Oklahoma, de Nevada, de Texas, de New York, de Arkansas, de Wyoming, de Florida, de Utah.

De heer Hoover spreidt een kaart met roode stippen uit.

Weer drie ambassade-gebouwen schieten voorbij: van Egypte, van Oostenrijk en van Tsjecho-Slowakije.

Nu rijst admiraal Pratt overeind. De Japansche ambassade nadert: no. 2500, 2501, 2502, ... 2510, 11, 12, hier: 2514.

Er is beweging achter de vensters. De deuren verkenen uitgang aan drie heeren. Admiraal Pratt herkent kolonel Wasjizoe en kapitein ter zee Sjimomoera. Die derde was Midzoesawa, de 1ste secretaris.

Een eind verder aan dezelfde zijde van de Massachusetts Avenue verrijst het fraaie gebouw van de Engelsche ambassade. No.

3100. Admiraal Pratt heeft er al vele voetstappen liggen. Hij ijlt nu voorbij. In vollen vrede ligt Washington.

Op de tafel in het Witte Huis ligt de kaart met de roode stippen. In vollen vrede ligt de hoofdstad van de Vereenigde Staten.

In vollen vrede ligt de wereld, want het bericht van Reuter was een canard. Admiraal Pratt herhaalt voor zichzelf in de auto de cijfers:

... drie vliegtuigmoederschepen: de Lexington,

de Saratoga, de Langley,

met vierhonderdtwintig bombardeervliegtuigen,

15 jaar Good-Year luchtschepen-productie, met de Los Angeles, de Akron en de Makon-in-constructie (alleen met de Akron vlot het niet... weer een ongeval... voorspelt weinig goeds...),

15 pantserkruisers 1ste klasse, 6 lichte kruisers 2de klasse,

270 torpedo jagers en torpedobooten, en 93 duikbooten.

Admiraal Pratt komt in het Witte Huis juist op tijd met zijn gegevens. De

besprekingen met den president worden voortgezet. Er is een dringend verzoek van den Amerikaanschen consul-generaal te Sjanghai binnengekomen om infanterie en mariniers te zenden.

Nog steeds is er vrede. Het bericht van Reuter was inderdaad een canard.

Aan de andere zijde van den Stillen Oceaan vergadert op hetzelfde oogenblik het Japansche kabinet weer onder voorzitterschap van den grijzen heer Inoekai.

Tegenwoordig zijn, behalve de

ministers, prins Kotohito Karin, chef van den generalen staf en verscheidene vertegenwoordigers van het Gensoi-foe en het Goenji-sangi-in, voorts prins Hirojasoe Foesjimi, chef van de marine, en eenige commandanten van de marine-prefecturen. De zitting wordt even onderbroken voor een tusschenconferentie met den

Amerikaanschen ambassadeur, waartoe de heer Josjisawa, door tusschenkomst van chef-referendaris Tsoebokami, die den heer Grew heeft ontvangen, dringend wordt uitgenoodigd.

Terwijl president Hoover in het Witte Huis last geeft, met het marine-transportschip Chaumont 1000 infanteristen en 400 mariniers van Manilla naar Sjanghai te vervoeren, protesteert de heer Grew in het onderhoud met den heer Josjisawa nogmaals namens de Vereenigde Staten tegen de uitdagende houding van de Japansche militairen.

- Mijn volmacht ten deze, zegt de heer Grew, is zooeven nog telegrafisch versterkt. De heer Josjisawa doet den heer Grew beleefd - het is nog vrede - uitgeleide en brengt in den ministerraad rapport uit over dit nieuwe diplomatieke optreden van de Vereenigde Staten. Langs geheimen diplomatieken weg komt intusschen telegrafisch in Tokio het bericht binnen, dat president Hoover zoojuist besloten heeft, 1000 infanteristen en 400 mariniers van Manilla naar Sjanghai te zenden.

Na eenige beraadslaging wordt, ondanks den précairen toestand van de schatkist, het besluit genomen, eveneens meer troepen naar Sjanghai te zenden, teneinde de Japansche belangen daar krachtig te behartigen.

Terwijl deze beslissing valt, bliksemt een Russisch bericht door de relais van het Europeesche kabelnet, inhoudend, dat de

sche marine de Chineesche oorlogshaven Woesoeng aan den mond van de Wangpoe heeft bezet.

Een valsch bericht?

Geen enkel bericht is te vertrouwen. Zelfs Reuter is niet te vertrouwen geweest. Reuter maakte melding van een oorlogstoestand en het was integendeel nog volle vrede!

Een leening van 21 millioen jen?

Het volledige Japansche kabinet hecht er zijn goedkeuring aan, omdat de

omstandigheden ertoe dringen. De heer Takahasji kan voorloopig met de financiën vooruit. Hij zegt toe, alleen het woord Mantsjoerije aan de leening te zullen verbinden. Over plaatsing van de leening behoeft men zich nog niet bezorgd te maken. Er zijn o.a. voordeelige aanbiedingen uit Mexico. De heer Johnson, chef van de afdeeling Mexico van het departement van buitenlandsche zaken te Washington, is door den geheimen inlichtingendienst op de hoogte gebracht van deze aanbiedingen. Het zijn aanbiedingen van het Mexicaansche olie-kapitaal. The customer is king.

Intusschen wordt in de nabijheid van het Britsche consulaat op de grens van de internationale concessie te Sjanghai toch nog een weinig gevochten. Niet hevig en niet officiëel. Het is trouwens slechts politioneel ingrijpen: de Japanners omsingelen het stedelijk ziekenhuis, omdat zij meenen, dat zich op het dak Chineesche vrij schutters hebben geposteerd. De Japanners richten de machinegeweren en vegen de goten schoon. Door de dakvensters worden de gewonden naar bed gebracht. Het treft: een ziekenhuis zoo dichtbij... Het is niettemin een vervelend incident: het waren geen vrij schutters, maar nieuwsgierige verplegers, die van het dak af naar den brand van Tsjapei hadden staan kijken.

Door de vensters van het Britsche consulaat wordt eenige oogenblikken met aandacht naar de belegering van het Municipal Hospital gekeken. Daarna zet men zich om een lange tafel. Het is een gemengd gezelschap. Admiraal Sjiozawa verontschuldigt zich tegenover zijn tegenstander, den Chineeschen bevelhebber, naar aanleiding van hetgeen beiden als gast van den Britschen consul door de vensters hebben

waargenomen.

- Ik ben mij ervan bewust, dat u zult begrijpen, zegt hij, hoe moeilijk onze positie is. Ik ben accoord gegaan met een nieuwen wapenstilstand om onze regeeringen gelegenheid te geven, zich te beraden. Ik vertrouw erop, dat dit geschiedt met een voor ons allen gunstigen uitslag. Dit dáár was helaas noodzakelijk politioneel ingrijpen...

De Chineesche bevelhebber glimlacht en de conferentie met den Britschen consul Brenan wordt voortgezet. De andere consuls zijn er bij tegenwoordig. Er wordt met ernst en met toewijding gesproken. De heer Moerai beklaagt zich, dat hij straks over de Garden Bridge terug moet naar het Japansche consulaat. Het lijkt op het oogenblik nog een gevaarlijke onderneming. De Japansche politiemaatregelen, moet hij zelf toegeven, zijn gedurende den wapenstilstand nogal scherp en sluw. De eenige troost voor den heer Moerai is, dat hij zoo wijs is geweest, zijn maliënvest over zijn onderkleeren aan te trekken, vóór hij de grens van de internationale concessie overtrok. Deze maliënvesten worden door de regeering in Tokio aan diplomaten en consuls met verantwoordelijke posities, op wier leven nog prijs wordt gesteld, verstrekt.

De consuls drinken met de beide bevelhebbers thee. Zij bepraten nu de komende dingen. Dinsdag a.s. wordt in Genève de groote ontwapeningsconferentie geopend.

Nu en dan klinkt het geratel van machinegeweren in de conferentiezaal door. De Japanners in Hongkjoe worden overvallen door Chineesche snipers, die zich in het brandende Tsjapei schuil houden en zich niet bekommeren om den wapenstilstand. De consuls bespreken de mogelijkheden, die in de groote ontwapeningsconferentie besloten liggen. Zij zijn tevreden over het feit, dat zij met den zoojuist afgekondigden wapenstilstand een steentje tot de idee der ontwapening hebben bijgedragen. Men heeft een prettig Zondagsgevoel over zich. De theekopjes evenwel reageeren met gerinkel op elke ontploffing in Tsjapei. De brand tast n.l. verborgen munitiedépôts aan.

Zeventien vrachtwagens beladen met Japansche dooden en gewonden worden uit Tsjapei naar de haven gereden. Er spat voortdurend nog bloed op straat. De

Chineesche snipers in hun nesten zijn onuitroeibaar. De kaart met de bloeddruppels ligt nog steeds in het Witte Huis op tafel tusschen de heeren Hoover, Stimson, Castle en Pratt. De heer Stimson heeft eindelijk eenig positief bericht uit Engeland gekregen, weliswaar niet officiëel, maar toch kan met zekerheid worden aangenomen, dat vanochtend in een kabinetszitting te Londen besloten is, het Engelsche expeditieleger te Sjanghai te versterken. De heer MacDonald moet zichtbaar vermoeid zijn geweest na de zitting van den kabinetsraad. Hij klaagde over hoofdpijn en schreef die eeuwige vermoeidheid toe aan zijn oogen. Mr. Thomas van de dominions drong er op aan, dat hij toch werkelijk eens rust zou nemen.

- Genève komt wel terecht. Ik zal je zoo goed mogelijk vertegenwoordigen. Ook Sir John Simon waagde het, een opmerking in dien geest te maken.

- Ik wil je raden, Mac, ga er eens uit. En blijf er zóó lang in, tot je je beter voelt. Ik ben er zelf ook te vroeg uitgekomen en weet wat dat zeggen wil. Ga naar Lossiemouth.

- Thomas, m'n beste, je begrijpt toch, dat het nu niet kan... Juist ‘nu’ niet. Ik moet Vrijdag persé naar Genève.

- Laat toch die ontwapeningsconferentie loopen. De kaarten zijn immers gewasschen en gedeeld. Komt Laval soms? Nu dan...

- Maar Drummond gaat eruit en ik ben bang, dat er verkeerde handen aan het vrijgekomen touwtje zullen trekken. Tenslotte is dat nog niet eens het belangrijkste. De toestand in China is gevaarlijk.

- ‘Wij’ laten ons niet meesleepen. - Maar Washington...

- Dat moet Washington weten.

- Zoo eenvoudig is het niet. Een bom barst altijd anders dan men verwacht. En onze schatkist laat niets toe. Bovendien dreigt de Anglo-Persian de olieconcessies kwijt te raken. Onze admiraliteit is aan handen en voeten gebonden. Elke bewuste houding van Engeland zou krankzinnigheid zijn. En dan is dit conflict in den grond niets nieuws. Engeland is gedwongen tot soberheid in zijn houding ten opzichte van Japan. Eigen geschiedenis... Oud verbond... Dreigend verlies van olieconcessies... Lamgeslagen admiraliteit... Engeland kan zich nauwelijks vlagvertoon permitteeren. En wij hebben onze wonden nog van Versailles... Thomas, doe mij een genoegen, ga zoometeen naar den vredesdienst, van den aartsbisschop van York. Laat je opmerken door de pers. Ik ben zelf zoo moe. M'n oogen kwellen mij. Maar de wereld moet weten, dat Engeland vrede wil. Daarom verlang ik naar Genève. Wij zijn op het oogenblik geen

partij, noch vóór, noch tegen Japan. De tijd is slecht. Il faut faire bonne mine à mauvais jeu. De rol van schamele vredesengel is beter dan die van een gehavend ridder. Onze eenige zorg moet zijn, Amerika te betalen. Onze staatsfondsen moeten rijzen. Onze industrie moet worden gered.

Minister Thomas heeft den heer MacDonald bij het scheiden de hand met warmte gedrukt. De staatslieden begrepen elkaar. Zij voelden de tragedie der machteloosheid en voelden zich er verantwoordelijk voor.

Ishbel is na de zitting haar vader met een angstig gezicht tegemoet geloopen. Zij kon niet direct in zijn oogen kijken: de bril schitterde. Maar het weggetrokkene om zijn slapen verried weer, dat hij zich te veel had ingespannen.

- Vader, laat het nu genoeg zijn. U delft uw graf. - Ik ben te moe om je te volgen, Ishbel.

- En ik laat u morgen niet meer gaan.

- Morgen moet ik een belangrijke telefoonlijn inwijden. Dàt gun je mij toch wel, een telefoontje...

- Met Sjanghai? - Naïeve Ishbel... - En daarna? - Daarna?...

- Hou maar op, ik begrijp het al: daarna kabinetszitting - en daarna wéér kabinetszitting - en dan naar Genève. Maar nu is het uit, hoort u? Nu is het uit. Ik zal u dwingen. Ik zal straks al de Londensche oogspecialisten tegen u in het harnas jagen. Ik zal toestemming geven om uw geval van a tot z in The Lancet te publiceeren, dan komt de heele wereld het te weten en kan ze er schande over spreken, zooals u zich verwaarloost. En de Labour-vrinden, voor zoover u die nog hebt, zullen zeggen:

he was ambitious. Daddy, toe, luistert u dan nooit naar goeden raad? Morgen houd ik een redevoering, daddy. Ik, Ishbel MacDonald, dochter van den beroemden Ramsay MacDonald. Het zal in alle kranten staan, dat Ishbel MacDonald voor den vrede heeft gesproken. Iedereen zal weten, dat 10 Downingstreet vrede wil. En Engeland zal zich veilig voelen. En terwijl Engeland zich veilig voelt, kunt u rust nemen. Rust komt u toe. U hebt genoeg kastanjes in het vuur gelegd. Laat Sir Simon die er nu maar uithalen, maar redt u tenminste uw gezondheid.

Zoo spreekt Ishbel MacDonald.

Maar bloed en olie zijn hinderlijke begrippen voor vermoeide oogen. Als men aan bloed en olie denkt, trekt er een floers voor den blik en als men toch al zwakke oogen heeft, veroorzaakt de gedachte aan bloed en olie een onaangename pijn.

Minister Thomas heeft den heer MacDonald, zooals gezegd, bij het scheiden de hand met warmte gedrukt. Per taxi is hij naar de Westminster Abbey gegaan, waar de aartsbisschop van York, William Templer, naar aanleiding van de Dinsdag te openen ontwapeningsconferentie de godsdienstoefening zou leiden.

De kathedraal is goed bezet. Onder de luisterenden bevinden zich de vader van den Volkenbond, Lord Robert Cecil en de toekomstige voorzitter van de

ontwapeningsconferentie, de heer Henderson.

Zij luisteren aandachtig naar de woorden van den tweeden geestelijke van het Britsche rijk.

- Ontwapening, zegt hij, is een eereplicht, die ons wordt opgelegd door het verdrag van Versailles.

Zijn goed-geformuleerde woorden zweven door de grijze ruimte van de kathedraal. Zijn gebaar is eenvoudig, zonder

rend element. Het gebaar is zelfs iets te kort voor zoo een groote ruimte als deze. Het is het gebaar van iemand, die spreken wil van hart tot hart. Hij voelt het gehoor dicht tegen zich aan. Het gehoor is zeer talrijk. De zeventien vrachtwagens met Japansche dooden en gewonden bereiken intusschen de haven. De Japanners, die bij de haven staan, salueeren. Een heel hoog signaal klinkt uit één van hun hoorns. De hoorn is van gewoon messing. Het is een Fransche regimentshoorn. Maar het signaal klinkt uit dezen hoorn heel anders dan het zou klinken in Europa. De dooden zullen worden verbrand. De dunne asch, die als poeder tusschen de vingers door glipt, zal naar het vaderland worden gebracht.

- Zóó, roept de aartsbisschop van York op dezen vredes-Zondag uit, kan de wereld niet verder. De oorlogsschulden moeten geschrapt worden. Zonder dat...

Er liggen nu veertig Japansche oorlogsbodems voor Sjanghai. Tsjapei brandt. De zeventien vrachtwagens worden afgeladen. In één van de wagens blijft een bebloede arm liggen. De arm was verbrijzeld en hing aan een vlies. Een verminkte Japanner was erop gaan zitten. Daar kon de gecompliceerd-verbrijzelde arm niet tegen. Het zijn soms net doode takken, zoo vallen zij af. De arm wordt op straat geworpen. Twee honden springen er op. En het is nog altijd vrede. Reuter heeft zich vergist. Maar enfin, er is bevredigende belangstelling voor de rede van den aartsbisschop van York: Lord Cecil..., minister Thomas..., de heer Henderson... Ginds, tegen een pilaar aangedrukt, zit iemand, die ons nog beter bekend is.

In document Willem Adriaan Wagener, Sjanghai · dbnl (pagina 174-189)