• No results found

Willem Adriaan Wagener, Sjanghai · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Willem Adriaan Wagener, Sjanghai · dbnl"

Copied!
283
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Willem Adriaan Wagener

bron

W.A. Wagener, Sjanghai. Brusse, Rotterdam 1933

Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/wage010sjan01_01/colofon.php

Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn.

(2)

Hoofdstuk I.

Confetti.

Van twee planeten staat wetenschappelijk vast, dat de atmosfeer er geschikt is voor de ontwikkeling van een menschenras.

Eén ervan is Mars. De tweede heet Gea. Maar als men over Gea spreekt, weet niemand, welke planeet men eigenlijk bedoelt. De sterrekundige benaming Gea is niet populair. Men gebruikt daarom liever een metonymia en spreekt van ‘de aarde’.

‘De aarde’... dat is ‘de Ongenoemde’.

Voor zoover de fantasie hier ter aarde toelaat stelt men zich het Mars-volk, in tegenstelling met den naam, nogal vredelievend voor. Het is trouwens een

karakteristieke eigenschap van de aarde-bewoners, zich de zaken buiten hun bolvormig en van vele rivieren en zeeën doorsneden gebied, eenvoudig en ordelijk voor te stellen.

Moeten wij er ons intusschen niet over schamen, dat onze planeet geen bruikbaren naam heeft?

Onderling lachen wij elkaar wel eens uit om den hartstocht, waarmee wij alle dingen benoemen. Zoo hebben wij de muggen gezift in honderden soorten en gaven die een naam. (Er zijn zelfs zoölogen, die al deze namen in hun hoofd opgezameld hebben. Helaas, zulk een schat kan niet worden geërfd. Het is daarom practischer, geld te verzamelen.)

Maar onze planeet heeft geen bruikbaren naam.

Het komt meer bij ons voor, dat, terwijl wij kinderen de wereld in sturen met zes voornamen soms, wij voor iets belangrijks géén passenden naam hebben. Niet alleen in zaken (de naamlooze vennootschap is de minst gevaarlijke vorm, waarin wij,

Willem Adriaan Wagener, Sjanghai

(3)

terwille van de profijten, ons eigenbelang gieten), maar ook op ideëel gebied.

Jongverloofden hebben b.v., als zij van elkaar willen weten, hoe zij over ‘het’ denken, de grootste moeite, zich begrijpelijk te maken. Eenvoudig doordat ‘het’ geen naam heeft, die door den beugel kan, zelfs in kringen, waar men de dingen bij den naam pleegt te noemen. Ook als de namen van twijfelachtigen oorsprong zijn, wordt met de grootste behoedzaamheid over ‘het’ gesproken en gecorrespondeerd, om te voorkomen, dat de één van de(n) ander zal denken: ‘hij (zij) wil wel wat, maar het is hem (haar) geen ernst’.

‘Het’ beteekent nu hier dat ééne. Maar ‘het’ kan evengoed iets anders zijn.

Werkelijk, met al onze gezifte muggen en overbodige voornamen verkeeren we, als het er op aan komt, in verlegenheid.

Daar wentelt nu de klomp, die ‘Aarde’ heet, door den aether.

‘Zitten’ we verlegen!...

Pak het ding eens aan...

En zeg wat ge ziet.

- Zeeën.

- Alsmede?

- Land.

- En in de zeeën?

- Visschen.

- Hoe nu? Van hier af kan men zelfs de vliègende visschen niet zien, al is er nog zoo'n groot gat in de wolken. Zegt u dan maar liever, wat u op een afstand voor groens op het land ontwaart.

- Bosschen.

- Welaan. Die bosschen hebben thans onze aandacht.

Telkens als deze planeet, deze aardklomp, deze - u ziet den bol-

Willem Adriaan Wagener, Sjanghai

(4)

ronden vorm, alleen aan de polen ietwat afgeplat - deze aardkloot een omwenteling heeft volbracht, zijn er weer groote perceelen bosch gerooid. Boomen worden n.l.

omgezet in papier en papier is noodig voor de kranten. Het gedwarrel van de kranten vervroolijkt het wentelen van de planeet. Zij bestrooit zich feestelijk met deze confetti tijdens haar non-stop-vlucht door den aether; zij bestuift zichzelf, bevrucht zichzelf, zet zaad voor nieuwe boomen, doet nieuw papier groeien en pirouetteert voort temidden van een dwarreling van nieuws. In haar warme oksels, de steden,

functionneeren de poriën: kleine kiosken, die het nieuws van den dag uitzweeten, op koortsachtige dagen heet en veel (b.v. na een drukken sport-Zondag), in koele perioden rustig, regelmatig. De kliertjes, die het nieuws afscheiden, staan in verbinding met de bloedvaten, welke uit de genitaliën physiologisch gist puren in den vorm van hormonen. Aan de hormonen zijn de journalisten, die in de genitaliën van moeder aarde werkzaam zijn, niet vreemd. Onbewust regelen zij de kwestie van de

instandhouding van het geestelijk leven op dezen aardklomp, alsmede de verjonging ervan en de vernieuwing. Zij zijn naamlooze conservators van levende kiemcellen;

zij brengen het zaad waar het bevruchten kan; zij bevorderen het leven, dragen, met geheimzinnig vertrouwen op hooger orde gelaten den smaad van verwekkers van periodieke ongesteldheden te zijn; brengen uit de cellen, die van de openbaarheid afgesloten zijn, den schat van den levensdorst omhoog; delven het ruwe geluk op uit de groeve, waarvan de naam op schuttingen wordt ontheiligd; omstuwen het phoetus van een nieuwe gedachte met haastige liefde; maken baden en windsels klaar als de geboorte nabij is; treden op als accoucheur zoodra moeder aarde's bevalling inzet;

stethoscopiseeren haar hart; spreken moed in, vuren

Willem Adriaan Wagener, Sjanghai

(5)

haar aan en stichten de papieren dwarreling van vreugde met verjongden geestdrift:

er is alweer geboren..., er is alweer ‘te doen’.

Moeder aarde transpireert. De wereld wenscht zichzelf geluk, als het kind mooi is en schoone beloften op het blanke voorhoofd draagt. Soms weet de wereld den vader te vinden, dien te eeren en te huldigen... De journalisten kent men niet. Zij gaan naar huis en ontvangen ééns per maand hun salaris, dat gemiddeld toereikend is om, behalve een vrouw, twee kinderen, alsmede twee colbertcostuums op een bescheiden stand te houden. - Maar hun lakeien zijn de boomen. Zuchtend, als knechten op de knieën, vallen zij, en doen hun dienst. De Finsche vlotters jagen de weerbarstig botsende stammen door de stroomen; 300.000 vaâm voor West-Europa;

het hout ‘vliegt’ weg; de papierfabrieken laden schepen met rollen af; persen ronken op fundamenten van beton; en geen dag verstrijkt zonder dwarreling van nieuws.

Vóór iederen zonsondergang kan de kiem van een nieuwe wereld tot bevruchting zijn geraakt.

Is dit voor een journalist niet reden genoeg om zich, als men zijn salaris halveert, desnoods nog te handhaven op één kind en één colbertcostuum en een met een ander gedeelde vrouw?

Overigens zet de voorzienigheid haar werktuigen wel in 't vet, opdat ze niet roestig worden en vergaan. Een werktuig, dat breekt, gooit zij weg. Het moet maar weer zien, mineraal te worden. Dan kan het, na opnieuw gedolven, gezuiverd en gesmeed te zijn, weer strekken tot sieraad van de gereedschapskist. Zoo handelt de

voorzienigheid trouwens met alle gereedschappen; en zij heeft er wat!

Het komt echter voor, dat zij oogenschijnlijk zeer edele gereedschappen vroegtijdig terzijde legt. Eigenaardige geste, die nie-

Willem Adriaan Wagener, Sjanghai

(6)

mand begrijpt. En een oogenblik later laat zij met schijnbare moedwilligheid tal van gereedschappen, waaronder nijvere landbouwers, die van Kobe tot de Foedsjiama toe zijde, rijst en suiker in cultuur brengen, vergaan in een typhoon en dekt de gebroken werktuigen toe met afgerukte sakoera en momji; of zij duldt iets als het jaar 1914 met zijn groot zomer-onheil, mede ten koste van talloos veel uitstekende werktuigen, waaronder jonge krachten met goede vooruitzichten in de

consumptiebedrijven, studenten met mild verdeelden aanleg: medische, juridische en philosophische candidaten; ook theologische studenten, die toch geacht worden, instrumenten te zijn, waarmee de voorzienigheid haar principiëel-eigen akkers wil bewerken..., kortom, werktuigen van zeer verscheiden nut, weggeworpen en aan de vernieling prijsgegeven, schijnbaar zonder eenig systeem. Het zou voor theologische studie een belangwekkend onderwerp zijn, deze achteloosheid Gods.

Men is nooit zeker van zichzelf: zóó is men gewonnen en zóó geronnen. Ook voor den journalist geldt dit. Hij neemt deel aan het wordingsproces der tijden en heeft op gepaste wijze te verdwijnen, als carcinoom hem teistert, of een ongeval hem levensgevaarlijk verminkt, of een ellendig huwelijksleven hem tot het uiterste noopt.

Met dat al is het een feestelijk iets, den aardbol zich met de confetti van hun hand te zien bestuiven; te luisteren, in gedachten, naar het zuchten van de dienende boomen, naar het gesmijt met de stammen langs de hellingen der heuvels, als waren die stammen handjes lucifers. Elke lucifer kan de vonk van een nieuw leven op de menschheid doen overslaan; één spaander Finsch hout kan in de rotatiepers de luttele runen overnemen, die de wereld in een nieuwen tooverban zullen slaan.

Willem Adriaan Wagener, Sjanghai

(7)

Maar wanneer?...

Het is nu Januari 1932. Een nieuwe tooverban zou voor Europa (zie: hier, aan deze zijde van de globe, deze betrekkelijk kleine uitlooper van het Aziatische continent) - een nieuwe tooverban zou voor dit Europa geen overbodige luxe zijn. De hopelooze onderneming van Augustus 1914 (u kunt dit toch volgen?) is nog niet geliquideerd;

het plan-Young (algemeen bekend) dwingt de belangrijkste staten tot een immoreel verblijf bij het in staat van ontbinding verkeerend lijkje van een hydrocephalitisch oorlogskind, hetwelk moeder aarde in die beruchte Augustusmaand van 1914 baarde;

er is een onherstelbare economische crisis, welker oplossing fatalistisch is opgedragen aan de voorzienigheid; banken springen en vermeerderen de werkeloosheid (alleen in de Vereenigde Staten raken deze maand driehonderdtweeënzestig banken

insolvent); het pond sterling is gezwicht; de wanhoop ontketent politieke

beeldenstormerij; zij, die waarlijk ernstig zijn, hebben op 30-jarigen leeftijd nog geen bestaan; die er op los leven, hebben, als zij 30 zijn, alweer genoeg van alles en slaan de hand aan zichzelf, of sleuren hun omgeving neer tot het peil van hun vernietigde beschaving; Spengler is één van de populaire wijsgeeren en hij predikt den ondergang van het avondland; Iwan Goll zingt hunkerend van de koelte van het doodszweet:

het lied van stervend Europa; de schilderkunst is door de objectieve vormenwereld heen gezonken en zoekt naar een begraven Atlantis; de muziek breekt tot gruis in de botsing der toonaarden; de architectuur beleeft de laatste opleving in het vangen van ruimten en het blazen van glazen gevaarten; er zijn nog een paar nieuwe kunsten uitgevonden: filmkunst en fotomontage...; het zijn de scrupuleuze geneugten van een zieke menschheid, die, aan 't bed gekluisterd, in fantaseerenden

Willem Adriaan Wagener, Sjanghai

(8)

koortsroes teeder feest viert met schimmen tegen het plafond, of zich behaaglijk koestert in het bezit van fijngeplooide rooden en gouden capsules van 50 grams fleschjes. Ach, het leven heeft op het ziekbed dikwijls nog zooveel verrukkelijks.

Daarom is het voor de meesten nog wel uit te houden in Europa.

Tenslotte zijn er nog de kranten, waar zóóveel in staat, dat ieder er iets naar zijn gading in kan vinden.

En hierbij zullen wij het voor dezen keer laten. Is er misschien iets nog niet duidelijk? Misschien dat van die schuttingen, waarop het één of ander ontheiligd werd? Aanstellerij. U herinnert zich speciaal dàt drommels goed. Hebt u een geografische inlichting noodig? Daarmee alleen wil ik u van dienst zijn.

- Zegt u dan maar, waar de schuttingen zijn, hoe ze loopen, waar ik ze vinden kan...

- U vergt ineens zóóveel... Ik kan u wel zeggen, met den aardbol vóór ons, waar ze zoo ongevéér liggen, maar op dezen wereldkloot zijn alleen de belangrijke zaken aangegeven. De schuttingen, waar u naar vraagt, zijn slechts erfscheidingen van ondergeschikt belang. Ze loopen tusschen tuinen van benedenhuizen en langs onbebouwde terreinen. Maar wacht: één zoo'n erfscheiding, weliswaar geen schutting, maar toch iets dergelijks, is op deze globe wel degelijk te zien. Kijkt u eens hier. De erfscheiding begint bij Sjanghaikwan en loopt dan Azië binnen, om China heen.

Deze muur moest eertijds het Chineesche rijk tegen indringers beschermen. Maar bijzonder afdoende is hij niet geweest. Dat zult u hooren.

In de 17de eeuw, als de Ming-dynastie in verval is gekomen, dringen de Mantsjoes binnen en wel zóó grondig, dat zij de macht in handen krijgen en haar behouden tot 1911. Ten gunste van de door Soen Yat-sen gestichte republiek doet de Mantsjoe-

Willem Adriaan Wagener, Sjanghai

(9)

dynastie het volgend jaar afstand. Dan gaat het met China, ondanks de pogingen van de nationale partij, de Kwomintang, dit te verhoeden, van een leien dakje naar beneden. Soen Yat-sen's rechter hand Yoean Sji-kai vischt in troebel water, laat zich eind 1915 tot keizer uitroepen, doet vier maanden later afstand en sterft.

Na den wereldoorlog loopt het geschonden China gevaar onder den voet te worden geloopen.

In het gedrang om de binnenlandsche macht moet Soen Yat-sen het leven redden op een Engelsch oorlogsschip.

Dan vischt Sowjet-Rusland in troebel water. De Kwomintang komt onder voogdij van Borodin. Soen Yat-sen wordt één van zijn werktuigen. De nationale regeering kiest Kanton als zetel. Sowjet-Rusland zal trachten, de wereldrevolutie via China te ontketenen. Maar één Chinees weigert, marionet te zijn in handen van Moskou. Hij is commandant van de militaire academie en heet Tsjang Kai-sjek. Tsjang Kai-sjek maakt van een oogenblik, dat Borodin naar Rusland is, gebruik, ontwapent de roode troepen en maakt verder schoon schip. Een korte verzoening met Borodin... Maar de roode troepen herstellen zich en onder de leuze ‘China voor de Chineezen’ nemen zij Sjanghai in, de internationaalste stad van de wereld, waar duizenden

vreemdelingen, Amerikanen, Britten, Japanners, enz. in de muizenval der concessies gevangen raken. Honderdéénenzeventig vreemde oorlogsschepen werpen 30.000 man aan wal, maar Tsjang Kai-sjek, die nu van de roode invasie zijn bekomst heeft, richt een afdoend bloedbad onder de communisten aan, waarvoor de vreemde mogendheden, die in hem een beschermer zien van hun moeizaam-imperialistisch bevochten rechten op de voornaamste handelscentra van China, een belooning toekennen in den vorm van credieten.

Willem Adriaan Wagener, Sjanghai

(10)

Doch de roode machten, die, terwijl Tsjang Kai-sjek nu Nanking kiest als zetel van zijn nationale regeering, zich op Woehan hebben teruggetrokken, ontketenen opnieuw een revolutie. Tsjang Kai-sjek, dit alles zat, wendt den steven naar Japan, kan echter niet van zijn land, dat voorgoed dreigt onder te gaan, scheiden, huwt met de zuster van de inmiddels weduwe geworden mevr. Soen Yat-sen (dit is het raadselachtigste huwelijk van onzen vreemden tijd), sticht opnieuw in Nanking een nationale regeering, en stuit dan op Japan, dat zich juist mag verheugen in een minzame houding van Moskou. De Sowjet-invloed wordt opnieuw door Tsjang Kai-sjek onderdrukt en over den Japanschen handel vaardigt de Kwomintang een boycot uit.

Een Duitsche overste, Bauer, helpt Tsjang Kai-sjek aan een plan voor den wederopbouw van China. Wijlen Soen Yat-sen wordt door de nieuwe Kwomintang verheven tot nationalen verlosser en wordt min of meer heilig verklaard, terwijl de nieuwe Kwomintang in Nanking op haar beurt door de belanghebbende vreemde mogendheden wordt erkend... Maar de binnenlandsche chaos duurt voort. Bauer sterft. Het land wemelt van muitende generaals met particuliere legers. De

Kwomintang blijkt bovendien corruptie te plegen. Het geld voor de instandhouding van het dijken- en stuwdammen-stelsel, dat China moet beschermen tegen de aanvallen van de gevaarlijkste van alle rivieren, den Jangtse, wordt verspild aan een mausoleum voor Soen Yat-sen. De Jangtse grijpt onmiddellijk in en zet 120.000 vierkante mijlen vruchtbaar land onder modder. Zestig millioen menschen zijn overgeleverd aan honger, pest, cholera, bandietisme... Begint men er eenmaal over te praten, dan kan men er niet meer over ophouden.

- En nu?

Willem Adriaan Wagener, Sjanghai

(11)

- ‘En nu’? Nu weet u, hoe die muur China heeft beschermd. Maar hoe de toestand op het oogenblik is, wat er thans staat te gebeuren, welke nieuwe onheilen China bedreigen... het is niet te doen u daar een inzicht in te geven. Er zit zooveel aan vast.

Zóóveel...

Japan, dat begrijpt u, kan den boycot niet verdragen. China is voor Japan als afzetgebied van het hoogste belang. Maar niet alleen een ongestoorden afzet van goederen in China eischt Japan, ook ongestoorden afzet van emigranten, wil het niet ten gronde gaan aan overbevolking. Het heeft daarom zijn vlag dieper in Mantsjoerije geplant dan China lief is. In den nacht van 18 September 1931 dringen ongeregelde Chineesche troepen door in de contractueel aan Japan toebehoorende spoorwegzone en blazen een brug op, de Nonni-brug. Als gevolg daarvan krijgt men het bloedbad van Moekden. Vervolgens het bloedbad van Tsitsihar. Op 1 Januari 1932 wordt Tsjintsjau genomen, de laatste stad voor den grooten muur...

Wat wilt u meer weten?

De rest staat in de kranten.

Dames en heeren, ik dank u zeer voor uw welwillende aandacht.

De kranten...

De rest staat in de kranten.

Dat weet iedereen. Kranten bevatten zóóveel, dat alle menschen er iets naar hun gading in kunnen vinden.

Daar is b.v. een zekere René van Dyke. Op het stuk van krantenverslinden is hij onverzadigbaar. Met een oud Gilette-mesje, dat in een speciaal daarvoor vervaardigd houdertje past, snijdt hij wetenswaardigheden uit de bladen. Hij hoopt met al deze wetenswaardigheden zijn parate kennis te vergrooten. Er gaat

Willem Adriaan Wagener, Sjanghai

(12)

een massa tijd heen met het uitsnijden. René van Dyke moet immers ook vluchtig kennis nemen van den inhoud der uit te snijden berichten en artikelen. Hij is van plan, later één en ander goed te bestudeeren, als hij tijd heeft.

Terwijl hij den inhoud van het voor uitsnijden in aanmerking komende nieuws verkent, vraagt hij zich af, of hij niet net zoo goed een goedkooper soort mesjes kan nemen om zich te scheren.

Wacht, wat denkt u van dit?:

Sjanghai is een vrij moderne stad met eenige dozijnen groote

zakengebouwen; er zijn een aantal zeer goede scholen en eenige druk bezochte Europeesche clubs.

Nemen natuurlijk.

René van Dyke's mesje kerft langs de kolomlijn.

Vast staat, dat er tegenwoordig heel wat minder echte Gilettemesjes worden verkocht dan vroeger. In vertrouwen kan worden meegedeeld, dat de Gilette Safety Razor Cy. straks met een trucje haar winstcijfer zal publiceeren om den achteruitgang der ontvangsten te camoufleeren. Er zal een winstcijfer bekend gemaakt worden van 4.020.000 dollar en ter vergelijking zal daarachter het winstcijfer van de Gilette Safety Razor Cy. over 1930 staan. Maar de Gilette Safety Razor Cy. heeft zich eind 1930 gefusioneerd met de Auto Strop Safety Razor Cy. en eene vergelijking is alleen dàn gerechtvaardigd, wanneer de winst over 1930 van de beide maatschappijen bij elkaar wordt geteld. Dan krijgt men voor 1930 een winst van 8.780.000 dollar, hetgeen dus een achteruitgang beteekent van meer dan 50%. In 1929 bedroeg de gezamenlijke winst zelfs 11.430.000 dollar. Of King Gilette een strop heeft aan de goedkoope merken! Nog wel terwijl de depressie het gebruik van eigen scheergerei bevordert en

Willem Adriaan Wagener, Sjanghai

(13)

zelfs de dames al mesjes noodig hebben, omdat de mode het fatsoeneeren van de wenkbrauwen voorschrijft.

Het jaarverslag van de Gilette Safety Razor Cy. leert dus, dat men in financiëele aangelegenheden op zijn hoede moet zijn. Geflatteerde jaarverslagen zijn aan de orde van 1932. Het is China niet alleen, dat in dit opzicht ziek is; de heele wereld is lijdend. Terwijl de cijfers gereed worden gemaakt voor het jaarverslag van Gilette, bevindt zich bijvoorbeeld de luciferskoning Ivar Kreuger in de Vereenigde Staten om de geheime afgronden in zijn geweldig concern te dichten. Mocht hij er niet in slagen, dan is zelfmoord de weg om zich aan smaad en hoon te onttrekken. Hij doet bovenmenschelijk veel moeite om credieten los te krijgen, maar het zal vergeefsche moeite zijn. Hij is een ongeschikt stuk gereedschap geworden in handen der voorzienigheid, gevaarlijk in het gebruik; een lasch-apparaat, dat den druk niet meer kan verdragen. Het zal springen.

Het is ook den heer Gilette niet vergund, het herstel van zijn onderneming te beleven. Van het jaar nog zal hij uit de gereedschapskist worden verwijderd. De Heer zij hem genadig.

Verscheidene andere groote industriëelen zijn eveneens reeds afgeschreven.

Florence Ziegfeld van de bekende follies zal aan longontsteking sterven, dezen zomer nog. En de heer Bat'a van de Tsjechische schoenfabrieken zal, om een ander voorbeeld te noemen, een heel triesten dood hebben.

Hij zal te pletter vallen met zijn vliegtuig.

Van den heer Ford is op dit oogenblik niets bekend.

Ter zake.

Het Gilette-mesje is reeds om het artikel over Sjanghai heen geweest. Sjanghai ligt nu in een open map met andere artikelen over steden, stedenbouw, stadsschoon, enz.

Sjanghai heeft in alle opzichten aanspraak op den titel van zesde havenstad der wereld. Het aantal inwoners bedraagt meer dan twee millioen...

René van Dyke leest voorovergebogen een nieuw artikel over deze stad. Het is interessant:

De voedselvoorziening laat er niets te wenschen over...

Willem Adriaan Wagener, Sjanghai

(14)

Het is boeiend:

...men kan er zich vermaken als in een Europeesche stad.

Het bandietenleven

tiert er welig. Verscheiden bandieten doen in niets onder voor hun collega's in New York of Chicago. Tal van gegoede Chineezen hebben voortdurend politiebewaking noodig, omdat anders hun leven gevaar loopt. De politiemannen verliezen hen, die zij te bewaken hebben, nooit uit het oog en vergezellen hen overal, vaak zelfs in avondkleedij.

NO HONING, NO STROPPING.

OUDE GILETTE-MESJES MOET MEN NIET LATEN ZWERVEN. OOK IS HET ONVOORZICHTIG, ZE IN DE W.C. TE WERPEN. IN GEVAL VAN EEN VERSTOPPING KUNNEN ZIJ HET WERKVOLK ERNSTIG LETSEL

BEZORGEN. MEN WERPE DE OUDE MESJES OOK NOOIT IN SLOOTEN, SINGELS OF RIVIEREN. BIJ HET DOORHALEN VAN VISCHNETTEN KUNNEN ZIJ SCHADE BEROKKENEN. HET BESTE IS, ZE OP EEN VOCHTIGE PLAATS IN DEN TUIN TE BEGRAVEN. DAN STICHTEN ZIJ GEEN ONHEIL EN ROESTEN SPOEDIG WEG.

M'n kop eraf, denkt René van Dyke, als er niet iets gaande is in Sjanghai. Zulke plaatsbeschrijvingen en aardrijkskunde-lessen in een krant zijn altijd snorharen van muisjes met staartjes.

Het verwondert hem niets, dat hij toevallig een critiek op een boek van Marc Chadourne over China onder oogen krijgt. Dat is één van de toevalligheden, die met wiskundige zekerheid regel zijn.

‘Beginnend als een reportage van het langzamerhand overbekende litterair-zakelijke genre, weet dit boek (van Chadourne) tegen het einde toch nog een visioen van China te suggereeren, dat aandoet als een nachtmerrie...

Willem Adriaan Wagener, Sjanghai

(15)

‘...inzicht in de Chineesche politiek...

‘...recente historie..

‘...nieuwsgierigheid naar het curieuze...

Zes uur. 't Wordt tijd om Hugo Brehm uitgeleide te doen. Om zeven uur vertrekt de boot. René moet zich haasten. Phyl, Hugo Brehm's verloofde, zal er ook zijn.

René wil de kans niet missen, haar vanavond te troosten. Er draait een mooie film van Siodmak: ‘Abschied’.

‘...nieuwsgierigheid naar het curieuze...

‘...het theater-element in deze vreemde wereld vooral, en dan een gevoel van onoverkomelijke verwijdering, van onmacht om door wat zich daar afspeelt ook maar een oogenblik menschelijk geraakt te kunnen worden...

René windt zijn polshorloge op. Nog één seconde:

‘...In het hoofdstuk ‘Les Catastrophes et le Monstre’ echter geeft Chadourne een beeld van China, ‘cette terre étrange, ce peuple lunatique’, waarvan de dramatische kracht ons eindelijk raakt. Hij beschrijft het ‘catastrophale’ karakter van China, den omvang van de rampen, die het treffen, de overstroomingen, afwisselend met de revoluties...

Het mesje snijdt.

Nog iets bijzonders?

‘Hitler in den Hohenzollern-burcht’.

Nonsens.

‘Hoe zal Europa weer zichzelf worden?...’

‘Drie polen, waarnaar Europa zich thans te richten heeft... Amerika... Rusland...

fascisme... Spartelend Europa... verlies politieke macht... cultuur...’

Zal Phyl vanavond mee naar ‘Abschied’ willen?

‘Waarom dan nog Lausanne...?’

Willem Adriaan Wagener, Sjanghai

(16)

En een groc na afloop. Gezellig in een box ergens. Diepe kussens...

‘Zitting Volkenbondsraad. - Havas verneemt, dat Laval, de minister-president, voornemens is senator Paul Boncour te verzoeken, Frankrijk bij de aanstaande fitting van den Volkenbondsraad te vertegenwoordigen, daar hij zelf, in verband met zijn parlementaire verplichtingen, te Parijs moet blijven.’

Nu naar de boot.

René frommelt de kranten bij elkaar en stopt ze in den haard. Er was niets bijzonders meer bij.

Een blauwe vlam, die boven de rood-doorschemerde anthracietlaag spookt, valt op de prooi aan en baart gele tongen, die gretig in het papier grijpen. Een stuk krant vouwt zich uit in de zwelling van de hitte.

Ernstige relletjes in Sjanghai.

Reuter meldt ons d.d. heden uit Sjanghai, dat gisteren aldaar een bende Chineezen...

Een grelle vlam valt op den papierflodder aan en vreet woorden en brokken van zinnen weg. Een alinea van vijf Japansche monniken, die door een bende Chineezen in de wijk Tsjapei zijn gemolesteerd, vergaat in vlammen.

Het vuur is nu bij ‘vijf’.

Het vuur aarzelt niet het woord ‘Japansche’ te verscheuren.

Vervolgens verzengen de monniken...

Nog een oogenblik, dan gaat Tsjapei in vlammen op.

Willem Adriaan Wagener, Sjanghai

(17)

Hoofdstuk II.

Ta Tsjoeng-Wa Ming-Kwo.

Aan boord van de Cassiopeia heerscht opwinding. Er is nog late lading. Het is 183/4 uur. Passagiers hangen om in de salons. Een dame heeft aan een bureau een brief geschreven en weer verscheurd. Zij heeft niemand om een brief aan te schrijven. Zij grijpt verveeld naar de boeken vóór zich, die gebonden zijn in banden met het vignet van de scheepvaartmaatschappij. Het zijn woordenboeken, allemaal woordenboeken.

Zij trekt er één naar zich toe, terwijl zij haar mond eenige oogenblikken met de vrije hand bedekt.

VERKLAREND HANDWOORDENBOEK der

Nederlandsche taal,

tevens woordentolk, vooral ten dienste van het onderwijs, bevattende ruim 75 duizend woorden en uitdrukkingen op allerlei gebied, eigene en vreemde, met aanduiding van het accent en de uitspraak... door M.J.

Koenen, tiende, vermeerderde druk, f 2,75, te Groningen bij J.B. Wolters' U.M.

Het boek valt open op ‘Chi...’

CHIMAE'RA CHIME'RE CHIMERIEK' CHIMPANSE'

CHI'NAASAPPEL, sinaasappel (zie appelsien).

Een fluitje snerpt. De loopplank wordt ingenomen.

CHINEE'SCHE MUUR; een muur, die het grootste deel van China omgeeft. De - is het grootste bouwwerk der wereld; uit de 3de eeuw v.

Chr., is 2450 K.M. lang en 11 M. hoog.

CHINEE'SCHE SCHIMMEN, kinderspel.

Willem Adriaan Wagener, Sjanghai

(18)

Door een patrijspoort heen kan de dame, als zij opkijkt, een jongen marconist met een zakdoek zien zwaaien.

(Hij wuift naar Phyl, zijn meisje, en naar René van Dyke, die hem samen uitgeleide doen.)

Een steward rinkelt met glaswerk.

De boot beweegt.

CHINOISERIE', kunstvoorwerp uit China; fig. onpractische daad op de wijze der Chineezen, kleingeestig iets.

De dame is nog jong. Zij heeft een belangrijke beslissing moeten nemen. Nu vaart de boot. Zij kan niet meer terug.

Zij leest verder.

CHI'QUE

CHI'ROGRAMMATOMANTIE' CHIROLOGIE'

CHIROMANTI'

Het verklarend handwoordenboek vooral ten dienste van het onderwijs geeft verder niets meer over China te lezen, niets meer over de groote republiek Ta Tsjoeng-wa Ming-kwo.

Het zijn de laatste woorden, die de dame in haar moedertaal leest.

Haar naam is Cornelia Schuurmans, en zij is geboren uit Charlotte Josephine den Braber. Zij is bestemd voor Engeland.

De boot zet koers naar Londen.

Phyl en René gaan naar ‘Abschied’.

Willem Adriaan Wagener, Sjanghai

(19)

Hoofdstuk III.

2

o

20' O.L., 51

o

37' N. Br.

De Cassiopeia schuift ongemerkt over den meridiaan van Parijs, welke zich naar de verte in duisternis verliest.

Europa werpt middernachtelijke tijdseinen in den aether.

Londen heeft, naar den Amsterdamschen tijd, nog 20 minuten in petto.

In het verre Oosten is reeds het licht van een nieuwen dageraad verrezen, dat naar het Westen toe den nacht van de aarde schuift: Rusland, Duitschland, West-Europa...

De verbruikte dag verliest veld en liquideert zich. Op de diensttabellen van de spoorwegen rekt hij zijn onhoudbare positie nog gedurende een trein of twee. Ook in de uitstervende caféhoeken poogt hij nog eenig interesse te kweeken, maar de stemming is flauw. In de woningen van de intellectueelen en van de bridgers heeft hij de beenen nog onder tafel, maar niet lang meer.

René brengt Phyl, die een kleinen drankroes heeft, naar huis. Uit het Oosten, waar al zooveel goeds vandaan is gekomen, krijgen wij, Europeanen, de dageraden toegestuurd in ruil voor meridianen, die Greenwich afzet. Met behulp dier meridianen kan men de wereld in vakken verdeelen. Zeer practisch. Men zou willen zeggen:

Engelsch. Het verhoogt de bewoonbaarheid van de aarde.

Over het promenade-dek van de Cassiopeia vallen lichtschijnsels, die uit de raampjes van de salons komen. Door één van de dunne lichtnevels schrijdt, in bont opgesloten, Cornelia Schuurmans, geboren uit Charlotte Josephine den Braber. Zij neuriet ‘Eine Nacht in Monte Carlo’ om zich te ontdoen van het gevoel van opkomende zeeziekte.

Willem Adriaan Wagener, Sjanghai

(20)

Zeeziek zijn in een Januari-nacht lijkt haar terecht een ramp. Overigens is het onstuimig uitwaaieren van de boeggolven en het wegspoelen van de witte krinkels in het mineraalblauw van den zeespiegel een verfrisschend gezicht.

Het is een nacht voor ongestoorde radio-ontvangst. De jonge tweede marconist schakelt juist over op de laatste jazz-bubbels van Londen. Hij heeft behoefte aan een beetje muziek. Geen klankje spriet weg tusschen zijn oor en de microfoonschelp.

Hij kan nu nadenken over Phyl: klein, blond, goed gevormd, 19 jaar, stenografieles.

Hij stopt zijn ooren met muziek dicht en wandelt nu met Phyl in de duinen. Hij stelt voor, een smal pad te nemen.

Phyl: - Het is heerlijk warm vanavond. Waar komt dat vreemde licht vandaan?

Hugo: - Ik houd van je.

Phyl: - Er komt toch niemand aan?

Hugo: - Het is doodstil.

Phyl: - Wat is je hand warm.

Hugo: - Voel je?

Phyl: - Niet knijpen.

Hugo: - Ze zijn zoo zacht.

Phyl: - Ik ben heelemaal zoo.

Een ander zal er zijn vingers insteken, maar Hugo stopt zijn ooren met muziek dicht, als hij zich aan de wereld onttrekt en in gedachten voor Phyl, bij Phyl, met Phyl, naast Phyl, enz. wil zijn. Thuis, als de radio aan staat, pleegt hij Phyl naar de achterkamer, waar de divan staat, mee te tronen.

Nu speelt het jazz-orkest in de radio ‘Eine Nacht in Monte Carlo’. Om de 61/2 maat heft zich langs beide zijden van het schip een boeggolf.

Willem Adriaan Wagener, Sjanghai

(21)

In Savoy daalt een lift: 6-5-4-3-2-1...

Mr. Gilles (stapt uit).

Dr. Fritsch (stapt uit).

- Social hall?

- Thank you.

- Laat ons den oorlog dan toch eens ‘eindelijk’ vergeten.

- En de financiëele staart?

- Het plan-Young?

- Well?

- Kwispelt nog wat na... Maar Europa herstelt zich, heeft nog zooveel latente krachten... Lausanne... Ik ben optimist.

- Cocktail, Sir?

- Manhattan.

- Europa? Een silo vol cultuurgoed... Geef toe: crisis; overproduce (durf ‘jij’ dat woord nog te gebruiken?). Maar dat wijzigt zich. Conjunctuur... Golfbeweging...

Your health.

- Prosit.

Zee ruischt om de flanken van de Cassiopeia. Schuim is een kostelijk iets. Het is gebroken water. Het doet denken aan fijne breaks van jazz in een dicht tegen het hoofd gesloten microfoon. In de salons van het schip hangen nog menschen om.

Bridgekaarten spoelen over een tafeltje in vier plasjes. De plasjes worden mechanisch weggeveegd door slappe handen. De boeg van het schip legt steeds nieuwe vouwen van schuim in zee. De bridgers werpen, en houden zich aan den jongsten regel: ‘kwetsbaar staan’. Daardoor is er meer kans op een mooi vechtgame.

- Lees! dringt de heer Biron, uit Parijs, aan.

Hij reist naar Londen om een ontmoeting te hebben met den promotor van een nieuw kunstbedrijf (uitvoer van kubisme,

Willem Adriaan Wagener, Sjanghai

(22)

futurisme en dadaïsme naar de Vereenigde Staten, waar steeds behoefte is aan Europeesch antiek).

De heer Olsen leest:

De redding van Europa's economisch leven zal waarschijnlijk moeten komen van den opzet van een z.g. Planwirtschaft, waarbij productie en consumptie met grooter zekerheid op elkaar worden afgestemd dan bij het vergruizeld kapitalisme van vandaag mogelijk is. De koorts om met steeds meer douanetarieven, invoerbeperkingen en andere middelen elkaars handel te weerstreven, moet eveneens zijn afgeloopen.

- Ik lees die nonsens niet. Ik ben niet meer te genezen. Het is met Europa gedaan, merkt de heer Olsen op.

- Geen sprake van! Het gaat nog gebùkt onder de mogelijkheden! De crisis drijft af. De cultuur niet, weerlegt de heer Biron, uit Parijs.

- Een verschaald glas wijn. Goed voor export naar droog Amerika.

- Ik heb óók veel tegen Europa. Maar er is nog zooveel vóór!

- Come along John. Sta geen vervelende wijsheid bij dergelijke lui af te luisteren. Ank en Con willen een robbertje maken. Ik zag gisteren een

‘sans’ spelen op een kaart... moet je hooren: Zuid had vrouw derde harten, aas heer tweede schoppen, luister je?...

- Tegen Europa zijn en tegelijk vóór lijkt je onmogelijk?

- Jullie hebt zoo'n manier om altijd iemand tot bridgen te dwingen. Ik heb juist een interessante uitspraak gelezen over het onderwerp, dat die twee aanroeren, van Jung in ‘Das Unbewusste im normalen und kranken Seelenleben’. Hij voert tegen Spengler aan, dat Europa psychisch nog altijd aan vernieuwingen bloot staat, door beïnvloeding. De invloed van Azië kan bijvoorbeeld weer van groote beteekenis worden.

- Opnieuw?

- Er ‘is’ uit Azië al eens zoo iets verfrisschends gekomen, juist toen Europa dat noodig had. Toen de Romeinsche cultuur kelderde, toen...

- Uit Azië?

- Niemand hier had het verwacht. Het was in den beginne onbelangrijker

Willem Adriaan Wagener, Sjanghai

(23)

dan een theosofische beweging. De Romeinsche schrijvers namen er nauwelijks notitie van. Alleen Flavius Josephus, die journalist, schreef, dat een zekere Jezus van Nazareth...

- Je bedoelt het Christendom?

- Het Christendom.

Vóór heft tégen op? Neen neen, er is immers een wrijvingscöefficiënt, Olsen. Als twee steenen tegen elkaar worden geslagen, ontstaat er een vonk. Lees dan toch eens kranten! Maar sla de headlines over en besteed meer aandacht aan de dunne strepen tusschen de kolommen. Op zoo'n lijn ontmoet je de vonkjes van de waarheid. Even een flikkering - en het is weer voorbij. Een sensatie in dezen donkeren tijd. Ik ben verzot op kranten. Ik neem de kolommen in mij op, onverschillig wat er in staat en als ik vonken op de wrijvingslijn zie, voel ik met een huivering van blijdschap iets in mijn borst prikken, iets als een electrische ontlading om mijn hart.- Ik snuffel in de kranten naar het onaanzienlijkste nieuwtje. Niets mag verwaarloosd worden. Het kleinste berichtje heeft twee stukjes kolomlijn. Aan twee kanten kan het vonken geven.

- Merkwaardig, dat er maar één geschiedschrijver was, die hem signaleerde, dien Jezus van Nazareth; en dan nog maar met een paar regels...

- Laten we nu bridgen. Tusschen twee haakjes: Zuid had vrouw derde harten, aas heer tweede schoppen...

- Een eenvoudig bericht kan bron van nieuw leven worden, kan de vonk afsplitsen, die de verdorde Europeesche cultuur in brand zet. Maar je neemt me niet kwalijk, ik moet naar m'n kranten. Het onaanzienlijkste bericht...

- Geluk ermee. Ik schiet in kooi.

- Ruit, één; twee schop; drie ruit; double; redouble. Uitkomen.

‘Eine Nacht in Monte Carlo’...

- O Huug.

Willem Adriaan Wagener, Sjanghai

(24)

- Zóó lief ben je, zóó zacht Phyl, mijn Phyl. ‘Es ist zu schön urn wahr zu sein’.

- Geloof je dan niet?

- Neen.

- Dat is niet lief.

- Ik zeg het maar zoo. Ik mag toch wel zèggen...

- Nu ja, ‘zeggen’... Je zegt ‘zeggen’. Zeggen en zeggen... Ik zeg - hij zegt - wij zeggen...

(Fout fout fout fout. ‘Over’-denken. Even zien waar het nog goed was...

Het licht was goed, de weg was goed, de warme avond en de doodsche stilte... Arm om Phylly's hals. Stilstaan. Hand voorzichtig laten zakken...) - Phylly, ze zijn zoo zacht...

- Ik ben heelemaal zoo.

- Wat heb je weinig aan.

- Ik moet altijd aan je denken.

- Wat denk je dan?

- Ik ben heelemaal van jou.

- Dat zeg je maar.

- Wat is je hand heerlijk koel.

- Ondeugende hand, hè?

- Lieve hand.

- Nu nòg?

- Dat is óók van jou.

- Wat heb je hier heelemaal om je heen?

-?

- Waarom lach je?

- Rare Chinees. Ik lach niet.

- Rare Chinees?

(Fout fout fout. Leg 'r toch in het zand. Waar is het zand. Zet 'r op dat duintje daar en nu tegen haar dijen aanleunen. Heerlijk-warme avond.

Stilte.

Willem Adriaan Wagener, Sjanghai

(25)

Dat licht... Blanke beenen. Pak maar één van die beenen. Zoen maar één.

Gerust. Hooger nu. Zie je haar mond niet open gaan en haar oogen dicht?

Ze laat zich achterover neer. Wees niet bang. Ze heeft er altijd van gedroomd. Ze heeft de helft uitgelaten voor jou. Rare Chinees zei ze? Dan is het goed.)

- Tarararut tarararut tarararut... Stil maar, 'k schrijf al. Ga je gang. Hm - code - Engelsch station.

- Niets anders?

Toe stand Sjang hai gespan nen

- Ook al niets. - Rare Chinees zei ze. Zegt ze altijd als het intiem wordt. Nog even dat met de beenen. Over-denken. De weg. De avond. De stilte...

Maar er is geen muziek meer in den aether. Big-Ben heeft het nachtelijk uur gebeierd. Phyl kan zich sluiten.

De Cassiopeia snijdt een nieuwen meridiaan aan. De boeggolven waaieren uit. De aardbol wentelt voort.

Het is maar een kleine bol, als men veraf gaat staan. Het schip is op zoo'n afstand niet te zien. Zelfs niet met een loupe.

Stellen wij het microscoop weer in, niet met gewoon objectief maar met olie-immersie.

In de kleine bijzonderheden van een nauwkeurig geobserveerd cellulair complex schuilen soms belangrijke waarden. Zulk een cellulair complex is de Cassiopeia met haar passagiers. Het heeft een eigen gestalte en een eigen functie. Maar het is tevens deel van een groot geheel en is als zoodanig van onschatbare beteekenis.

Willem Adriaan Wagener, Sjanghai

(26)

Hoofdstuk IV.

Hutbezoek.

De in bont opgesloten Nederlandsche dame reist alleen.

Volgen wij haar in haar bewegingen.

Zij begeeft zich naar haar hut, die zij met niemand deelt.

Wij kunnen haar dus ongestoord gadeslaan.

Zij monstert met één oogopslag de boven elkaar hangende legersteden en kiest het bovenste bed.

Terwijl zij zich ontkleedt kunnen wij ons eenige oogenblikken onledig houden met haar geschiedenis.

Men noemde haar het laatst in gezelschap Nora. Morgen heet zij misschien anders.

Dat hangt van Archy af. Wellicht neemt Archy ook genoegen met ‘Nora’. Zij zal er in ieder geval moeite voor doen, want het is niet prettig, telkens een ander te moeten zijn.

Zij begon als Cornelia. De ambtenaren op het stadhuis schreven in duplo:

‘Cornelia Schuurmans, geboren uit Charlotte Josephine den Braber’.

Eigenlijk had zij Neeltje moeten heeten, naar oma. Oma echter had bezwaren gemaakt:

- Het is ‘mijn’ levenstragiek geweest, dat ‘Neeltje’, ik wil niet dat het ook de hare wordt.

Men moet weten, dat ‘Neeltje’ in Nederland een naam is, die associaties wekt met dienstmeisjes.

De tragiek werd dus van haar afgewenteld (in zoover althans) en ze werd Cornelia geheeten, waarvan de Nederlander spoedig Corrie maakt.

Willem Adriaan Wagener, Sjanghai

(27)

Dat zal ongeveer 28 jaar geleden zijn. U kunt het zelf beoordeelen. Zij klimt net in de bovenste kooi. Nietwaar? Zoo te zien zal zij niet ouder dan 29 zijn. Bij nadere beschouwing zult u ook kunnen vaststellen, dat zij nimmer het moederschap heeft gekend. Bij nog nadere beschouwing zou daarentegen wel vastgesteld kunnen worden, dat zij geen maagd meer is. Maar wat doet het er toe, of Cornelia Schuurmans, geboren uit Charlotte Josephine den Braber, maagd is of niet. Het gaat hier om de dingen, die in Sjanghai ophanden zijn. Keeren wij terug tot haar geboorte. Straks kan nog even aandacht worden besteed aan Nora Schuurmans, zooals zij daar in de bovenste kooi ligt. Zij heeft n.l. de gewoonte, om, als zij zich (alleen) te rusten heeft gelegd, nog even te spelen met haar borsten. Een gewoonte uit haar hoogereburgerschooltijd, waaraan zij verslaafd is gebleven. (Men moet altijd voorzichtig zijn met zulke dingen;

kleine jeugdonhebbelijkheden, die heel onschuldig lijken, kunnen later een hoogst onaangenamen indruk maken).

Dus er blijft nog genoeg interessants over. Gaan wij thans na, hoe Cornelia Nora werd.

Haar eerste vriend noemde haar Corrie, precies zooals zij in den familiekring werd genoemd.

Haar tweede vriend bracht haar in deftiger kringen en noemde haar Connie. Tevens was deze naam voor hem een ezelsbruggetje om over zijn schuchterheid heen te komen. Dat zal duidelijk worden, als men een mondje Nederlandsch kent. Connie leidde n.l., in één of ander hotelbed, gemakkelijk tot Ponny (lieve Ponny,

Ponny-van-mij, Ponneke) en dan frommelde hij (let op, nu komt het specifiek Nederlandsche) net zoo lang aan haar ‘nachtpon’, tot hij over die bleuheid heen was en zij, smorend in het omhooggeschoven

Willem Adriaan Wagener, Sjanghai

(28)

nachtgoed, er zich eindelijk van ontdeed, met alle gevolgen en genoegens van dien.

Haar derde vriend, die uit Oost-Indië was, noemde haar Nonnie. Ten onrechte natuurlijk, maar liefde heelt alles. En bovendien had hij ook een ezelsbruggetje noodig. Niet uit bleuheid. Integendeel. Hij had de associatie Nonnie-nonnenklooster noodig om, blasé zijnde, nog tot daden op erotisch gebied te kunnen geraken.

Haar vierde vriend had de gewoonte om de vrouwen te omhullen met

film-romantiek. Hij had reeds een Pola aanbeden, een Lilian geknuffeld, een Marlene geschandvlekt en een Käthe von Nagy geperforeerd. En toen Corconnonnie in zijn leven kwam dacht hij over ‘Ronny’. Echter: hij had deze nieuwe Ufa-film nog niet gezien, er wel over gelezen en wel van de gramofoonreclame reeds notitie genomen, doch de film kon nog tegenvallen; en hij haatte vrouwen, die hem aan slechte films deden denken. Toen noemde hij haar ‘Nori’, afgeleid van Norico (een versnapering, die in de Nederlandsche bioscopen in groote hoeveelheden wordt uitgevent). Dat deed hem aan alle goede films tegelijk denken.

Het behoeft geen betoog, dat Nori niet lang bij dien proleet bleef. Hij was rijk.

Verdere aantrekkelijkheden had hij niet.

Haar vijfde vriend was een oude gentleman, die Ibsen den laatsten dramaturg van beteekenis noemde. Een oordeel zonder eenige waarde natuurlijk, maar niettemin werd Nori Schuurmans, geboren uit Charlotte Josephine den Braber, er ‘Nora’ door.

De vierde en vijfde vriend hadden kort na elkaar bezit van haar genomen. De vijfde stierf spoedig in een ziekenhuis aan een verouderde kwaal. Hij stierf verrassend snel, met een deeltje van

Willem Adriaan Wagener, Sjanghai

(29)

Ibsen in de hand. Er was zelfs geen verpleegster bij geweest. Doch hij liet Nora slechts den bontmantel en een aanbeveling voor een Londensche relatie na, n.l. voor Archy, die Nora al kende van een bezoek aan zijn vriend in Holland; beter zelfs dan bevorderlijk zou zijn geweest voor de gemoedsrust van den ouden Ibsenkenner.

Van de nadere kennismaking af had zij hem al Archy mogen noemen.

Toch lief van den ouden Ibsinees, haar in de gunst van Archy aan te bevelen.

Nu is Nora op weg naar Londen. Zij is, zonder het te weten, reeds over den meridiaan van Parijs heen gevaren. Parijs zal dus nu geen factor van haar

nachtdroomen uitmaken. Zij gist, hoe haar nieuwe naam zal worden en speelt thans, zooals in het begin van dit hoofdstuk werd beloofd, met haar borsten. Hoogst interessant.

Het volgende hoofdstuk zal over Sjanghai handelen. Wie dus bij Nora in de hut wil blijven, doet er goed aan, ons niet te volgen.

Willem Adriaan Wagener, Sjanghai

(30)

Hoofdstuk V.

Een en ander over Sjanghal.

Om een goed begrip te kunnen krijgen van de bedoelingen van dit boek en van de kwesties, die een integreerend deel van het geestelijk leven op aarde uitmaken, is het, voor wat het jaar 1932 betreft, van belang, kennis te nemen van eenige bijzonderheden over Sjanghai. Het oogenblik is daarvoor bij uitstek geschikt.

De Cassiopeia met Nora en Hugo Brehm, met John, Ank en Con en met de heeren Olsen en Biron, zoekt haar weg zonder ons wel door het mineraalblauw van den Noordzeenacht.

Nora's pyamajasje ligt open om haar ontbloot bovenlichaam. Zij slaapt.

Behoudens eenige ongerustheid omtrent de mogelijkheid van kouvatten is er voorloopig niets, dat verleiden kan, ons langer met haar bezig te houden. Hugo Brehm heeft dienst, zet in gedachten duinwandelingen met Phyl op, die telkens mislukken; John droomt van een klein heertje, dat als Messias gekleed gaat en een nieuwe wereldleer predikt (het heertje heeft de trekken van den heer Biron); Ank en Con draaien zich om en om in de ongemakkelijke kooien en dommelen; de heer Olsen snurkt (Europa kan vannacht voor zijn part vergaan - Olsen zal blijven snurken tot de boot in de Theems ligt - hij slaapt den vasten slaap der pessimisten); de heer Biron gaat met den neus boven een kolomlijn van het Berliner Tageblatt den nacht in. Phyl (om den blik eens ergens anders heen te wenden), is zoojuist op haar kamer gekomen en heeft moeite met het uitkleeden, want de groc is te sterk geweest. Voorzichtig aan, dan komt ze nog wel in haar pyama.

Het aantrekken van de broek mislukt. Dan neemt ze maar genoegen met het jasje alleen. Ook háár kunnen we voorloopig met rust laten.

René wandelt naar huis. Hij heeft Phyl niet gekregen, waar hij wilde. Hij is een flink pak slaag waard. Geen manier, om te probeeren, het meisje van een vriend, die net naar zee is gegaan, het hoofd op hol te brengen.

Ook van hèm kunnen wij ons afkeeren. Zeer nadrukkelijk zelfs.

Dus nu een en ander over Sjanghai.

De schrijver van dit werk wil niet verhelen, dat hij Nederlander is. Hij hoopt echter, dat het niet in zijn nadeel zal worden uit-

Willem Adriaan Wagener, Sjanghai

(31)

gelegd. Met de hand op het hart kan hij verzekeren, dat ook hij een gepaste hoeveelheid Pan-Europeesche idealen koestert. Hij kan echter niet loochenen, dat hij Nederlander is en, behoudens de noodige Germanismen, Nederlandsch schrijft, een Nederlandsch-degelijke manier van zaken-afdoen heeft, van Nederlandsch standpunt tracht binnen te dringen in Ta Tsjoeng-wa Ming-kwo, ‘cette terre étrange’, om de onoverkomelijke verwijdering, die ons van China scheidt, te overbruggen en de onmacht, door wat zich daar ginds afspeelt, ook maar een oogenblik menschelijk geraakt te kunnen worden, te overwinnen.

Nogmaals: wat is eigenlijk Sjanghai?

‘Wie kan er zich op beroemen, dat hij de zoo uitgebreide en steeds aangroeiende nomenclatuur, welke de aardrijkbeschrijving in haren ganschen omvang hem voorlegt, voor een tiende, zeggen we voor een honderdste deel slechts, in zijn brein heeft opgenomen en gestadig blijft bijhouden? En is het zoo gelegen met den man van 't vak, hoe zal 't in dezen dan zijn met den dilettant en met den vreemdeling op 't gebied, die toch, 't zij als handelaar, als industriëel of als dagbladlezer schier dagelijks behoefte heeft om zich aangaande eenig geographisch onderwerp te vergewissen? - Zoo ergens, dan is 't hier even noodig als nuttig, een zoodanige vraagbaak bij de hand te hebben, waarin men met weinig moeite 't gevraagde onderwerp vinden kan, tegelijk met de merkwaardigste daaraan verknochte bijzonderheden’. (Uit de voorrede tot den 1sten druk van het Geographisch Woordenboek der geheele Aarde, door J. Kramers Jzn., Gouda, G.B. van Goor, 1855, met naamlijst van inteekenaren).

Dr. Wap schreef in den eersten jaargang van Astrea, blz. 279, naar aanleiding van het verschijnen van den 1sten druk van Kramers' Geographisch Woordenboek:

‘Een onmisbaar meubel in de huishouding van een fatsoenlijk man’.

Het spreekt dus vanzelf, dat schrijver dezes als rechtgeaard Hollander zich bedienen zal van deze eerste uitgaaf van dit

Willem Adriaan Wagener, Sjanghai

(32)

woordenboek om tot Sjanghai te kunnen doordringen, ook althans om den schijn te bewaren van een fatsoenlijk man te zijn.

Daar heb je 't al: Nora hoest voortdurend in haar slaap. Dat gebliksem met die borsten ook!

Wat geeft Kramers dus in dien eersten druk over Sjanghai?

‘De straten zijn naauw en morsig; de meest bezienswaardige voorwerpen zijn er de theetuinen en de groote ijshuizen. De hfd.art. van uitvoer naar vreemde landen zijn zijde, thee, kamfer, drogerijen, cassia en 't beste porselein. S . w e r d d e n 1 9 d e n Juny 1843 door de Eng. t r o e p e n v e r o v e r d , d i e t o e n i n d e s t a d 1 7 7 1 k a n o n n e n e n e e n g r o o t e m e n i g t e k r i j g s v o o r r a a d b u i t m a a k t e n (spacieering van den schrijver). - Sjang is 't vooropgaand woord bij de namen van een aantal Chin. steden van minder belang of van welke wij althans weinig of niets met zekerheid weten.’

Tot zoover Kramers.

De afkortingen maken één en ander wellicht onduidelijk. Ze vinden verklaring in een aan het woordenboek toegevoegde lijst. Volgens die lijst beteekent hfd.art.

‘hoofdartikelen’, Eng. ‘Engelsch’, Chin. ‘Chineesch’. Hierbij dient te worden aangeteekend, dat S. in de lijst van afkortingen voorkomt als San, Santo, Santa of Sao, hetgeen heilig beteekent. Uit het zinsverband van ‘S. werd den 19den Juny 1843 door de Eng. troepen veroverd’ valt echter op te maken, dat hier het woord of begrip

‘heilig’ niet is bedoeld, maar ‘Sjanghai’, dat volgens Kramers zooveel beteekent als

‘stad waar wij niets van weten’ of ‘stad, die niet de moeite waard is’.

Dit is evenwel in tegenspraak met wat de heer R.H. van Gulik, candidaat-ambtenaar voor Chineesche zaken, daaromtrent heeft verklaard in de Nieuwe Rotterdamsche Courant, n.l. dat Sjang

Willem Adriaan Wagener, Sjanghai

(33)

‘aan’ beteekent en Hai ‘zee’, zoodat Sjanghai zou zijn ‘stad aan zee’.

Het komt ons voor, dat deze verklaring doorslaggevend moet zijn. Een

candidaat-ambtenaar voor Chineesche zaken is een betrouwbaarder autoriteit dan de heer J. Kramers Jzn., die in de voorrede van zijn Geographisch Woordenboek der Geheele Aarde nog uitdrukkelijk meedeelt, dat een kleine Nederlandsche

kantons-hoofdplaats of een bevaarbare beek meer aanspraak op vermelding en beschrijving heeft dan ‘menige enkel bij ongewissen naam bekende stad van China of Japan, of dan een groote bijrivier van den Yangtze-kiang, welker bronnen en loop men niet of zeer gebrekkig kent’. Nu wil het toeval, dat Sjanghai aan zulk een groote bijrivier van den Jangtse ligt en wel aan de Wangpoe. Treedt hiermee niet op ontstellende wijze de onwetenschappelijke lichtvaardigheid van den heer Kramers aan den dag, als hij beweert, dat Sjang ‘niet de moeite waard’ of ‘niets van bekend’

zou beteekenen?

Wij hebben vóór ons een exemplaar van The Illustrated London News, waarin, met vriendelijke toestemming van de heeren W.R. Loxley en Co., een oude gravure van Sjanghai is gereproduceerd, één, die dateert uit 1850, dus van 5 jaar (zegge vijf jaar) voor het uitkomen van het gesignaleerde Geographisch Woordenboek. Blijkens die gravure van Sjanghai was de stad reeds toen een groot handelscentrum, wijl het op de plaat wemelt van schepen in de Wangpoe. Niet minder dan in zevenvoud wappert de Engelsche vlag langs de reede; in zesvoud de Amerikaansche en in een-en-twintigvoud de vlag van andere vreemde naties.

En wat den Jangtse en zijn bijrivieren betreft: verpletterend moet het oordeel over het werk van den heer Kramers zijn, als men kennis neemt van het vierde deel van Meyer's Universum, ‘behelzende afbeeldingen der voornaamste en belangwekkendste gezigten, zoo van natuur als kunst, in alle werelddeelen, met

Willem Adriaan Wagener, Sjanghai

(34)

eene beschrijving derzelve, vrij uit het Hoogduitsch vertaald door D. Geelhoed en uitgegeven door het kantoor van het Bibliographisch Instituut te Amsterdam anno Domini 1839. Daarin wordt, een jongelingsleeftijd vóór de heer Kramers zijn onbeholpen, fatale pennevrucht aan de pers van de firma G.B. van Goor te Gouda toevertrouwde, de loop van ‘de majestueuze Yang-tse-Kiang’ ‘boeiend en

begeesterend gemaald’:

‘Zij is grooter dan de Donau bij Weenen, doorstroomt een dal van acht uren lengte, is zoo breed van water, dat in dezelve verscheidene bloeijende eilanden zijn. Naar dit dal lopen vele beekjes van met houtgewas bedekte heuvels, terwijl vruchtbare velden, met zindelijk aangelegde tuinen, zoo ver het oog kan zien, in de aangenaamste verscheidenheid elkander afwisselen. Tusschen dezelve komen talrijke groepen van huizen uit. Met derzelver slanke pagodetorens meent men den omtrek met dorpen en vlekken bezaaid te zien. Wegens de buitengewone vruchtbaarheid der landstreek, leeft men hier zeer goedkoop, waarom een groot aantal fabrijken hier goeden voortgang ondervinden. De vervaardiging der boomwollen stoffen houdt alleenlijk 16000 weefgestoelten bezig. Van nog meer belang is bij hen het fabriceren der zijden stoffen, waarvoor de uitvoer jaarlijks op twaalf millioen piasters mag gerekend worden. Het hier vervaardigde teekenkrijt vindt men nergens ter wereld zoo deugdzaam en goed. Het porcelein en zij denpapier, strekken, voor den binnenhandel, alleenlijk, tot eene ongeloofelijke aflevering. Door den Yang-tse-Kiang en de vele kanalen heeft men alle gemeenschap met de andere deelen des rijks, die wederkeerig den handel ondersteunen en gevestigd houden.’

Hiermee hopen wij een eind te hebben gemaakt aan de funeste gewoonte van vroegere voorlichters op geografisch gebied, die het wilden doen voorkomen, dat China en Sjanghai niet de moeite waard zouden zijn. 's Heeren Kramers' schets van Sjanghai getuigt van een waarlijk diep verontrustende lichtvaardigheid. De weinige regelen, waaruit het bestaat, zijn de grootste ‘Chinoiserie’ van zijn leven geweest.

Nog een enkel woord in verband met het feit, dat wij de autoriteit van den

Willem Adriaan Wagener, Sjanghai

(35)

heer R.H. van Gulik, candidaat-ambtenaar voor Chineesche zaken, boven die van den heer Kramers stellen.

Werkkring, formatie, titulatuur, opleiding en salarieering van de Nederlandsche ambtenaren voor Chineesche zaken zijn geregeld bij Koninklijk besluit van 1895, Indisch Staatsblad no. 135, gewijzigd bij Koninklijk besluit van 1906, Indisch Staatsblad no. 476 en bij Koninklijk besluit van 1912, Indisch Staatsblad no. 245. Een nadere regeling - vooral ook in verband met de in de laatste jaren meer en meer tot uiting gekomen sociale en politieke strevingen onder de Chineesche bevolkingsgroep in Nederlandsch Oost-Indië, is vastgesteld bij Koninklijk besluit van 1916, Indisch Staatsblad no. 377, nadat de eerste drie artikelen van meergenoemd besluit van 1895 waren ingetrokken.

O zoo.

De heer Kramers zal zich na dit niet zoo licht meer aan een Geographisch Woordenboek wagen!

Hoestte Nora weer?

Inbeelding zeker.

Toch is het zaak, beter op haar te letten.

Willem Adriaan Wagener, Sjanghai

(36)

Hoofdstuk VI.

Het onuitsprekelijke.

Archy haalt Nora van den boottrein op het Victoriastation af. Hij wuift slapjes met een greep handschoeisel. Trousers...: fijn. Tanden...: mooi, alsof ze valsch zijn.

Hij is 45 nu... Er zit nog wel een jaar of tien jeugd aan. Flinke kerel. Heeft het nooit gek gemaakt.

- Hotel besproken, my dear.

- Welk?

- Victoria.

- Namen ingeschreven?

- Mr. en Mrs. Gilles.

- Christian names?

- Mr. Archibald and Mrs. Nora Gilles. What's up with you?

- Oh no, it's all right. So busy here...

- All right! (kust haar de hand).

- Mr. en Mrs. Gilles... How lovely. Hoe herkende je mij zoo gauw?

- Ik zou je zelfs in het donker op het gevoel uit een kluwen naakte meisjes kunnen halen, insinueert Archy. You've caught a cold my dear? That's a pity. Sluit je mantel goed over je borst. Come along Nora, we have to take a taxi.

Archy draaft achter een taxi aan, onbewust van het leed, dat hij heeft gesticht. Hij heeft haar verlangen, ‘Nora’ te mogen blijven, beantwoord. Hij zal nog moeten ervaren, dat Nora één van die vrouwen is, wier verlangens steeds onbevredigd moeten blijven, willen zij, met eenige hoop op de toekomst (‘het wordt steeds beter, heusch, het wordt steeds beter’) nog eenige vreug-

Willem Adriaan Wagener, Sjanghai

(37)

de vinden in haar bestaan (‘toe, je bent nog zoo jong; je leven begint feitelijk pas’).

Stabiliseert men het leven van deze vrouwen op een willekeurig punt, dan zien zij den staat van insolventie er van in. Zij schommelen steeds tusschen het verlangen, eindelijk zichzelf te mogen zijn en de hoop, later niet meer te zijn zooals zij zijn.

Bevredigt men het eerste en garandeert men het tweede, dan geeft een eenvoudig optelsommetje de uitkomst: nul; zij trekken er haar consequenties uit en verdrinken zich. Neen, Nora moet momenteel maar geen optelsommetje van haar leven maken.

Ze zou er haar consequenties uit moeten trekken.

Monsieur Biron, die diamanten zoekt op de kolomlijnen van de kranten, heeft intusschen Mr. Olsen niet losgelaten. Mr. Olsen woont in Londen, heeft z'n schouders opgehaald, op z'n horloge gekeken en Monsieur Biron uitgenoodigd mee naar Wembleypark te gaan, waar hij een flesch in huis heeft, die één dag Europeesch bestaan waard moet zijn. De heer Biron heeft op het station een pak kranten aan een papierkorf prijsgegeven en heeft de uitnoodiging met slechts één hand - de andere had den koffer van den heer Olsen al hoffelijk gegrepen - aanvaard, echter wel met heel zijn hart, want hij heeft, vóór hij in den kunsthandel ging, zijn leven tusschen flesschen gesleten, niet alleen als exporteur van Bordeaux-wijnen, doch ook als consument.

Zij nemen eerst de District naar Highstreet Kensington, terwijl Archy en Nora Trafalgar Square naderen.

De heer Biron heeft in Mr. Olsen een wijnkenner ontdekt. Hoe kan een mensch wijnkenner en tegelijk zóó pessimistisch zijn! Mr. Olsen's pessimisme groeit zelfs, naarmate hij meer tot het besef komt, dat hij weer thuis is.

De heer Biron somt de voortreffelijkheden van de wijnen op, die Mr. Olsen blijkt te prefereeren. Hij ratelt merken en oogstjaren af.

De Underground filmt namen langs de ramen: South Kensington, Gloucester Road, Highstreet Kensington.

Monsieur Biron sleept Mr. Olsen's koffer over naar de Metro.

Notting Hill Gate, Bayswater...

De wijnmerken vloeien den heer Biron als liefdesverklaringen uit den mond. Regelmatig flitsen de stationsnaamborden langs de ramen.

Willem Adriaan Wagener, Sjanghai

(38)

Bakerstreet!

Overstappen. Een nieuwe film. Een geestdriftige beschrijving van het bouquet van een vrij recent oogstjaar in een merk, waarvan slechts weinig ankers buiten Bordeaux zijn gekomen. Een merk voor verzamelaars.

St. John's Wood.

Mr. Olsen zwijgt. Zijn mond is stroef. Monsieur Biron tast met den blik langs het regelmatige gelaat van een blondine.

Marlboro Road.

Marlborough s'en va-t-en guerre, Mirlonton, mirlonton, mirlontaine...

Swiss Cottage, Finchley Road...

De taxi heeft zich uit het rood van autobussen met een op het netvlies hamerend General-General-General losgewikkeld en zwerft tusschen het verkeer van Trafalgar Square langs het bevroren Nelson-monument. De vorst heeft de rond er omheen staande gebouwen, voor zoover het gesteente niet zwart aangeslagen is, blank geschampt. Londen heeft de gedaante van een houtsnede.

De taxi werpt zich over een verkeerslijn en stopt voor den ingang van het Victoria-hotel.

Archy haalt in de portiersloge den sleutel van Mr. en Mrs. Gilles, schuift Nora in de lift; doel: zich te gaan verfrisschen. Althans Nora kan een warm bad gebruiken, na het gehuiver op zee.

‘Onze badkamer’, zegt Archy.

Over ‘onze’ slaapkamer spreekt hij.

Nora weet van Engelsche huwelijken, maar Archy is een meester in het inzegenen, zonder ringen wisselen of wat.

Nora verbergt, dat haar hoofd niet naar een huwelijk staat. Ze moet nog van Archy leeren houden. Het mag waar zijn, dat Archy haar niet vreemd is, maar voor een vereeniging van langen duur is meer noodig dan voor een overspeligen nacht.

Sssst -, fluistert de liftkooi in haar schacht - 3 - 4 - stop -

Willem Adriaan Wagener, Sjanghai

(39)

‘Sir’... thanks; klap - ‘six’; allright Sir - Zzzzz - tjoep, licht, 5 - hm - hahum - tjoep, licht, 6 - Madm - Sir - thanks...

Een roode looper.

De lift knielt achter de dichtkleppende deuren en zakt door den grond.

Nora staat met Archy alleen op dien rooden looper.

Nu is zij gehuwd.

Monsieur Biron verbaast zich over zijn nieuwen vriend. Hij heeft hem al twee keer het leven gered. Mr. Olsen zou ééns te vroeg zijn uitgestapt en nu weer zou hij zich pardoes in het straatverkeer hebben geworpen, als Monsieur Biron het tooneel niet in een andere richting had geregisseerd.

Mr. Olsen bleef koud bij de geestdriftigste beschrijvingen van het genot der edelste dranken, niettegenstaande toch gebleken was, dat hij zelf zijn wijnen wel weet te kiezen!

Monsieur Biron, teneinde raad, poogt nu zijn metgezel op te wekken met warm bezielde natuurbeschrijvingen. Wat hem tot den hypochonder aantrekt, weet de duivel. Het kan toch niet die ééne flesch zijn. Tal van gelegenheden, het fijne profiel van een mooie vrouw in de herinnering te griffen, laat Mr. Olsen ongebruikt.

God weet is hij godsdienstig, beangstigt Monsieur Biron zich.

Mais non, mais non, corrigeert hij, een godsdienstig mensch noodigt een driftigen faun niet bij zich aan huis.

De flesch blijkt rood te zijn.

- A vous, santé, juicht Monsieur Biron en hij heft het donkerroode glas omhoog.

Aan weerszijden van den looper zijn de muren wit en crême. De lichten zijn van melkglas. De looper is wijnrood. Honderd meter straat, rood.

Archy telt onder het loopen de kamernummers af.

505-504-503...

Archy draagt Nora's koffertje. Alles wat ze meenam: pyama, avondjapon (komt niets van terecht!), beetje ondergoed, spiegel, kam, borstel, cream, pakje banddoeken en een Punch.

Willem Adriaan Wagener, Sjanghai

(40)

Archy zegt ‘hier’ en staat stil op een paar dichtgevouwen kranten voor een deur, vette headlines voor de neuzen van zijn schoenen:

Shanghai-Troubles.

Nora, duizelig, laat zich over de bij de kamer neergelegde ochtendbladen naar binnen schuiven. Eerste deur, tweede deur; klap, dicht, klap, dicht. Lift weg, looper weg.

Wanden hier, bed daar, raam ginds...

Archy opent het raam.

En sluit het weer, als hij merkt, dat het winter is.

Archy opent de badkamer.

Nora zet zich onbewust aan een bureautje. Papier met blauwe koppen:

‘Victoria-hotel’. Een penhouder en een nieuwe pen. Geen kroontjespen. Goudachtige pen. Rare pen.

- Big-Ben, zegt Archy, en hij schuift de gordijnen opzij. Noor, Nory...

(Nori zegt hij, Nori... - Beelden uit het verleden: Norico - Big-Ben - Kleine diva, snoep van een beenen-Marlene, ‘uit’ die rommel. Pola poezel-poekie, hoor je den Big-Ben niet? Zoet maar Norico'tje, ice-cream-so'tje, armpjes op... piep in... piep uit...)

...- En op de gezondheid van de nieuwe Idee, zegt de heer Biron.

Hij proeft, spoelt zich den mond met een slok, kauwt den wijn als een hap zemelen, snuift den geur op.

- Die wijn is goed, zoo goed als het vuur, waaruit de nieuwe Idee als een Phoenix zal opstijgen. Een mensch, die zich bezield voelt met het heilig ideaal, moest met dezen wijn de morgens van zijn leven kunnen wijden.

Monsieur Biron en Mr. Olsen drinken samen de flesch leeg. Monsieur Biron praat verder over de nieuwe Idee. Het zal een geloof zijn, dat alle beschaafde menschen weer samenbindt.

En dan gaat hij er nog wel prat op, dat hij zoo goed tegen den drank kan!

- Je bent niets gezellig, Noor. Je ziet er trouwens verreisd uit. Zeeziek geweest? Vlug kind, je bad, frisch je van op.

Willem Adriaan Wagener, Sjanghai

(41)

- Warm - koud. Archy draait aan de kranen en stapt weer uit de dampen. De badkamer neemt Nora tot zich. Archy werpt zich te bed en analyseert het stucwerk van het plafond.

... een geloof, dat alle beschaafde menschen weer samenbindt. Een nieuwe godsdienst. Het Christendom was ééns de poort tot het licht van een nieuwe beschaving. Het licht was toereikend voor 19 eeuwen. Een magnifiek licht.

Dat wil zeggen: de Katholieken hebben er nog een glimp van, iets van dat mystieke. Zeg Olsen, begrijp jij hoe die inboorlingen in de Minahassa en in Lambarene er toe kunnen komen, zich zoo te laten verkrachten door een godsdienst, die geen innerlijke secretie meer heeft?

- Het is zoo goed tegen beri-beri en slaapziekte, denk ik.

- Je verklaring is als een tampon in een etterende wond. Nog één zoo'n flesch en we zijn waar we wezen moeten Olsen. Niet tusschen je knieën.

Een fijne flesch vraagt om een speciale behandeling. Geef hier. Is dit jouw glas? Dan is dit het mijne. Ik zie er gelukkig nog maar twee. Dus kan deze flesch erbij.

- Maar wat wilt u met uw geloof? God is God, of Allah, of hoe je 'm noemen wilt. En hoe je hem eert, doet er verdraaid weinig toe. Prosit.

- God is... santé chèr ami, is je eigen inhoud. Christus van het apostolisch Christendom was een licht, dat onder Griekschen invloed in een stel hypersuggestibele Israëlieten was ontstaan. En toen de Grieksche cultuur door het Romeinsche vulgus was verknoeid, werd het licht de lamp van de barbaren, een geestelijk vuur, waarin het lichamelijke sublimeerde. De mystiek van de Middeleeuwen: geest en vleesch één. Een hallucinatie.

Kon niet blijven. Het vleesch zakte in de koppelrace van het lichamelijke en het geestelijke af, kwam een ronde achter... Het werd tijd voor de reformatie. Sprintrijden van wederdoopers en andere sectariërs. - Kort en goed Olsen, - schud nooit zoo een glas; je verdrijft het bouquet - het vleeschelijke is weer achter gebleven. Het vleeschelijke is ‘onfatsoenlijk’

geworden. Geen wonder, de 18de eeuw had er een pervers

Petit-Trianon-spelletje van gemaakt. En de romantiek heeft het zaakje nog willen lasschen, maar het was geen autogene lasch. Het was nog niet eens een gipsverbandje. De geest begon te hongeren. Hoe kon het anders, Olsen:

de geest had gebrek aan hormonen. De geest stond buiten de alkoofsfeer, waarin het vleesch zich nog poogde te handhaven. De geest groeide uit zijn krachten en slungelde op en neer met Marxisme en schoonheid om de schoonheid. Een geest met een holle maag. Een geest van een eunuch.

Sociale hervormingen: Roode Kruis-verbanden, waterverbanden om schorre kelen. Tijdelijke voorzie-

Willem Adriaan Wagener, Sjanghai

(42)

ningen in urgente zaken. Maar geen gelóóf. Geen reorganisatie van den inhoud der menschheid. Integendeel: uitbanning van het occulte,

uitbranding van het supra-normale, dooding van onbevattelijkheden. De socialisatie van het leven is de vervlakking. En nu broeit het smettende vleesch. Olsen, kan jij er tegen? Maar ik zie in deze duisternis nieuw licht.

Verdomd, de economische crisis is niets vergeleken bij de geestelijke.

Toch zie ik licht. Een nieuw licht. Je denkt zeker dat ik het communisme bedoel. Mis, ook Roode Kruis. Wat is de godsdienst of hoe je 't noemen wilt van de communisten? Hun geloof? Sublimeert in een vijfjaarsplan de volle mensch? Ook het dierlijke? Eén oogenblik misschien in de geestdrift van het ‘willen’. Het ‘doen’ is weer leeg en hol. Het intellect zonder wielen.

Goed, wèl wieltjes. Wieltjes van een autoped. Gemeenschapszin en broederschap. Wat zijn gemeenschapszin en broederschap zonder het inwendige vuur van de liefde? Liefde is de benzinemotor van het leven.

Zoolang het toerental zoo laag is als nu, hotst en botst de kar. Een motor, die stukslaat in een versnelling zonder gang. Als de geest alléén de leiding neemt in een cultuurperiode, is het met die cultuurperiode gedaan. En nu is er één woord, dat de toekomst verhelderen kan: de erotiek. De

ontwikkeling van de erotiek heeft geen gelijken tred gehouden met de ontwikkeling van het intellect, en zal zich nu herstellen. De erotiek is afgezakt tot een burgerlijke-stand-huwelijk met een kerkelijke inzegening hoogstens, die niet eens meer culmineert in een Bijbelsch ‘gaat, en vermenigvuldigt u’, omdat zelfs dàt onfatsoenlijk is geworden, maar zal zich herstellen. De erotiek is tegenwoordig slechts de nood van den kantoorbediende, die tusschen debet en credit bloote meiden over de cijferlijn ziet rijden; maar ze zal zich herstellen. De erotiek is besmeurd door weekblaadjes, die op stations worden verkocht; maar ze zal... Zij leeft nog slechts een onzeker bestaan in het brein van mode-ontwerpers.

Maar zij leeft ook in de filmkunst. De jeugd vraagt films en beweert, dat zij ze vraagt om intellectueel bevredigd te worden. Niet waar. De jeugd zal het zelf beseffen, later: de erotische driften komen vrij. Er is bij het zien van een film weer eenig contact tusschen den geest en het vleesch.

De jeugd zal het contact vinden, in badpak, in kano's, in een rumba, in de stem van Josephine Baker, in een beeld van Mestrovič, in de stroomlijn van een two-seater, in permanent-waves en in kampeertenten. Het zal zóó ver komen, dat jongens en meisjes voor hun kampeertenten niet eens meer in badpak of strandpyama hun balspel zullen beoefenen - neem deze sigaret, hier bij mijn duim; die andere zijn Engelsch; och, neem mij niet kwalijk, u bent zelf Brit; bij tijd en wijle kan ik uw sigaretten toch ook wel waardeeren - ik zei Mr. Olsen, dat meisjes water zullen dragen uit de beek met

Willem Adriaan Wagener, Sjanghai

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ik denk echter, dat zy, even als uwe Zuster, dat lastig ledig des harten volmaakt vervuld voelt, door de vriendschap, die zy geniet en ont- fangt, Hoe dikwyls zag ik, toen ik by

Uw man, een regt koopman, die naauwlyks den tyd heeft om te eeten, en nooit zo niet eens naar de Kerk met u uitkan; die niets meer dan ouwerwetze pligten van eene Vrouw vergt; die u

Betje Wolff en Aagje Deken, Historie van den heer Willem Leevend.. Neen: die zyn beneden myn aandagt. Ik spreek alleen van die looze schalke diefjes, die, zelf als zy rebelleeren,

dat wy op den weg, die ons tot geluk zoude leiden, zo dikwyls stil staan: als wy meenen te zien, dat veelen ons vooruitstreeven: als wy overtuigd zyn, dat wy wel eens niet wat

Weet dan, dat Ryzig een Vriend in den Haag heeft, eenen Heer Goedmans; dat die voor eenige dagen door Amsteldam passeerde met zyn Vrouw, met zyn Kind, met zyn Min; of, (want gy zyt

Het ongeluk, waar in onze lieve Willem, mag ik zeggen, gesleept is, werd hier aan ons huis verhaald, op eene wys, die, zo onze Chrisje er tegenwoordig geweest ware, zeer

dat zal ik je wel zeggen; ik denk, dat, als alle Menschen zo magtig veel verstand hadden, als die wyze Mevrouw van Rotterdam, dat wy dan, onze lieve Heer vergeef my de zonde, dat wy

Betje Wolff en Aagje Deken, Historie van den heer Willem Leevend.. myne Moeder.) - Het scheiden van u valt my zwáár genoeg, (zuchte hy, en wende zyn gelaat van haar af.) -