• No results found

Het AT1-kapitaal van banken en verzekeraars

Hoofdstuk 5: Impact artikel 29a Wet VPB

5.3. Het AT1-kapitaal van banken en verzekeraars

Hoewel in dit hoofdstuk de problematiek omtrent staatssteun centraal staat, wordt in deze paragraaf ingegaan op het AT1-kapitaal van banken en verzekeraars en de recente

ontwikkelingen op de financiële markt die de uitgifte van het AT1-kapitaal beïnvloeden. Door de invoering van artikel 29a Wet VPB is bewerkstelligd dat vergoedingen op AT1- kapitaalinstrumenten voor banken en verzekeraars aftrekbaar zijn van het Nederlandse fiscale resultaat. Tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel heeft de PvdA vragen gesteld inzake het financieringsvoordeel dat waarschijnlijk gerealiseerd wordt door de

vergoeding op AT1-kapitaalinstrumenten aftrekbaar te stellen330. De staatssecretaris stelde dat door de vergoeding op het AT1-kapitaal aftrekbaar te stellen van de fiscale winst, het dan goedkoper wordt voor banken om aan de stringentere kapitaalvereisten van Bazel III te voldoen. Daarnaast stelde de Staatssecretaris dat ingeval de vergoeding op AT1-

kapitaalinstrumneten niet in aftrek gebracht kan worden, dit tot grote financiële consequenties zou leiden voor banken. Zo zouden de fiscale lasten van de vier grootste Nederlandse banken jaarlijks met zo’n €350 miljoen toenemen, vanwege een hogere belastingdruk331. Maar in beginsel verandert er niets voor banken door het wetsvoorstel. De vergoeding op de door banken uitgegeven hybride instrumenten van vóór 1 januari 2014 konden namelijk al, afhankelijk van hun vormgeving, in aftrek gebracht worden van de fiscale winst332. De Staatssecretaris stelde dan ook dat er niet zozeer sprake is van een financieringsvoordeel,

328 WFR 2016/128, De onnodige invoering van artikel 29a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, Dr.

W. Bruins Slot, p. 7.

329 Verordening (EU) nr. 659/1999 van de Raad, 22 maart 1999, artikel 14 lid 1. 330 Kamerstukken II, 2013/14, 33 950, nr. 6, p. 6.

331 V-N 2014/36.17, Antwoorden op vragen over aanvullend tier-1 kapitaal, Staatssecretaris van Financiën, p. 2. 332 Kamerstukken II, 2013/14, 33 950, nr. 6, p. 6.

53 maar van een voortzetting van de fiscale behandeling van hybride instrumenten333. Derhalve wordt volgens de Staatssecretaris juist financieringsnadeel vermeden met het wetsvoorstel. Nu de vergoeding op AT1-kapitaalinstrumenten aftrekbaar is van het Nederlandse fiscale resultaat, is het extra aantrekkelijk om deze instrumenten uit te geven. Op deze manier wordt het voor banken goedkoper om aan de stringentere kapitaalvereisten van Bazel III te voldoen. Zo hebben Rabobank, ING, ABN Amro en twee andere Nederlandse banken in 2015 voor zo’n €5 miljard in totaal uitgegeven aan coco’s334. Maar waar de coco is, heerst er onrust. Zodra banken in financiële problemen komen en er zich een triggergebeurtenis voordoet, kan een bank haar verliezen afwentelen op de houders van AT1-kapitaalinstrumenten335. Als gevolg hiervan dienen banken permanent of tijdelijk af te schrijven op de hoofdsom van het AT1-kapitaalinstrument of dit instrument omzetten in aandelen (conversie). Door deze omzetting zijn coco-beleggers hun geld dan ook kwijt of krijgen verwaterde aandelen hiervoor in de plaats336. Beleggen in banken is “gokken met een hefboom op economische groei”, aldus het financiële dagblad337. Beleggers moeten dus voor ogen houden dat banken sterk meebewegen met de economie. In tijden van economische neergang zullen beleggers ook minder vertrouwen hebben in banken, waardoor banken dan ook minder kredieten zullen verstrekken. DNB heeft recentelijk aangegeven dat er onrust heerst op de markt voor

bankaandelen en de zogenoemde coco’s338. Door de onrust in de banksector zijn beleggers zich steeds meer bewust geworden van de risico’s verbonden aan coco’s. Het beleggen in coco’s is zonder meer niet risicoloos. Naar verwachting van analisten van de

kredietbeoordelingsbureau Moody’s, zullen banken dit jaar voor €75 miljard aan coco’s uitgeven339. Klinkt veel, maar dit is een afname van zo’n 30% ten opzichte van vorig jaar, waar banken voor €105 miljard aan coco’s verkochten aan beleggers. Er heerst daarnaast ook onzekerheid omtrent de couponbetalingen op de coco’s. De Europese bankenautoriteit heeft namelijk eind 2015 aangekondigd dat banken aan alle vereiste kapitaalbuffers dienen te voldoen, alvorens de vergoeding op coco’s uitbetaald mag worden.

Er heerst momenteel een grote onrust op financiële markten door het vertrek van Groot- Brittannië uit de EU. Zo hebben banken en verzekeraars in Nederland al zo’n €14,8 miljard verloren aan beurswaarde340. Banken worden hierdoor minder waard, waardoor ook het vertrouwen in banken zal afnemen. Beleggers vrezen voor een economische neergang. Aangezien beleggen in banken gepaard gaat met de economische groei, zal naar verwachting minder belegd worden. Een dalende rente is minder aantrekkelijk voor coco-beleggers, waardoor banken dan ook minder coco’s zullen uitgeven. Een economische neergang zal ook de kredietvraag doen afnemen. Ook verzekeraars hebben te kampen met deze dalende rente. Zo moeten zij meer kapitaal aanhouden tegenover hun laagrentende langlopende

verplichtingen. Hoewel de Amsterdamse beurs wat hersteld is, is de onzekerheid over de bankensector nog niet overgewaaid. De minister van Financiën stelt namelijk dat de zware klap als gevolg van de uittreding van Groot-Brittannië aanduidt dat er nog steeds onzekerheid zal zijn over de bankensector341.

333V-N 2014/36.17, Antwoorden op vragen over aanvullend tier-1 kapitaal, Staatssecretaris van Financiën, p. 5.

334 NRC Handelsblad, Waar de coco is, wordt het onrustig, 18 februari 2016. 335 Zie paragraaf 4.2.1.

336 NRC Handelsblad, Waar de coco is, wordt het onrustig, 18 februari 2016.

337Het Financiële Dagblad, De vergelijking met 2008 is snel gemaakt, maar onterecht, 13 februari 2016. 338DNB, overzicht financiële stabiliteit, voorjaar 2016, p. 13 en zie ook de bijlage.

339 www.fd.nl, Markt voor coco’s zakt dit jaar met 30% in, 25 mei 2016.

340www.fd.nl, Banken en verzekeraars leveren €15 miljard aan beurswaarde in door brexit, 27 juni 2016. 341www.fd.nl, Dijsselbloem: Britten houden toegang als ze zich aanpassen, 28 juni 2016.

54

5.4. AT1-kapitaalhouders

Zoals reeds in hoofdstuk 4 behandeld, moet in verband met een consequente behandeling de vergoeding op het AT1-kapitaal aftrekbaar zijn van de fiscale winst en daarnaast dient de vergoeding bij de ontvanger een belastbare bate op te leveren342. Dus de Staatssecretaris heeft met de invoering van artikel 29a Wet VPB bewerkstelligd dat in binnenlandse situaties AT1- kapitaalinstrumenten ook bij de ontvanger als vreemd vermogen worden aangemerkt. Houders van AT1-kapitaalinstrumenten bestaan grotendeels uit institutionele beleggers. De totale langlopende beleggingen van institutionele beleggers bedroeg in 2014 €2.261.192, waarvan €1.181.242 door pensioenfondsen worden gehouden en €404.143 door

verzekeringsinstellingen343. Dus gesteld kan worden dat meer dan de helft (52.2%) van de totale beleggingen door pensioenfondsen worden gehouden. Nu pensioenfondsen vrijgesteld zijn voor de vennootschapsbelasting, zal de rentebate grotendeels onbelast blijven344. Terwijl de rentelasten bij banken en verzekeraars door de werking van artikel 29a Wet VPB wel aftrekbaar zijn van de fiscale winst. Hierdoor zullen de belaste rentebaten en de aftrekbare rentekosten elkaar niet volledig aansluiten. De minister van Financiën stelt dat houders van AT1-kapitaalinstrumenten mogelijk een nadeel kunnen ondervinden door het betrekken van de rentebaten in de belastingheffing345. De minister is van mening dat ingeval dit zich voordoet, er mogelijk geen sprake meer zou zijn van een voordeel dat afkomstig is uit staatsmiddelen. Maar dit is niet op voorhand duidelijk te voorspellen.

De opvatting van de Staatssecretaris is naar mijn mening correct met het oog op een

consequente behandeling. Dat er geen sprake is van coherentie als gevolg van de vrijstelling voor pensioenfondsen geregeld in de Wet VPB, staat los van de invoering van artikel 29a Wet VPB.

5.5. Conclusie

In dit hoofdstuk is de volgende deelvraag behandeld:

Wat zijn de mogelijke consequenties van de invoering van artikel 29a Wet VPB voor

geldverstrekkingen door banken en verzekeraars en worden hierdoor mismatches gecreëerd ten opzichte van andere ondernemingen?

In dit hoofdstuk stond de problematiek omtrent staatssteun centraal. Banken en verzekeraars hebben door de invoering van artikel 29a Wet VPB een zekerheid omtrent de aftrekbaarheid van rente op AT1-kapitaalinstrumenten en worden dus bevoordeeld ten opzichte van andere ondernemingen. Hierdoor wordt er mogelijk een ongelijk speelveld gecreëerd, hetgeen als verboden staatssteun zou kunnen kwalificeren. In dit hoofdstuk is onderzocht in hoeverre de regeling van artikel 29a Wet VPB tot verboden staatssteun leidt. Hierbij is artikel 29a Wet VPB getoetst aan de cumulatieve staatssteunvereisten.

Geconcludeerd kan worden dat de steunmaatregel van artikel 29a Wet VPB een selectief voordeel verschaft aan banken en verzekeraars, afkomstig is van de Staat én met

staatsmiddelen is bekostigd, tot concurrentieverstoring leidt en het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt. De maatregel valt hiermee binnen de reikwijdte van artikel 107, lid 1, VWEU en kwalificeert derhalve als verboden staatssteun. Verscheidene auteurs delen deze mening. Ingeval de Europese Commissie vaststelt dat de steunmaatregel van

342 Kamerstukken II, 2013/14, 33 950, nr. 4, p. 3.

343 Statline, CBS, Financiële instellingen, Balans 1998-2014. 344 Artikel 5, lid 1, onderdeel b Wet VPB.

345 V-N 2015/59.11, Fiscale behandeling coco’s vormt volgens de Minister van Financiën geen staatssteun,

55 artikel 29a Wet VPB daadwerkelijk verboden staatssteun vormt, dan zal Nederland verplicht worden om de betrokken steunmaatregel van de begunstigde ondernemingen terug te

vorderen. Dus de opvatting van de Staatssecretaris om een ongelijk speelveld tussen

Nederlandse banken en die in andere EU-lidstaten tegen te gaan door het invoeren van artikel 29a Wet VPB creëert juist weer een ongelijk speelveld, doordat enkel banken en verzekeraars begunstigd worden door de steunmaatregel. Hierdoor worden er ‘mismatches’ gecreëerd ten opzichte van andere ondernemingen. Naar mijn mening moest de Staatssecretaris niet alleen banken en verzekeraars willen begunstigen met de invoering van artikel 29a Wet VPB, maar alle VPB-plichtige ondernemingen die vergelijkbare instrumenten uitgeven. Zo had de Staatssecretaris een eventuele beschuldiging van verboden staatssteun kunnen vermijden. Aangezien beleggers zich steeds meer bewust zijn geworden van de risico’s verbonden aan coco’s, zal de uitgifte van coco’s door banken negatief beïnvloed worden. Naar verwachting van analisten van de kredietbeoordelingsbureau Moody’s zullen banken dit jaar voor €75 miljard aan coco’s uitgeven346. Klinkt veel, maar dit is een afname van zo’n 30% ten opzichte van vorig jaar, waar banken voor €105 miljard aan coco’s verkochten aan beleggers.

Momenteel heerst er grote onrust op financiële markten door het vertrek van Groot-Brittannië uit de EU. Door de dalende rente zullen beleggers minder coco’s kopen. Banken zullen dan ook minder coco’s uitgeven. Beleggers vrezen voor een economische neergang, wat ook de kredietvraag zal doen afnemen. Ook verzekeraars hebben te kampen met deze dalende rente. Zo moeten zij meer kapitaal aanhouden tegenover hun laagrentende langlopende

verplichtingen. Dus ondanks dat het aantrekkelijker is geworden voor banken om coco’s uit te geven door de invoering van artikel 29a Wet VPB, zal door de recente ontwikkelingen op de financiële markt en het toenemende bewustzijn van beleggers naar verwachting toch minder coco’s verkocht worden aan beleggers.

In het volgende hoofdstuk volgt het antwoord op de probleemstelling.

56

Hoofdstuk 6: Conclusie

6.1. Samenvatting

Sinds de financiële crisis zijn banken en verzekeraars genoodzaakt om grotere kapitaalbuffers aan te houden. De financiële crisis maakte namelijk duidelijk dat de kapitaalsvereisten

opgenomen in de destijds geldende Bazel II-akkoorden niet meer toereikend waren. Hierdoor is het BCBS het Bazel III-kapitaalakkoord347 overeengekomen. Er worden aanvullende eisen gesteld aan de hoeveelheid en kwaliteit van het minimaal aan te houden kapitaal van banken. Daarnaast dient het verlies absorberend vermogen van banken verbeterd te worden om

eventuele onverwachte verliezen te kunnen opvangen. De Bazel III-regels zijn in de Europese Unie omgezet in het kapitaaleisenraamwerk (CRD IV/CRR)348, dat per 1 januari 2014 in werking is getreden. Derhalve dienen de Nederlandse banken vanaf 1 januari 2014 aan nieuwe, stringentere kapitaalsvereisten te voldoen. Bij Bazel III wordt een kapitaalratio van 8% gehanteerd, hetgeen betekent dat er ten minste 8% kapitaal moet worden aangehouden tegenover de RWA van banken349. De samenstelling van het 8% kapitaal is ten opzichte van Bazel II ongewijzigd gebleven, maar is wel aangescherpt. Zo dient het tier 1-kapitaal voor minimaal 4.5% van RWA te bestaan uit CET 1 en minimaal 1.5% uit AT1. Het restant c.q. 2% mag uit tier 2–kapitaal bestaan. Derhalve dienen banken als gevolg van het Bazel III- kapitaalakkoord zo snel mogelijk grotere kapitaalbuffers aan te houden om een herhaling van de financiële crisis te vermijden. Met de kwantitatieve kapitaaleis van 8% wordt beoogd om het verlies absorberend vermogen en daarmee de weerbaarheid van banken te verbeteren. In deze scriptie stond het AT1-kapitaal centraal. De AT1-kapitaalinstrumenten, ook wel “Contingent Convertibles” of “Coco’s” genoemd, moeten een onbepaalde looptijd hebben en er mag geen enkele prikkel zijn voor de uitgever van dit instrument om af te lossen350. Dus de hoofdsom wordt in principe niet terugbetaald aan investeerders. Daarnaast is achterstelling bij alle concurrente schuldeisers en tier 2-kapitaalinstrumenten van banken vereist. Deze

zogenoemde coco’s leveren een bijdrage aan de vereiste kapitaaldekking van banken en worden inmiddels door verschillende banken in Nederland uitgegeven.

De kapitaalsvereisten opgenomen in het Bazel III-kapitaalakkoord hebben gevolgen voor de Nederlandse banken met betrekking tot de fiscale behandeling van AT1-kapitaalinstrumenten. De Staatssecretaris is van mening dat AT1-kapitaalinstrumenten vanwege de stringentere vereisten opgenomen in Bazel III, als eigen vermogen aangemerkt zouden worden. Dus zonder een wetswijziging zou het AT1-kapitaal fiscaal niet als vreemd vermogen aangemerkt kunnen worden en zou de vergoeding over het AT1-kapitaal fiscaal niet aftrekbaar zijn van de in Nederland belastbare winst, waardoor Nederland uit de pas zou lopen ten opzichte van andere EU-lidstaten. Om ongewenste “mismatches” te voorkomen is artikel 29a Wet VPB opgenomen, dat per 10 december 2014 in werking is getreden met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2014351. Met betrekking tot verzekeraars die vergelijkbare instrumenten uitgeven, is bij het Belastingplan 2015 een soortgelijke bepaling toegevoegd in artikel 29a onderdeel b Wet VPB, die met terugwerkende kracht in werking is getreden met ingang van 1

347 Basel III: A global regulatory framework for more resilient banks and banking systems, december 2010, te

raadplegen via www.bis.org.

348 CRD staat voor Capital Requirements Directive en CRD IV bestaat uit een rechtstreeks werkende

verordening, Capital Requirements Regulation, CRR en een richtlijn, CRD IV.

349Basel Committee on Banking Supervision, December 2010.

350

V-N 2014/36.17, Antwoorden op vragen over aanvullend tier-1 kapitaal, Staatssecretaris van Financiën, p. 3.

57 januari 2015352. Immers ook verzekeraars dienen aan stringentere voorwaarden te voldoen onder de Solvabiliteit II-richtlijn vanaf 1 januari 2016. Aangezien verzekeraars met ingang van 1 januari 2016 aan soortgelijke kapitaaleisen dienen te voldoen onder de Solvabiliteit II- richtlijn, zijn de consequenties gelijk aan die voor banken.

Met ingang van 1 januari 2015 is door de invoering van artikel 29a Wet VPB bewerkstelligd dat vergoedingen op AT1-kapitaalinstrumenten voor banken en verzekeraars aftrekbaar zijn van het Nederlandse fiscale resultaat en voor de houder van deze instrumenten een belastbare bate vormen. Banken en verzekeraars hebben nu met de invoering van artikel 29a Wet VPB een zekerheid omtrent de aftrekbaarheid van rente op AT1-kapitaalinstrumenten en worden dus bevoordeeld ten opzichte van andere ondernemingen. Hierdoor wordt er mogelijk een ongelijk speelveld gecreëerd, hetgeen als verboden staatssteun zou kunnen kwalificeren353. Het is echter de vraag in hoeverre de regeling van artikel 29a Wet VPB leidt tot verboden staatssteun.

6.2. Conclusie