• No results found

Hedendaagse (veronderstelde) verschillen

2 De verschillen van toen tot nu

2.4. Hedendaagse (veronderstelde) verschillen

De vraag is of heden ten dage door rechters nog verschillen tussen kantonrechters en civiele rechters aanwezig worden geacht. Die vraag komt voort uit het feit dat

ver-51 Van Dijk (2006), p. 457.

52 Werkgroep BOK (2006), p. 143.

53 Werkgroep BOK (20006), p. 149.

54 Kamerstuk 34 550-VI, nr. 65.

55 Kamerbrief 5 december 2016 (https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2016/12/05/

tk-onderzoek-vrederechter).

30

De eigen(aardig)heid van de kantonrechter

schillen naast door de wetgever, zoals die tot uitdrukking komen in de memorie van toelichting bij de wetswijziging met betrekking tot de competentiegrensverhoging, juist door rechters nog recentelijk zijn benadrukt (zie paragraaf 2.3.). Aan de voor dit onderzoek geïnterviewde vijftien rechters is daarom als eerste vraag voorgelegd of zij menen dat zich vandaag de dag nog verschillen voordoen tussen kantonrechters en civiele rechters. Uit hun antwoorden volgt dat vrijwel alle rechters (de enige uit-zondering vormt één Utrechtse rechter) veronderstellen dat er (nog) verschillen zijn tussen kantonrechters en civiele rechters.

De rechters is vervolgens gevraagd waaruit zij menen dat die verschillen bestaan.56 Daarop werd door tien rechters (vijf Amsterdamse rechters, twee Haagse rechters en drie Utrechtse rechters) aangegeven dat de kantonrechter pragmatischer en prak-tischer is en de civiele rechter juridischer en formeler.57 Dat betekent volgens vijf rechters (twee uit Den Haag en drie uit Utrecht) ook dat de kantonrechter minder geneigd is strikt de regels te volgen.

(DH12/02:15) ‘Ik denk dat wij [kantonrechters] ons iets sneller kunnen permitteren een praktische oplossing te kiezen, ook in een vonnis, ook al wordt dat misschien niet helemaal gedragen door de wet. Je moet er wel een beetje mee uitkijken, maar mensen moeten ook gewoon weer verder met de beslissing die we nemen.’

(U8/00:30/01:40/03:00) ‘De praktisch ingestelde doener heeft wat meer affiniteit met kanton en de hele zorgvuldige rechters die echt een bijdrage willen leveren aan de rechtsontwikkeling en die bijvoorbeeld ook bij een Hof of bij de Hoge Raad willen werken, die voelen zich misschien meer thuis bij het handelsrecht.’

Zelfs de Utrechtse rechter die als enige geen verschil tussen de kantonrechter en de civiele rechter veronderstelt, meent wel dat een kantonrechter eerder wordt geacht praktisch en minder theoretisch te zijn.

(U9/00:50) ‘Ik zou eerder het onderscheid willen maken tussen schavers en boorders.

Boorders zijn degenen die alles uitgebreid af gaan doen enzovoort en schavers zijn degenen die zeggen: nou dit en dit zijn de punten, we kunnen het zo afdoen, klaar.

Ik zie niet [een onderscheid tussen] kantonrechters en handelsrechters, dan zou ik eerder zeggen: de kantonmethode zou eerder schaven zijn en rechtbankrechters zijn eerder boorders.’

56 Dit is als open vraag gesteld, hierbij is dus niet concreet bevraagd of zij op punt A of B een verschil aanwezig achten. Dat is gedurende de loop van het interview wel gevraagd, maar die antwoorden zijn hier buiten beschouwing gelaten.

57 Omdat niet naar specifieke verschillen is gevraagd, is niet op elk verschil een reactie van alle geïnterviewden verkregen. Dat een verschil niet door alle geïnterviewden naar voren is gebracht, betekent dus niet dat zij die dat niet hebben gedaan, het verschil niet aanwezig achten.

2 De verschillen van toen tot nu

Ook meldden negen rechters (vier Amsterdamse rechters, drie Haagse rechters en twee Utrechtse rechters) dat kantonrechters sneller en efficiënter beslissen en sneller tot de kern komen, waarbij ook herhaaldelijk wordt aangegeven dat de kantonrech-ters van de korte klap zijn en sneller knopen doorhakken.

(A14/01:30) ‘En ik denk ook dat een kantonrechter over het algemeen zichzelf dwingt om sneller een beslissing te nemen, dat hij gewoon sneller knopen doorhakt.

Als ik het negatief zou moeten zeggen, denk ik dat hij zich iets makkelijker er vanaf maakt. En dat een handelsrechter vaak geneigd is om iets meer onderzoek te doen en zich misschien iets formeler op te stellen op zitting.’

Hieruit blijkt dat deze rechter ook veronderstelt dat de kantonrechter minder on-derzoek doet dan de civiele rechter en daardoor mogelijk meer snelheid boekt. Eén Haagse rechter geeft aan te verwachten dat de kantonrechter eerder dan de civiele rechter stellingen op stelplicht afdoet, hetgeen ook aan een snellere afdoening van de zaak kan bijdragen.

Als reden voor de snelheid van de kantonrechter wordt zesmaal genoemd (door drie Amsterdamse rechters, twee Haagse rechters en één Utrechtse rechter) dat kanton-rechters veel meer zaken hebben en veel minder tijd voor zaken.

(A2/04:30 en 06:40) ‘Mijn idee is dat die ouderwetse kantonrechters zich hebben gespecialiseerd in het snel en efficiënt beslissen van de zaken die ze voorgelegd krijgen. Volgens mij ligt het tempo daar veel hoger. (…) Ze zijn veel meer bedreven in het snel wegwerken. (…) En ze ervaren als groep veel meer de druk van ‘het moet op tijd’, veel meer dan bij handel. (…) Terwijl het bij handel veel minder ingegroeid is dat het op tijd moet, je kunt altijd wel weer aanhouden en kwaliteit gaat voor tijd, inhoudelijke kwaliteit. Dus de mores bij kanton is veel meer dat het op tijd eruit moet.’

(DH11/01:00) ‘Een handelsrechter kan het zich permitteren en wil ook graag geruime tijd om lang en diep over een zaak na te denken en dat is voor de kantonrechter eigenlijk maar voor een paar zaken per jaar weggelegd. (…) Je moet ook snel willen werken. Het is een karakterkwestie. Een kantonrechter is volgens mij per definitie altijd behept met een beetje ongeduld, terwijl een handelsrechter als hij de hele zaak al van alle kanten heeft bekeken het nog een keertje doet om te zien of hij misschien nog iets over het hoofd heeft gezien.’

De kantonrechter zou volgens zes rechters (twee uit elk gerecht) ook actiever, min-der lijdelijk zijn dan de civiele rechter, meer de regie voeren en dichter bij partijen staan, ook in taalgebruik. Twee Haagse rechters denken ook dat kantonrechters meer schikken.

32

De eigen(aardig)heid van de kantonrechter

(DH6/01:05/07:30) ‘[Als kantonrechter is het zaak] snel to the point te komen en snel een zaak te schikken. Je moet toch veel zaken schikken, wil je het aan kunnen en efficiënt werken.’

Drie rechters (twee uit Amsterdam en één uit Den Haag) zeggen ook dat de kanton-rechter korter en efficiënter schrijft en één kanton-rechter (uit Amsterdam) meent dat de kantonrechter daarbij ook wel eens wat vergeet.

(A5/00:45) ‘Nou, dat het dus in vergelijking met wat wij hier bij handel gewend zijn, doordat er minder tijd is, veel sneller beslissingen worden genomen en er is veel minder tijd om het dossier te lezen en dat betekent per definitie dat het wat minder genuanceerd is en dat het volgens mij dan ook makkelijker kan gebeuren dat je bepaalde stellingen over het hoofd ziet of denkt “ach, het zal wel’.’’

Ook wordt door een vijftal rechters (twee Amsterdamse rechters, twee Haagse rech-ters en één Utrechtse rechter) verondersteld dat kantonrechrech-ters meer ervaring heb-ben dan civiele rechters.

2.5. Conclusie

In het (verre) verleden kenmerkte de kantonrechter zich door het ontbreken van een juridische vooropleiding, de taak om naar billijkheid in plaats van op grond van de wet recht te spreken, het hebben van een (primaire) conciliatietaak, zijn brede (maat-schappelijke) ervaring, het zijn van unusrechter, de nadruk op het mondelinge in plaats van het schriftelijke element in de procedure, het omgaan met mensen die in persoon procederen, de geschiktheid om met mensen om te gaan en het doen aan ongelijkheidscompensatie.

Een aantal kenmerken van de kantonrechter is in de loop der tijd afgeschaft, een aantal kenmerken is in de loop der tijd minder onderscheidend geworden. In beide gevallen kan worden gezegd dat de kantonrechter en de civiele rechter naar elkaar zijn toegegroeid. Zo hebben beiden een juridische vooropleiding, spreken beiden recht op grond van de wet, hebben beiden geen conciliatietaak maar onderzoeken zij wel of partijen willen schikken, treden beiden op als unusrechter en is er in het algemeen meer nadruk op het mondelinge element in de procedure komen te liggen, met bijgevolg een noodzaak om met mensen te kunnen omgaan.

Ook zijn de kantonrechter en de civiele rechter organisatorisch naar elkaar toege-groeid; vanaf 2002 zijn de kantonrechters opgegaan in (een sector in) de rechtbank en sinds 2011 bestaat de verplichting om een aparte kantonsector in de rechtbank te hebben niet langer. Dit heeft tot gevolg dat kantonrechters en civiele rechters soms in één unit zijn ondergebracht en niet (overal) een scherp onderscheid meer is tussen kantonrechters en civiele rechters. Bijgevolg is ook een element als ervaring voor

2 De verschillen van toen tot nu

kantonrechters thans minder onderscheidend. Dit volgt ook uit hetgeen de gerechten zelf als praktijk hebben geschetst (zie paragraaf 1.2.2.).

De enige verschillen zijn nog het feit dat partijen bij de kantonrechter in persoon en zonder advocaat kunnen procederen – en mogelijk bijgevolg het doen aan on-gelijkheidscompensatie – en natuurlijk de competentiegrens. Die grens is voor de kantonrechter in het verleden steeds verder opgetrokken; als laatste vond in 2011 een aanzienlijke verhoging van € 5.000,- naar € 25.000,- plaats. De bevoegdheid van de kantonrechter is aldus in het verleden telkens uitgebreid ten koste van de civiele rech-ter, omdat de kantonrechter simpele, snelle, goedkope en effectieve rechtspraak kon bieden. Door de jaren heen werd telkens geconstateerd dat de gewone civiele rechter daarin tekort schoot en werd de kantonrechter als remedie gezien.

Hoewel de kantonrechter en de civiele rechter in de loop der jaren naar elkaar zijn toegegroeid, menen alle voor dit onderzoek geïnterviewde rechters, op één na, dat er nog steeds verschillen zijn tussen kantonrechters en civiele rechters. Dit biedt steun voor de centrale hypothese van dit onderzoek, namelijk dat er een kantonmethode bestaat die afwijkt van de methode van de civiele rechter. Het was een Utrechtse rechter die de uitzonderingspositie innam door te zeggen dat hij geen verschillen aanwezig achtte. Wellicht komt dat voort uit het feit dat in Utrecht kantonrechters en civiele rechters niet meer van elkaar gescheiden zijn, maar zijn samengegaan in teams zodat de convergentie daar wellicht verder is voortgeschreden.

Opvallend is voorts dat veel van de door de geïnterviewde rechters veronderstelde verschillen aansluiten bij de hiervoor genoemde historische verschillen. Het meest benoemde verschil is dat de kantonrechter pragmatischer en praktischer is en de civiele rechter formeler en juridischer en dat de kantonrechter sneller en efficiënter beslist en sneller tot de kern komt en knopen doorhakt. Ook met enige regelmaat wordt genoemd dat de kantonrechter minder geneigd is de regels precies te volgen, sneller te werken vanwege de grote hoeveelheid zaken en dat de kantonrechter actie-ver, minder lijdelijk is en meer de regie voert en (ook in taal) dichterbij partijen staat.

Net iets minder vaak wordt genoemd dat kantonrechters meer ervaring hebben en dat kantonrechters korter en efficiënter schrijven.

In het volgende hoofdstuk worden deze historische, en thans nog veronderstelde, verschillen tussen kantonrechters en civiele rechters benut om hypotheses te formu-leren.

3 Procesrechtelijke context