• No results found

Overmatig gamen / Problematisch gamen / compulsief gamen

7 E EN VROEGE DETECTIE , EEN VROEGE AANPAK 1 I NLEIDING

7.4 R ESULTATEN WERKVELDBEVRAGING

7.4.4 H ET BELANG VAN EEN VROEGE DETECTIE

Ouders

Er is een grote eensgezindheid bij de hulpverleners dat een vroege signalering van het probleem vaak de beste uitkomst kan bieden.

Het knelpunt dat ze allemaal aangeven is dat ouders vaak naar de hulpverlening stappen als er zich al serieuze problemen beginnen te stellen. De achteruitgang van de

schoolresultaten is dikwijls een teken aan de wand en zet ouders aan om er iets aan te doen.

Het probleem is dat gamen helemaal niet verkeerd is en sommige begeleiders geven aan dat ouders toegeven dat ze het te veel op zijn beloop hebben gelaten, dat het ‘maar een spelletje is’ en het hen tenminste braaf en rustig houdt zodat ze niet op straat rondhangen of drugs nemen.

“ De ouders zien vaak niet de overgang van recreatief gamen naar problematisch gamen. Daar hebben ze weinig vat op (…). Het is dan pas dat ouders hun bezorgdheid

uitdrukken, maar dan is het vaak al te laat.”

De digitale kloof komt meermaals aan bod in de gesprekken. De ouders zijn er niet mee opgegroeid en weten gewoon te weinig van games in het algemeen omdat dit allemaal zo snel evolueert. Ze missen een zekere basis om daar mee om te gaan in de opvoeding van hun kind en begeleiden hen daarin te weinig. “Opvoeding is vaak afwezig in de digitale wereld”.

Begrenzing en monitoring worden vaak genoemd doorheen de gesprekken en dient best te gebeuren op jonge leeftijd, niet enkel vanaf de adolescentie of wanneer hun kind reeds overmatig gamet.

Ik maak hier meteen een link met de ‘digitale opvoeding’. Er zijn regels nodig op jonge leeftijd i.v.m. ‘schermtijd’ (niet enkel pc, maar ook tv, tablet, smartphone,…) om al vlug een gezond evenwicht te leren zoeken met andere vrijetijdsbestedingen. Ouders hebben dus een belangrijke taak om te zorgen voor voldoende afwisseling.

97

“Ik word bijvoorbeeld een beetje mistroostig als ik een kind van 3 jaar twee of drie uur alleen zie tokkelen op een Ipad, waarvan de ouders dan zeggen: “Kijk eens, die zijn daar toch allemaal rap mee weg he.” Ja, er zijn leuke applicaties om samen met je kind te spelen, maar het zijn ook fantastische babysitters he. Als ouder heb je dus een

belangrijke taak om dit te begrenzen en hen aan te leren dat er ook andere dingen zijn om te doen.”

Wat ook opvalt is dat ouders zeggen dat ze vroeger hadden moeten begrenzen en dat ze pas reageren op het gamegedrag als het te laat is.

“Als het problematisch wordt, komen ouders op het punt dat ze zeggen: “En nu is het gedaan, je moet stoppen met gamen”. Dat is dan heel moeilijk voor een gast van 16 om dat te aanvaarden. Ouders moeten van kleinsaf zeggen dat gamen ok is, maar dat ze het ook binnen de perken gaan houden, zodat hun kinderen leren dat er op dat vlak ook grenzen zijn.”

Een vroeginterventie werker stelt duidelijk dat je op om het even welke leeftijd kan gaan begrenzen, zelfs al is het gamen al problematisch geworden. Het zal inderdaad moeilijker gaan en stuiten op meer weerstand, maar het is belangrijk dat je als ouder aangeeft dat je het niet meer ok vindt dat er bijvoorbeeld ’s nachts wordt gegamed.

Toch onderschrijft deze hulpverlener het feit dat ouders zekere handvaten of richtlijnen missen om digitaal op te voeden.

De term ‘handelingsverlegenheid’ komt ook meermaals terug in de gesprekken. Ouders hebben dikwijls geen idee hoe ze dit moeten aanpakken. Bij alcohol- en druggebruik is het duidelijker wat de nadelen zijn en de richtlijnen (bvb. geen alcohol onder de 16 jaar). Ze zijn dan gemakkelijker en sneller geneigd om duidelijke grenzen te stellen.

“ Je kan ze moeilijk gaan verbieden om hun pc te gebruiken en doe je dat toch dan vinden ze wel een andere manier om online te spelen. Ouders weten ook niet wat ze allemaal doen op die computer. Hun zoon kan wel zeggen dat hij een werkstuk moet maken voor school, maar in werkelijkheid zit hij dan evengoed te gamen.”

Op die manier is het inderdaad voor ouders heel moeilijk om vroeg in te grijpen en is het volgens de hulpverleners noodzakelijk dat ze geïnformeerd worden over opvoeding en digitale media, de voordelen en de nadelen van gamen en wat de signalen kunnen zijn van overmatig gamegebruik. Bovendien is het belangrijk dat ze leren begrijpen wat er zo leuk is aan gamen en interesse tonen in deze virtuele wereld.

98

Dit zijn zaken die in de literatuur ook worden aangegeven.

Sommige jonge ouders mogen dan al meer thuis zijn in games en de digitale wereld, toch blijft het belangrijk dat ook zij hun kinderen hierin begeleiden en begrenzen.

Eerstelijnszorg

De infoavonden en vormingen hebben deskundigheidsbevordering als doelstelling en zijn gericht op intermediairs. CLB-medewerkers en leerlingenbegeleiders geven vaak te kennen dat ze niet genoeg weten hoe ze problematisch gamen moeten aanpakken, of beter, hoe ze ouders of jongeren gericht kunnen informeren.

Dit was de aanleiding van praktisch elke gecontacteerde dienst om iets uit te werken om deze mensen wegwijs te maken in deze wereld.

Voor mijn werkveldbevraging heb ik vier CLB’s gecontacteerd (via e-mail en telefoon). Helaas waren ze niet bereid om me te woord te staan, wegens te weinig relevante informatie om me verder te helpen. Uiteraard vond ik dit wel een gemiste kans en kan er op wijzen dat dit thema voorlopig nog geen ‘hot item’ voor hen is.

Volgens enkele hulpverleners ervaren ze een zekere schroom, omdat ze niet goed weten wat te doen, het probleem niet goed inschatten of het hen gewoonweg niet interesseert. “Je moet als hulpverleners geen gamer zijn om iemand te helpen met een

gameprobleem”.

Vier vroeginterventie werkers delen deze mening.

“Het gamen is een wereld waar ze weinig zicht op hebben, dat heel snel verandert en waarover heel veel veronderstellingen zijn. Het zou te complex zijn en je moet er bijna een expert in zijn om deze jongeren te begeleiden. Ik ben het daar niet mee eens. Daarom is het nodig om leerkrachten, leerlingenbegeleiders, CLB-medewerkers en andere welzijnswerkers uit de eerste lijn te gaan bij staan en hen handelingsbekwaam te maken.”

“Organisaties die met opvoeden bezig zijn, zouden met dit thema ook moeten bezig zijn, want kinderen gamen steeds op jongere leeftijd”.

Ik contacteerde een aantal opvoedingswinkels en ook hier kwam niet altijd respons op. De opvoedingswinkel in Gent geeft aan dat ze weinig weten over gamegebruik, maar vinden

99

het wel belangrijk dat ouders het gebruik van de computer moeten begrenzen en weten waar hun kind mee bezig is (social media, een spelletje spelen, schoolwerk,…enz). Een knelpunt dat zij aangeven is dat ouders vaak niet weten waarvoor de computer gebruikt wordt en dat hun kinderen vaak meer weten over computers en allerhande toepassingen, zoals games en social media.

Een vroeginterventie werker is van mening dat er meer hulpvragen gaan komen i.v.m. problematisch gamegebruik.

“Als er meer CLB-medewerkers worden bereikt met vormingen en infosessies gaan ze ook veel meer kennis van zaken hebben en dus meer kunnen opnemen”.

Er is nood aan een continue vorming voor hulpverleners op dit gebied. Er is volgens de meeste hulpverleners nood aan studie- of kennismakingsdagen waar het thema gamen centraal staat.

Daarnaast is er ook nood aan samenwerking tussen bijvoorbeeld verschillende JAC’s. “Samenwerking op dit vlak is er nog niet echt, maar ik merk wel dat er een zekere

interesse is. Als ik hulpverleners ontmoet uit andere CAW’s dan wordt daar wel positief op gereageerd en merken ze wel dat wij daar als enige mee bezig zijn.”

De taak van een eerstelijnsvoorziening is een eerste antwoord te kunnen bieden en eventueel door te verwijzen naar 2de of 3de lijnszorg.

“Als bijvoorbeeld een JAC of CLB meteen alle aandacht op dat gamen zet en met het vingertje wijst door bijvoorbeeld te zeggen dat te veel gamen niet goed is,… ja, dan is de kans groot dat de jongeren afhaken”.

Het is dus van belang om niet enkel te focussen op het gamegebruik maar ook te praten over andere aspecten in het leven van de jongere.