• No results found

4. A FBAKENING VAN DE DOELGROEP 1 I NLEIDING

4.3.3 D E SOCIALE ONTWIKKELING

De omgeving verwacht dat de adolescent zich niet meer als een kind gaat gedragen wat er voor zal zorgen dat de jongere nieuwe sociale rollen dient te vervullen.

Daarnaast gaat de jongere meer afstand nemen van de ouders door nieuwe relaties aan te gaan buiten het eigen gezin. Er is sprake van een zogenaamde ‘groeiparadox’ (De Ridder, H., 2001) waarbij de adolescent de opdracht heeft om zich los te maken van thuis en toch verbonden te blijven. De jongere moet leren om zelfstandig te worden, wat wil zeggen dat ze tijdens de adolescentiefase nog kunnen experimenteren met allerlei situaties waarin nieuwe eisen worden gesteld en ander gedrag wordt verwacht. Ook dit kan alweer onzekerheid, spanning en bezorgdheid oproepen. Steun van de ouders is dus nog heel belangrijk, maar zij kunnen het moeilijk hebben om hierin een positie te zoeken. Een (goedbedoelde) bezorgdheid kan door de jongere geïnterpreteerd worden als ‘zich te veel bemoeien’ en te weinig ‘bezorgdheid’ of steun als ‘geen interesse’ of onverschilligheid. Belangrijk is dus om een evenwicht te vinden (niet te streng maar toch de nodige grenzen stellen) en klaar te staan met de nodige raad en ondersteuning, maar toch een zekere afstand kunnen bewaren én tegelijkertijd belangstelling tonen in wat er in hen omgaat. Een moeilijke evenwichtsoefening met vaak conflicten tot gevolg.

Leeftijdsgenoten hebben steeds meer invloed op de ontwikkeling en het gedrag van de jongere. Het geeft hen de mogelijkheid om te ‘oefenen’ in hun weg naar volwassenheid en zijn bovendien een belangrijke bron van steun. Het is heel belangrijk dat men het gevoel heeft ergens bij te horen en geaccepteerd te worden.

Via leeftijdsgenoten ontvangen ze bovendien terugkoppeling over hun meningen, gedrag, uiterlijk,…enz. Deze informatie is nodig om bijvoorbeeld eigen gedrag bij te sturen (De Ridder, H., 2001).

32

Door in contact te treden met leeftijdsgenoten kunnen adolescenten sociale vaardigheden oefenen, het andere geslacht leren kennen, een waarden- en normenkader ontwikkelen, omgaan met gevoelens en eigen grenzen leren kennen.

Vroeger had men het vooral over ‘groepsdruk’ dat kan leiden tot eventueel risicogedrag, zoals druggebruik, maar nu spreekt men eerder van groepsinvloeden.

Preventieprogramma’s waren in het verleden soms gericht op het leren weerstaan aan de groepsdruk en nam zo vaak de negatieve invloed van leeftijdsgenoten als uitgangspunt (VAD draaiboek, op zoek naar een kick, 2012).

Het is gebleken dat er verschillende manieren zijn waarop de groep het gedrag van een persoon kan beïnvloeden. Adolescenten gaan bijvoorbeeld bepaald gedrag stellen dat is afgestemd op de verwachtingen en het waarden/normen kader van de groep of om een zekere status te verwerven in een vriendengroep.

De behoefte om ergens bij te horen en aanvaard te worden is immers groot in deze fase omdat de jongere steeds meer gevoelig wordt voor de mening van anderen en dus beoordeeld te worden (De Ridder, H., 2001). Als je dan als ouder of buitenstaander spreekt over ‘slechte vrienden’, doe je eigenlijk ook een veroordelende uitspraak over je kind.

Het is trouwens ook zo dat jongeren een bepaalde voorkeur hebben qua groep en de neiging hebben om contact te zoeken met anderen die er dezelfde opvattingen op na houden of een bepaalde houding aannemen m.b.t. specifieke thema’s (uiterlijk, muziek, vrijetijdsbesteding).

Een groepje gamers kan het perfect normaal vinden om een heel weekend online te spelen, terwijl buitenstaanders (bvb: ouders) dit niet kunnen vatten.

Jongeren kunnen ook vrienden maken in een online virtuele wereld en hier een bepaalde rol vervullen die ze in het dagelijkse leven niet kunnen waarmaken (bvb: leider van een groep).

Waar ouders vaak invloed hebben op beslissingen qua studie of beroepskeuze en de houding t.o.v. morele waarden en normen, hebben leeftijdsgenoten meer een impact op vrijetijdsinvulling, houding tegenover schoolprestaties en drugs en politieke overtuiging (De Ridder, H., 2001).

De invloed van vrienden is niet allesbepalend, want ouders blijven een belangrijk

referentiepunt en bron van informatie (nemen van beslissingen, omgaan met conflicten). Doorheen hun ontwikkeling zijn adolescenten op zoek naar voorbeelden. Volwassenen

33

treden op als een belangrijk rolmodel. Het gaat dus ook niet alleen om de ouders, maar ook om leerkrachten, familieleden of ‘idolen’ (acteurs, activisten, muzikanten,…etc).

4.3.4I

DENTITEITSONTWIKKELING

De adolescent gaat evolueren tot een individu door het vervullen van twee belangrijke ontwikkelingstaken (Raab, R.M., 2005 ):

- Loskomen van het gezin en een persoonlijke levensstijl zoeken dat bij hem past; - Een plaats vinden binnen het netwerk van sociale rolverhoudingen, kiezen voor

volwassen sociale rollen dat door hem en de omgeving aanvaard wordt.

Het oefenen in verschillende nieuwe sociale rollen zal er voor zorgen dat de adolescent uiteindelijk maatschappelijke en persoonlijke verplichtingen op zich gaat nemen (bvb. studiekeuze). De voorwaarde is wel dat hij doorheen de adolescentie een stabiele identiteit heeft opgebouwd ( Van Weenen, E., doctoraat, 2005).

De adolescent komt langzamerhand tot een veranderende kijk op zichzelf en zijn

omgeving waarbij zijn zelfbeeld aan het wankelen wordt gebracht. Door de ontwikkelingen op cognitief vlak is de jongere in staat om over zichzelf na te denken en te reflecteren; m.a.w. hij stelt zichzelf en zijn omgeving in vraag. Hij stelt zich vragen als: ‘wie ben ik?, hoe wil ik zijn? waar wil ik naartoe?’.

Door deze nieuwe inzichten komt de adolescent tot het besef om een eigen plaats te zoeken binnen dit geheel van sociale verbanden. Hij staat voor de opdracht om een identiteit op te bouwen, een levensstijl te vinden waarbij hij zich goed voelt en die

anderen ook accepteren. Hij kan dus experimenteren met verschillende sociale rollen en uitzoeken welke het best bij hem passen en die hij voortaan wil vervullen .

De adolescent leert dat hij een uniek individu is dat verschillende rollen kan vervullen, en toch verschillende rollen gemeenschappelijk heeft met anderen (De Ridder, H., 2001). Dit ontwikkelingsproces zal ook grotendeels afhangen van het beeld dat hij van zichzelf heeft opgebouwd, het gevoel van zelfwaarde en negatieve/positieve ervaringen uit het verleden (bvb: pesten, echtscheiding of al dan niet gerespecteerd worden door

leeftijdsgenoten).

Een negatief zelfbeeld en laag zelfwaarde gevoel kan leiden tot teruggetrokken gedrag, eenzaamheid en laag welbevinden wat ‘opgelost’ kan worden door vluchtgedrag (bvb:

34

joint roken om vervelend gevoel te verdoven of te vluchten in een virtuele wereld waar men wel geaccepteerd wordt door anderen).

Het ontwikkelen van een identiteit hangt dus af van verschillende factoren, zoals persoonlijkheidsontwikkeling (temperament, emotionele stabiliteit en

introversie/extraversie), de omgeving (bvb. het gezin), de cognitieve ontwikkeling en de maatschappij (Raab, R.M., 2005).

De normen en waarden die heersen in de maatschappij kunnen zowel een positieve als negatieve invloed hebben op iemands identiteitsontplooiing (bvb: bepaalde jongeren kunnen zich afzetten tegen het heersende normen en waarden kader). Ook de normen en waarden van de directe omgeving (gezin, school, leeftijdsgenoten en subculturen) spelen ook een belangrijke rol in het vormen van een identiteit (Raab, R.M., 2005)

De samenleving wordt daarnaast veeleisender en kan heel wat druk op jongeren leggen door de enorme handelings- en keuzevrijheid (bvb. het ontstaan van keuzestress).

35

4.3B

ESLUIT

De adolescentie is een belangrijke fase in het leven van een persoon. Het is een periode waarin de jongere heel wat veranderingen doormaakt en een identiteit ontwikkelt. De adolescent staat voor heel wat opdrachten die ontwikkelingstaken worden genoemd, waarbij het loskomen van het gezin, zelfstandiger worden en nieuwe sociale relaties aangaan belangrijk zijn in het ontwikkelen van een eigen identiteit. Er wordt tevens van hem verwacht dat hij zich niet langer als kind gedraagt en dus spreekt men van een sociale rolverandering.

Daarnaast is het ook een periode van oefenen en experimenteren met verschillende sociale rollen, gedrag en in aanraking komen met andere normen en waarden. De jongere probeert aansluiting te zoeken met leeftijdsgenoten waardoor ze sociale vaardigheden kunnen ontwikkelen en leren omgaan met conflicten en gevoelens.

De vriendengroep waarvan de adolescent deel uitmaakt kan aanleiding geven tot risicogedrag, zoals het experimenteren met drugs. Dit zijn de zogenaamde

groepsinvloeden die jongeren aanzetten tot bepaald gedrag. Voor de adolescent is het trouwens heel belangrijk om aanvaard en gerespecteerd te worden door anderen. De ouders blijven daarnaast een heel belangrijk referentiepunt en bron van steun. In de adolescentie staan zij voor de taak om een evenwicht te zoeken in de nodige afstand bewaren en toch betrokken te zijn in de omgang met hun kind. Ouders zullen ook alert moeten zijn in het opvangen van signalen die wijzen op middelengebruik. Experimenteren en het stellen van bepaald gedrag kan voor de ouders een terechte bezorgdheid

opwekken en het stellen van grenzen zal hierbij ook nodig zijn.

Zoals ik reeds zei in het begin van dit werk zijn de signalen van problematisch gamen in een beginstadium onduidelijk. Ouders merken niet meteen op dat hun kind zich stilaan verliest in een online virtuele wereld en zo ervaringen in het echte leven gaat

36

5. WHAT’S IN A GAME