• No results found

H7110A Actieve hoogvenen (landschap)

In document Natura 2000 Beheerplan 24. Witterveld (pagina 47-50)

1.5 Leeswijzer

3.3.3 H7110A Actieve hoogvenen (landschap)

De aanwezigheid van een goed functionerende toplaag (acrotelm) die actief meer biomassa vastlegt dan dat er verteerd wordt is kenmerkend voor het habitattype actief hoogveen. De vegetatie wordt gedomineerd door veenmossen. Door de netto ophoping van biomassa groeit actief hoogveen. Op die groei ontstaan bulten en slenken met een microreliëf tot zo’n 50 cm. Doordat hoogveen, als een spons, in staat is water vast te houden wordt uiteindelijk een situatie bereikt waarin het hoogveen niet meer afhankelijk is van de grondwaterstand, maar is het in staat zelfstandig het waterpeil hoog te houden.

Voor actief hoogveen op landschapsschaal geldt dat die gelegen zijn in de kern van (voormalige) hoogveengebieden daar waar minder dan 40 mm van de jaarlijkse neerslag in de grond wegzijgt.

Actief hoogveen is te vinden in zure tot matig zure omstandigheden met een

constant hoog waterpeil dat ook in droge perioden nauwelijks wegzakt. Veenmossen groeien alleen onder zeer voedselarme omstandigheden. Te veel stikstof, zoals aanwezig in regen, zorgt al heel gauw voor vergrassing en verbossing. Het habitattype is dan ook buitengewoon gevoelig voor vermesting.

Ecologische vereisten

• De gemiddelde voorjaarswaterstand (GVG) bevindt zich maximaal 5 cm boven

maaiveld tot 25 cm onder maaiveld;

• De gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) ligt binnen 30 cm minus

maaiveld;

• De pH lager dan 4,5;

• De voedselrijkdom: zeer voedselarm;

• De norm voor de kritische depositiewaarde is 500 mol N/ha/jr (7 kg N/ha/jr).

Huidig voorkomen

Het habitattype actief hoogveen komt op twee locaties (Sikkelmeer en pingoruïne) voor met een gezamenlijk oppervlak van 3,1 ha. Het Sikkelmeer ligt in een dikke veenlaag boven een depressie in de keileem (zie Figuur 1.1 en Figuur 3.2). De combinatie van deze depressie waardoor ter plaatse het over de keileem stromende water stagneert en de aanwezigheid van een watervasthoudende veenlaag zorgen voor constant natte omstandigheden die voorkomen dat water in droge perioden te diep wegzakt: gunstige voorwaarden voor de ontwikkeling van actief hoogveen. De pingoruïne ligt hoger in de gradiënt en vormt een zelfstandig, geïsoleerd hydrologisch systeem met een schijnspiegel. Gezien het feit dat hier nog steeds actief hoogveen aanwezig is ondanks de verdroging en de hoge ligging mag geconcludeerd worden dat het systeem goed functioneert en dat de slecht

pingoruïne een fietspad en een patrouilleweg aangelegd die het element in twee delen heeft verdeeld. Het kleine deel aan de noordwestkant van de pingoruïne is hierdoor sterk verdroogd. De vegetatie bestaat hier uit vochtige heide. Het

zuidoostelijke deel heeft ogenschijnlijk weinig hinder ondervonden van deze ingreep getuige het nog steeds aanwezige actieve hoogveen. Wel is er geleidelijk aan wat berkenopslag in het actieve hoogveen verschenen. De opslag lijkt zich echter nauwelijks verder te ontwikkelen (mond. mededeling Hilko Bosma en Martin Verhagen, beheerder en voormalige beheerder).

In optimaal ontwikkelde vorm bevat actief hoogveen meer dan 50% bedekking van hoogveen-veenmos (Sphagnum magellanicum), wrattig veenmos (Sphagnum papillosum) of rood veenmos (Sphagnum rubellum). Ook betreft het vegetaties met waterveenmos (Sphagnum cuspidatum) en fraai veenmos (Sphagnum fallax), eenarig wollegras, kleine veenbes, ronde zonnedauw en/of lavendelhei. Zowel bij het Sikkelmeer als bij de pingoruïne is sprake van goed maar niet optimaal

ontwikkelde bult- en slenkvegetaties. Het actieve hoogveen aan de westkant van het Sikkelmeer bestaat voor 70% uit Sphagnum fallax en slechts voor 20% uit

bultvormende veenmossen (met name Sphagnum papillosum en in mindere mate Sphagnum magellanicum – Janssen & Bijlsma, 2011). In het oostelijke deel van de pingoruine komen de hoogveen-veenmossen (Sphagnum magellanicum) en wrattig veenmos (Sphagnum papillosum) voor. Een drogere vorm met veel dophei en/of pijpenstrootje, vormt een overgang naar de natte heidevegetaties. Omdat ook hier karakteristieke hoogveen (veenmos)soorten in voorkomen, wordt ook dit type beschouwd als kwalificerend.

Trend en perspectief

Hier is er sprake van een complex patroon. Goed ontwikkelde vegetaties (bulten) komen op twee plekken voor, namelijk in het zuidoostelijke deel van de pingoruïne en bij het Sikkelmeer. Buiten deze twee locaties zijn er ook gunstige ontwikkelingen in het Hoedveen, het Mandeveen en het gebied ten zuiden van de patrouilleweg langs het niet gedempte deel van de tankgracht (Janssen & Bijlsma, 2011). De hydrologische ingrepen in het recente verleden (gedeeltelijk dempen tankgracht, plaatsen kwelscherm en inrichting buffergebieden) hebben gezorgd voor nattere omstandigheden in het zuidelijke deel van het Witterveld waar het hoogveen van kan profiteren. De slenkvegetaties komen meer verspreid voor en hebben zich uitgebreid.

In het Hoedveen aan de westkant van het Witterveld, komt een beperkte oppervlakte van een wat drogere vorm van bultvormers voor, met hoogveen- veenmos (Sphagnum magellanicum), wrattig venmos (Sphagnum papillosum) en gewone dophei. Hier is er sprake van een veel hoger gelegen terreingedeelte op een onvergraven stuk veen. Het grootste deel van de vegetatie in het Hoedveen wordt echter gedomineerd door pijpenstrootje. De geringe omvang en de hoge,

geïsoleerde ligging maken verdere ontwikkeling van actief hoogveen hier onwaarschijnlijk.

Het dempen van de tankgracht, de plaatsing van een kwelscherm aan de

zuidoostkant van het gebied en de inrichting van het gebied tussen het Witterveld en het TT-circuit hebben geleid tot verhoogde peilen in het zuiden en oosten van het Witterveld (Leeraar & Jager, 2012, mondelinge mededeling M. Verhagen). Deze ontwikkeling verhoogt de kansen voor hoogveenherstel.

Op basis van het vegetatiekundige onderzoek van Janssen en Molenaar (2003) en Jansen en Bijlsma (2011) kan worden vastgesteld dat het areaal levend hoogveen in de periode 1994-2011 niet is achteruitgegaan, zodat we, gezien vanuit het

Witterveld, uit kunnen gaan van een gunstige staat van instandhouding met potentie voor verdere ontwikkeling. Door middel van een monitoringsprogramma moet wordt nagegaan hoe het gebied zich ontwikkeld. De terreinbeheerder heeft hiervoor inmiddels een programma opgezet.

Actief hoogveen in optimale vorm kenmerkt zich door de aanwezigheid van zowel slenkvormende als bultvormende veenmossen. In de huidige situatie zijn beide typen veenmosvegetatie aanwezig. De ontwikkeling van bultvormende vegetaties tot feitelijke bulten is bij te hoge stikstofdepositie (>KDW) blijkbaar mogelijk. Op basis van een uitgebreide eco-hydrologische systeemanalyse is het mogelijk uitspraken te doen over de potentiële kwaliteit en oppervlakte van het levend hoogveen op het Witterveld.

Typische soorten

De typische (mos)soorten voor actieve hoogvenen (zie Tabel 3.3) zijn de hoogveenvormende hoogveenmosssoorten. Hoogveenmos (Sphagnum

magellanicum), wrattig veenmos (Sphagnum papillosum) komen beide voor, evenals éénarig wollegras (Eriophorum vaginatum). Wintertaling (Anas crecca) en

blauwborst (Luscinia svecica) zijn broedvogel op het Witterveld (Dillerop, 2011). Ook komen venwitsnuitlibel (Leucorrhinia dubia) en levendbarende hagedis (Zootoca vivipara) voor.

De typische soort veenhooibeestje kwam tot 1996 in behoorlijke aantallen voor. Het kleine leefgebied waar deze vlinder aanwezig was, is in 1996 door brand getroffen waarna het veenhooibeestje niet meer is waargenomen. Braam (2013) concludeert in zijn rapport dat de leefomstandigheden in en rond het huidige actieve hoogveen in principe geschikt zijn voor veenhooibeestje.

Tabel 3.3. Typische soorten habitattypen actieve en herstellende hoogvenen (H7110 & H7120) Soort Nederlandse naam Wetenschappelijke naam Witterveld Dagvlinders Veenbesblauwtje Plebeius optilete Niet aanwezig

Veenbesparelmoervlinder Boloria aquilonaris Niet aanwezig Veenhooibeestje Coenonympha tullia Verdwenen

sinds 1996

Kokerjuffers Rhadicoleptus alpestris Niet aanwezig

Libellen Hoogveenglanslibel* Somatochlora arctica Niet aanwezig Venwitsnuitlibel Leucorrhinia dubia Aanwezig

Mossen Hoogveenlevermos Mylia anomala Aanwezig

Hoogveenveenmos Sphagnum magellanicum Aanwezig

Rood veenmos Sphagnum rubellum Aanwezig

Veengaffeltandmos Dicranum bergeri Niet aanwezig Vijfrijig veenmos Sphagnum pulchrum Niet aanwezig Wrattig veenmos Sphagnum papillosum Aanwezig Reptielen Levendbarende hagedis Zootoca vivipara Aanwezig Vaatplanten Eénarig wollegras Eriophorum vaginatum Aanwezig Kleine veenbes Vaccinium oxycoccos Aanwezig Lange zonnedauw Drosera anglica Niet aanwezig

Lavendelhei Andromeda polifolia Aanwezig

Veenorchis Dactylorhiza majalis spp. sphagnicola

Niet aanwezig

Soort Nederlandse naam Wetenschappelijke naam Witterveld

Vogels Blauwborst Luscinia svecica Aanwezig

Sprinkhaanzanger Locustella naevia Aanwezig

Watersnip Gallinago galinago Niet aan-

wezig**

Wintertaling Anas crecca Aanwezig

)* niet voorkomend in Drenthe

)** wel voorkomend op nabijgelegen oefenterrein ‘De Haar’

In document Natura 2000 Beheerplan 24. Witterveld (pagina 47-50)