• No results found

Eco-hydrologisch onderzoek (eerste beheerplanperiode)

In document Natura 2000 Beheerplan 24. Witterveld (pagina 152-156)

6.3 Maatregelen

6.3.6 Eco-hydrologisch onderzoek (eerste beheerplanperiode)

Het algemene doel van het onderzoek is om een beter inzicht te verwerven in het eco-hydrologisch functioneren van het Witterveld. Met name de kennis over de invloed van de omgeving, de hydrologische werking en de bodemopbouw is onvoldoende om verdere (eco-hydrologische) inrichtingsmaatregelen te onderbouwen.

Om op meer plaatsen de ecologische randvoorwaarden voor actief hoogveen te realiseren worden scenario’s van mogelijk te nemen maatregelen met behulp van de verkregen inzichten doorgerekend. Zo kunnen eventueel te nemen maatregelen beter worden gemotiveerd en kunnen bestaande waarden beter worden beschermd. Concreet zijn de onderstaande onderzoeksvragen aan te wijzen:

1. Waar liggen gevoeligheden in het systeem (gevoeligheidsanalyse)? 2. Is er voldoende inzicht in sturende factoren?

3. Zijn er voldoende interne sturingsmogelijkheden? 4. Afwatering zuidkant?

5. Is er voldoende informatie te halen uit het huidige meetnet? 6. Inzicht waterkwaliteit?

7. Scenario’s opstellen voor hydrologische maatregelen door parameters te variëren.

8. Verbetering hydrologisch model Witterveld. 9. Mogelijk effect van watergebruik door ijsbaan. 10.Doorwerking effecten reeds genomen maatregelen. 11.Omleggen fietspad/patrouilleweg pingoruïne. 12.Effecten boskap (op actief hoogveen).

13.Optimaal gebruik (bestaande) buffergebieden. 14.Noodzaak verdere hydrologische maatregelen. 15.Effecten op omgeving.

16.Waterafvoer oostkant.

17.Reptielenconcentratie in beoogd begraasd gebied. 1. Gevoeligheidsanalyse

Duidelijk moet worden waar de problemen voor het Witterveld liggen. Zijn er nog lekken in het systeem waardoor verdroging optreedt? Is er invloed van verandering in stijghoogte in het tweede wvp? Is dit nadelig voor de doelen? Hoe wordt het Witterveld beïnvloed door de omgeving? Oorspronkelijk maakte het Witterveld deel uit van een veel groter hoogveencomplex dat nu bijna volledig is verdwenen. Is het Witterveld groot, en dus robuust genoeg om te zorgen voor de ecologische

randvoorwaarden die vorming van actief hoogveen op grotere schaal dan nu mogelijk maken.

2. Inzicht sturende factoren

Via allerlei informatiebronnen is kennis beschikbaar over het Witterveld. Er zijn bodemkaarten, geologische kaarten, geomorfologische modellen, vegetatieopnames, faunakarteringen, peilbuisgegevens en historische gegevens. Alles bij elkaar

opgeteld is deze informatie nog onvoldoende om de effecten van

waterhuishoudkundige hydrologische maatregelen voldoende te kunnen voorspellen. Dit is des te meer nodig omdat de belangrijkste waarde van het Witterveld, het actieve hoogveen, zo kwetsbaar is, met name voor peilfluctuaties.

3. Interne sturingsmogelijkheden

Inmiddels zijn de meeste sloten, tankgrachten en andere al dan niet drainerende watergangen al grotendeels gedempt. Vraag is of er binnen de begrenzing van het gebied nog voldoende mogelijkheden over zijn die leiden tot het dichterbij brengen van de instandhoudingsdoelen, zonder dat deze leiden tot schade aan bestaande doelen en waarden.

In het noorden kunnen nog de nodige greppels en slootjes gedicht worden maar mogelijk blijft het effect ervan beperkt tot de direct omliggende gebiedsdelen. Ook kunnen nog een aantal duikers worden verwijderd of (variabel) worden opgehoogd.

Een simpel te realiseren sturingsmechanisme bestaat uit het plaatsen van een ‘elleboogstuk’ op de bestaande duiker op de hoek van het Witterveld het

begrazingsgebied Laaghalen (zie Figuur 6.1). Hier ligt nu een dam met een kleine duiker (doorsnede ca. 20 cm). Door de plaatsing van een elleboogstuk kan het peil aan de noordkant desgewenst met 20-30 cm verhoogd worden. De elleboogstuk maakt het ook mogelijk om het peil weer te verlagen tot het huidige niveau. De oostelijke randsloot is ter hoogte van het naaldbos afgedamd. In deze dam is geen duiker aangebracht zodat het overtollige water op natuurlijke weg over de dam afstroomt. De dam zorgt voor een peilverschil van ca. 0,5 m. Over een lengte van ca. 200 meter noordwaarts kan het slootpeil verhoogd worden door 200 meter ten noorden van de bestaande dam nog een dam te plaatsen. Beide dammen worden voorzien van een duiker van ca. 20 cm met daarop een elleboogstuk.

Verdere inrichting van het buffergebied aan de oostkant van het Witterveld buiten de Natura 2000 begrenzing leidt tot vertraging van de waterafvoer uit het eigenlijke Witterveld. Dit kan mogelijk door het plaatsen van stuwtjes in de afvoergangen zodat afhankelijk van de aanvoer de afvoer geregeld kan worden. De exacte locatie en loop van deze afvoer moet nog worden bepaald.

4. Afwatering zuidkant

Aan de zuidoostkant van het Witterveld ligt de Eekhoutswijk, een diepe sloot die de weg, een aantal huizen en de omliggen de landbouwpercelen droog houdt. Door de nabije ligging ten opzichte van het Witterveld rijst de vraag in hoeverre de

Eekhoutswijk zorgt voor drainage van het zuidelijke deel van het Witterveld. Dwars door het Witterveld is in de tweede wereldoorlog een tankgracht gegraven. Vanwege de drainerende werking is het noordelijke deel van de tankgracht zo’n vijftien jaar geleden gedempt (zie Figuur 1.1). Het zuidelijke deel is vanaf de patrouilleweg echter niet gedempt. De gracht houdt het hele jaar door een hoog waterpeil met relatief geringe fluctuaties. Vraag is of het dempen van deze gracht een bijdrage kan leveren aan het ontwikkelen van actief hoogveen zonder daarbij afbreuk te doen aan de bestaande waarden.

De plaatsing van een kwelscherm langs de zuidoost rand van het gebied kan leiden tot het beter kunnen vasthouden van water binnen, met name de zuidoostkant van het gebied. Dit betekent een verhoging van de waterstand en een geringere wegzijging in droge periodes. Omdat zo’n kwelscherm waarschijnlijk ook gevolgen heeft voor de waterstand in het Sikkelmeer en de belangrijke veenbossen is eerst gericht onderzoek en verbetering van het hydrologische model voor het Witterveld nodig om te voorkomen dat deze gebieden schade ondervinden van deze ingreep. 5. Meetnet

Momenteel liggen verspreid over het Witterveld diverse peilbuizen. De vraag is of het bestaande stelsel van peilbuizen voldoende informatie verschaft voor een verantwoorde analyse van het hydrologisch functioneren van het Witterveld. Mogelijk zijn extra peilbuizen nodig.

6. Waterkwaliteit

Momenteel zijn er geen gegevens beschikbaar over de kwaliteit van het water in het Witterveld. Inzicht in de eigenschappen van het water (pH, buffercapaciteit,

eutrofiëring, verontreiniging etc.) zou helpen bij de interpretatie van de

vegetatiegegevens en de uitvoering van hydrologische maatregelen. Inzicht in de waterkwaliteit zou eventueel ook aanleiding kunnen zijn voor te nemen

7. Scenario’s voor verhoging waterstand

Wanneer het model voldoende is verbeterd kan voorspeld worden hoe al dan niet hypothetische maatregelenpakketten uitwerken op de waterpeilen en dus op de ecologie van het Witterveld. Voorbeelden van dergelijke scenario’s zijn het kappen van bos in de omgeving en het dempen van sloten. Met behulp van dergelijke rekensessies kan het meest effectieve maatregelenpakket worden bepaald. 8. Verbetering hydrologisch model Witterveld

Een goed functionerend hydrologisch model kan gebruikt worden om de effecten van mogelijk te nemen maatregelen te voorspellen. Hierdoor kunnen maatregelen beter worden gemotiveerd en kunnen bestaande waarden beter en effectiever worden beschermd.

9. Doorwerking reeds genomen maatregelen

Relatief recent zijn diverse maatregelen uitgevoerd die leiden tot verdere verhoging van de waterpeilen in het Witterveld. De ervaring leert dat het enige tijd duurt voordat deze maatregelen volledig het beoogde effect hebben. Voorliggende vraag is in hoeverre de reed genomen maatregelen reeds hun optimale uitwerking hebben bereikt of dat er in de toekomst nog een verhoging van de peilen te verachten valt. 10. Omleggen fietspad/patrouilleweg pingoruïne

Specifiek onderzoek naar de mogelijkheid tot herstel van de pingoruïne is nodig. Naast een aardkundige motivatie kan het noordwestelijke deel van de pingoruïne mogelijk als uitbreiding voor actief hoogveen (H7110A) fungeren. Het fietspad en de patrouilleweg die nu de pingoruïne in tweeën splitsen kunnen echter niet zonder meer worden omgeleid. Het padenstelstel fungeert nu als dam die het water in het zuidoostelijke deel tegenhoudt. Het waterpeil in het westelijke deel ligt veel lager. Voorkomen moet worden dat het oostelijke deel ‘leegloopt’ waardoor de gunstige omstandigheden voor het actieve hoogveen ter plaatse verdwijnen.

11. Effecten boskap

Aangezien bos meer water verdampt dan lage vegetatie is het kappen van bos in de infiltratiegebieden een goede maatregel om de grondwaterstand te verhogen. Omdat in kleine, geïsoleerde hydrologische systemen het kappen van bos tot aanzienlijke peilverhogingen kan leiden is het zaak om het uiteindelijke resultaat goed in de gaten te houden, zeker in de nabijheid van kwetsbaar actief hoogveen dat door een te abrupte peilverhoging letterlijk kan ‘verzuipen’. Een goed functionerend

hydrologisch model kan inzicht verschaffen in de gevolgen van boskap voor het waterpeil in de kwetsbare terreindelen.

12. Optimaal gebruik buffergebieden

Rondom het Witterveld is momenteel een aantal bufferzones aanwezig (zie Figuur 7.1). Onderzoek moet inzicht verschaffen hoe deze bufferzones zo efficiënt mogelijk kunnen worden ingericht en beheerd om een optimale bijdrage te leveren aan de kernopgaven en de instandhoudingsdoelen. Het is daarbij niet de bedoeling dat op deze plaatsen fysiek doelen (habitattypen of kernopgave) worden gerealiseerd. 13. Noodzaak verdere hydrologische maatregelen

Een goed functionerend hydrologisch model kan inzicht verschaffen in de effecten van bepaalde maatregelen. In eerste instantie moet daarbij gekeken worden naar maatrgelen binnen de Natura 2000-begrenzing. Wanneer zou blijken dat de

doorgerekende maatregelen binnen de begrenzing onvoldoende zouden zijn om het doel (uitbreiding en robuust maken van actieve hoogveenvorming) dan kan dat

aanleiding vormen tot aanbevelingen voor verdergaande hydrologische ingrepen buiten het Witterveld. Het model moet hierover inzicht kunnen verschaffen. 14. Effecten maatregelen op omgeving

Eventueel te treffen hydrologische maatregelen in het Witterveld kunnen mogelijk effecten hebben op de omgeving. Te denken valt aan een verhoging van de grond- waterstand in de nabijheid van het Witterveld. Bij ieder door te rekenen scenario moeten deze omgevingseffecten worden meegenomen, zodat deze betrokken kunnen worden bij de afweging om de maatregel uit te voeren.

Uit hydrologisch onderzoek moet blijken of de gedempte tankgracht nog steeds een drainerende invloed heeft en of bij het Mandeveen en het Hoedveen teveel water weglekt naar de omgeving. In het kader van het hydrologisch netwerk zijn al peilbuizen geplaatst in opdracht van de provincie Drenthe. Naast de invloed op de natuurdoelen moeten bij het hydrologisch onderzoek ook de gevolgen van vernatting op de omgeving en de andere functies van het gebied worden meegenomen.

Randvoorwaarden bij het hydrologisch herstel zijn dat de omgeving hier geen hinder van ondervindt en dat de patrouilleweg en de schietbaan hun functies kunnen blijven behouden. De route van de patrouilleweg zou iets aangepast kunnen worden indien de pingoruïne (na hydrologisch onderzoek) weer hersteld zou worden. 15. Afvoer oostkant

Momenteel geschied de afvoer van het water dat vanuit de oostkant uit het Witterveld lekt via een ondiepe sloot langs het TT-circuit door het Haarbos richting het noordoosten. Verondiepen of herprofileren van deze sloot zou mogelijk tot hogere waterstanden in het Haarbos kunnen leiden waardoor hier betere omstandigheden ontstaan voor de ontwikkeling van ‘natte’ vegetatietypen. Onderzocht moet worden in hoeverre dit effect optreedt.

16. Reptielenconcentratie in beoogd graasgebied

Het gebied direct ten oosten van de schietbaan wordt momenteel niet begraasd. Dit terreingedeelte is behoorlijk vergrast en verbost (Van der Berg & Hornman, 2007) Om de kwaliteit van dit stuk Witterveld te verbeteren wordt voorgesteld om dit terreindeel aan te sluiten op de bestaande begrazingseenheid (zie Figuur 6.1). In dit gedeelte van het Witterveld bevindt zich echter ook een concentratie van adders en hazelwormen(Van der Berg & Hornman, 2007). Enige verruiging werkt positief voor adders maar wanneer de verruiging en de verbossing te hevig worden gaat dit ten koste van de adderpopulatie. Te intensieve begrazing kan echter ook nadelig uitpakken voor deze reptielen. Onderzoek moet uitwijzen of begrazing in dit terreingedeelte vanuit het oogpunt van de instandhouding van deze reptielen populaties wenselijk is, en zo ja met welke intensiteit en welke diersoort..

In document Natura 2000 Beheerplan 24. Witterveld (pagina 152-156)