• No results found

Gebiedspecifieke toetsingskaders en aandachtspunten

In document Natura 2000 Beheerplan 24. Witterveld (pagina 186-191)

In hoofdstuk 3 zijn enkele ecologische knelpunten geformuleerd. Op basis van deze knelpunten is gekeken welke huidige activiteiten van invloed zijn op deze

knelpunten (hoofdstuk 4). En welke maatregelen en/of voorwaarden er noodzakelijk zijn om deze knelpunten te minimaliseren, zodat de doelstellingen voor de komende planperiode gehaald worden (hoofdstukken 4 en 6).

Deze geformuleerde knelpunten zijn ook voor nieuwe activiteiten, projecten en plannen een punt van aandacht. Daarnaast zijn er nog enkele andere

gebiedspecifieke punten die bij nieuwe activiteiten, projecten of plannen van belang kunnen zijn. Hieronder worden deze punten nader toegelicht waarbij tevens staat aangegeven waar in dit beheerplan relevante informatie ten aanzien van dit punt is te vinden. Of waar eventueel aanvullende informatie te vinden is.

Verdroging

Uit het beheerplan blijkt, dat het in dit gebied vooral belangrijk is om te letten op een mogelijke invloed op het hydrologische systeem omdat dit een relatie heeft met het knelpunt verdroging. In hoofdstuk 6 worden maatregelen geformuleerd om huidige knelpunt te reduceren, maar verdroging blijft een punt van aandacht bij nieuwe activiteiten, projecten of plannen.

Beschikbare informatie

Binnen het beheerplan is informatie over de specifieke vereisten van beschermde natuurwaarden ten aanzien van waterstanden te vinden in hoofdstuk 2, paragraaf 2.4. Informatie over het hydrologisch systeem van het gebied is te vinden in hoofdstuk 3.

Verder zijn er vanuit de provincie Drenthe en het waterschap Reest en Wieden kaarten beschik¬baar waarop zones staan aangegeven waarbinnen effecten van bepaalde hydrologische maat¬regelen op Natura 2000 – doelstellingen niet op voorhand uitgesloten kunnen worden. Deze kaarten kunnen opgevraagd worden bij de provincie Drenthe of bij het waterschap Hunze en Aa’s dan wel Reest en Wieden. Verzuring en vermesting

Net als vrijwel alle Nederlandse Natura 2000-gebieden heeft ook het Witterveld te maken met een stikstofdepositie die hoger is dan vanuit natuuroogpunt wenselijk is. In de hoofdstukken 5 en 6 worden maatregelen geformuleerd om de huidige

knelpunten ten aanzien van verzuring en vermesting te reduceren, maar verzuring en vermesting blijft een punt van aandacht bij nieuwe activiteiten, projecten of plannen.

Beschikbare informatie

In hoofdstuk 5 (PAS-GA) is informatie opgenomen over de gevoeligheden en vereisten voor de verschillende beschermde natuurwaarden in het gebied in relatie tot de stikstofdepositie. Hierin staat ook aangegeven welke potentiële ontwikkelings- mogelijkheden er zijn voor nieuwe activiteiten, projecten en plannen die een relatie hebben met een verhoogde stikstofdepositie.

Een van de belangrijkste doelen van de PAS is het bepalen van de

ontwikkelingsbehoefte en de ontwikkelingsruimte. Het rekenmodel AERIUS is in staat om per gebied en per gebiedsdeel te bepalen of er ontwikkelingsruimte beschikbaar is voor economische ontwikkelingen in de omgeving van het Natura 2000-gebied. Er wordt nog gewerkt aan een verbeterde versie van AERIUS. Wanneer deze in bedrijf gesteld zal worden is nog onbekend.

Het model gaat uit van een vermindering van de uitstoot van stikstof als gevolg van 2,5% economische groei, aangevuld met generieke maatregelen in allerlei

onderdelen van het economische proces. Te denken valt bijvoorbeeld aan de verbetering van motoren en verbrandingsinstallaties, het plaatsen van luchtwassers in stallen en het optimaliseren van het voerspoor in de veehouderij. De winst die dit oplevert wordt voor 50% toegekend aan de natuurwaarden. De overige 50% is potentieel beschikbaar als ontwikkelingsruimte voor nieuwe economische activiteiten.

Voor het Witterveld komt deze analyse uit op een gemiddelde ontwikkelingsruimte van 100-140 mol N/ha/jr in 2018 toenemend tot 110-180 mol N/ha/jr in 2030. De ontwikkelingsbehoefte ligt in de orde van grootte van 70-100 mol N/ha/jr in 2018 en 2030. Wanneer de ontwikkelingsruimte en de ontwikkelingsbehoefte van elkaar worden afgetrokken dan ontstaat het beeld dat de ontwikkelingsruimte gemiddeld zo’n 30 mol N/ha/jr groter is dan de ontwikkelingsbehoefte.

Het bevoegd gezag is verantwoordelijk voor de verdeling van deze

ontwikkelingsruimte en het toezicht en handhaving op deze verdeling. Het bevoegd gezag moet toezien op verantwoorde verdeling van deze ontwikkelingsruimte tussen de verschillende belanghebbenden in en rondom een gebied. De wijze waarop deze verdeling zal plaats vinden, op basis van welke criteria en via welk wettelijke kader, is op dit moment nog niet duidelijk. Hiervoor worden op dit moment (landelijke) afspraken gemaakt. Een verdere uitwerking van de wijze waarop deze ruimte verdeeld gaat worden kan dan ook niet in het beheerplan worden opgenomen. Overige generieke informatie en gebiedspecifieke informatie over de

Programmatische Aanpak Stikstof kunt u vinden op de website www.pas.natura2000.nl of op de website van de rijksoverheid

(www.rijksoverheid.nl). Voor verdere gebiedsspecifieke toelichting ten aanzien van de actuele stand van zaken kunt u contact opnemen met het bevoegd gezag, in dit geval de provincie Drenthe.

Beschikbaarheid van geschikt leefgebied

Voor de aangewezen habitatsoorten en vogelrichtlijnsoorten is het van belang dat er voldoende geschikt leefgebied beschikbaar is. Verstoring van de rust als gevolg van recreatie of andere activiteiten die leiden tot een verminderd aanbod van leefgebied, zoals grootschalige bomenkap, zijn hierin een punt van aandacht. Recreatieve activiteiten kunnen bijvoorbeeld leiden tot verstoring door optische aanwezigheid en verhoogde geluidproductie. En bij nachtelijke activiteiten kan er ook sprake zijn van verstoring door het gebruik van kunstmatige lichtbronnen. Van belang is te bepalen of de activiteit, project of plan tot verstoring kan leiden van deze beschermde soorten, en of er een overlap (in ruimte en tijd) is van deze verstoring met het gebruik (leefgebied) van het gebied door deze soorten.

Beschikbare informatie

In hoofdstuk 3, is algemene verspreidingsinformatie opgenomen. Deze informatie kan gebruikt wordt om te bepalen of er een mogelijke ruimtelijke overlap is met de nieuwe activiteit, project of plan. Let wel, dit is informatie over de algemene verspreiding van soorten. Meer specifiekere informatie over de verspreiding van deze soorten binnen het gebied kunt u opvragen bij de terreinbeherende organisatie of via het bevoegd gezag.

In de hoofdstukken 2 en 3 is ook informatie te vinden over de leefwijze van deze soorten en gevoeligheden van deze soorten voor verstoring.

Naast de informatie in het beheerplan zijn er verschillende studies en onderzoeken naar de effecten van activiteiten, projecten en plannen op de beschermde

natuurwaarden. Deze studies zijn veelal te vinden of te verkrijgen op internet. Eventueel kunt u het bevoegd gezag vragen welke relevante informatie nog verder beschikbaar is. Ook kunt u contact opnemen met onderzoeksorganisaties die specifieke kennis over deze soorten hebben. Ook hiermee kan het bevoegd gezag u helpen.

Bijlagen

I. Literatuuroverzicht II. Verklarende woordenlijst III. Gebruikte afkortingen IVa. Mossenlijst

IVb. Plantenlijst IVc. Libellenlijst

IVd. Amfibieën & Reptielenlijst IVe. Dagvlinderlijst

IVf. Vogellijst IVg. Zoogdierlijst

V. Inventarisatielijst algemene activiteiten (bestaand gebruik) VI. Projectorganisatie

VII. Aanwijzingsbesluit Natura 2000-gebied Witterveld

VIII. Locatie meetpunten verdrogingsmeetnet/bodemmeetnet/LMF IX. Overzicht van voorkomende typische soorten in het Witterveld (excl.

In document Natura 2000 Beheerplan 24. Witterveld (pagina 186-191)