• No results found

3. Grote rivieren en alluviale vlakten (I)

3.8 Globale evaluatie en bescherming

Hoewel de soortenrijke valleivegetaties in vergelijking met enkele decennia geleden sterk zijn teruggedrongen, zijn de alluviale vlakten nog rijk aan biologisch interessante ele-menten: elzenbossen, vochtige hooi- en graasweiden, open water, laagveenvegetaties en rietlanden, buitendijkse slikken en schorren en dijkvegetaties. Deze alluviale vlakten vormen dan ook vaak een snoer van biologisch waardevolle tot zeer waardevolle elementen.Vanwege hun zeer hoge biologische waarde vallen vooral op: de uitgestrekte uiterwaarden langs de Scheldevallei (1) en deels in het samenvloeiingsgebied van Zenne-Dijle-Nete, het Kalendijkgebied te Dendermonde (16c), de polder van Vlassenbroek (3), de polder van Dendermonde (2), de ruime omgeving van de Oude Schelde (6), het Broek de Naeyer en omgeving (8a), het Blaasveldbroek (8c), het Zenne-alluvium ten noorden van Zemst (11), het gehele samenvloeiingsgebied van Zenne-Dijle-Nete (10) en de Dijlevallei stroomafwaarts van Mechelen (14). De hoge biotooprijkdom komt niet alleen op floristisch en vegetatiekundig vlak tot uiting maar ook op faunistisch vlak.Vele gebieden zijn rijk aan broedvo-gels, amfibieën, insecten, zoogdieren e.a., en belangrijk als foerageer- en pleisterplaats voor doortrekkende en/of overwinterende vogels. Vooral de en de Schelde-Rupel-Dijle-assen zijn gekende trekroutes. Door een ver-hoogde waarnemingsactiviteit tijdens de voorbije jaren is het duidelijk geworden dat ook de Netevallei van grote waarde is voor doortrekkende zangvogels, steltlopers en eenden.

De verbindings- en migratiefunctie voor zowel plant als dier is een zeer belangrijke functie van dergelijke valleisystemen. Vanwege het avifaunistische belang is de gehele mid-denloop van de Schelde opgenomen in de lijst van specia-le beschermingszones in Vlaanderen voor het behoud van de vogelstand, dit is te zien in figuur 3.6 (VANVESSEM & KUIJKEN 1986). Het Mechels broek en de E10-putten te Walem werden opgenomen in de lijst van waterrijke gebie-den van nationale betekenis voor watervogels (KUIJKEN

1984). Zij vormen tezamen met de vijvers op het Domein Hofstade de belangrijkste biotopen voor watervogels in de streek (FAES& VERHEYEN1976).

Het gehele valleigebied verdient, gezien de hoge biologische en landschappelijke waarde een degelijke bescherming. De realisatie van de vogelbeschermingszone is hiervoor een geëigend instrument. Het Scheldeland is, vanwege zijn bio-logische, landschappelijke en culturele waarden, ooit voor-gesteld als landschaps- of natuurpark (COGGE1972), maar voorlopig is het bij plannen gebleven. Op 1 december 1995 werd een procedure gestart tot oprichting van één groot Vlaams natuurreservaat “Slikken en Schorren van Schelde

en Durme” (gekaderd in het Ecologische Impulsgebied Schelde-Dender-Durme). Alle buitendijkse gebieden (slik-ken en schorren) langs de Schelde zijn als zoetwatergetij-degebied opgenomen in een voorstel tot afbakening als habitatrichtlijngebied (Figuur 3.6).

Niettegenstaande de valleien biologisch zeer belangrij-ke gebieden zijn, mede door het feit dat ze een zeer belang-rijke migratiefunctie bezitten, zijn in bepaalde delen de bio-logische waarden onherstelbaar verminkt. Dit is bijvoor-beeld het geval met de zone Ruisbroek-Willebroek, die vol-ledig geïndustrialiseerd is. De Zennevallei is erg versnipperd door verkeersinfrastructuur en woningbouw. De meest intacte gedeelten van de Zennevallei zijn de omgeving van het kasteel van Relegem (ten noorden van Zemst) en de omgeving van Het Steen van Elewijt.

De polders van Grembergen (2), deze van Vlassenbroek (3) en deze van Branst-Weert (6) hebben bijna volledig natuur-, reservaat- en/of bosgebied als bestemming. De polder van Moerzeke-Kastel (4) is groten-deels ingetekend op het gewestplan als agrarisch gebied met landschappelijke waarde en als bosgebied.

‘t Akkershoofd (Moerzeke) heeft recreatie als bestemming, evenals het gedeelte van de Sint-Onolfspolder (2) ten zui-den van de nieuwe Denderloop. Ten noorzui-den van deze laatste betreft het ecologisch en landschappelijk waardevol agrarisch gebied. De dorpen Kastel, Vlassenbroek en Grembergen hebben woon- en Kastel ook woonuitbrei-dingsgebied als bestemming. De eventuele realisatie van dit woonuitbreidingsgebied zou een gedeelte van de polder rond Kastel aantasten.

De grootste bedreiging die momenteel op deze pol-ders rust en die reeds een zekere tol geëist heeft is uitbrei-ding van de recreatie, vooral buiten, maar ook in zekere mate binnen de daartoe voorziene zones. Het optrekken van weekendverblijven, het graven van visvijvers, het in gebruik nemen van wielen, kreken en/of oude rivierarmen voor visserij, vertuining, toename van verkeer e.d. hebben zowel rechtstreekse (biotoopverlies) als onrechtstreekse (beïnvloeding van de omgeving door bv. eutrofiëring en rustverstoring) negatieve gevolgen voor het biologisch milieu. Voor de Oude Schelde en andere oppervlaktewa-ters vomen vervuiling en verlanding eveneens bedreigingen. De vroegere waterplantenrijkdom en fytoplanktonweelde van de Oude Schelde is hierdoor sterk teruggedrongen. Dit impliceert niet dat verlanding op zich een negatief gebeu-ren is voor het biologisch milieu (bv. de wielen in de Vlassenbroekse polder), maar wel dat in een aantal gevallen het behoud van open en voldoende diepe en zuivere waters gegarandeerd dient te worden.

Het “Groot Schoor” en delen van de Vlassenbroekse polder zijn erkende natuurreservaten in beheer bij De Wielewaal en B.N.V.R. De Oude Denderloop te Dendermonde en de Scheldeschorren te Moerzeke-Kastel zijn geklasseerd als landschap, het Marnix-kasteel te Bornem als dorpsgezicht.

Ruisbroek en Willebroekpolder (7 en 8) en een zone ten zuiden van de Grote vijver te Walem (11) zijn groten-deels in gebruik als, en hebben de bestemming van, ‘gebied voor milieubelastende industrie’. Ook het Broek de Naeyer (8a) heeft deze bestemming op het gewestplan, maar via een Bijzonder Plan van Aanleg werd recent de bestemming gewijzigd in bosgebied. De aanwezige bufferzones zijn zeer belangrijk voor de leefbaarheid in deze gebieden. Nochtans zijn ze hier niet steeds voor ingericht. De populierenbossen te Ruisbroek, deze ten oosten van het Broek de Naeyer en grote delen van het samenvloeiingsgebied hebben bosge-bied als bestemming. Blaasveldbroek is grotendeels reser-vaat- en natuurgebied.

De polders ten zuidoosten van Heindonk (9) hebben gro-tendeels agrarisch gebied met landschappelijke waarde als bestemming. De aanwezige zandwinningsputten en gebie-den rondom Heindonk zijn recreatiegebied (de Kleine vijver te Walem is gebied voor vissport), met uitzondering van de noordelijke uitloper van de Grote put te Walem, die reser-vaat als bestemming heeft. Rondom Battel en Heffen bevin-den zich momenteel open ruimten met als bestemming woongebied.Tegenover Heffen bevindt zich een reservege-bied voor ontginning in de Zennevallei.

Uit deze beschrijving blijkt dat het eventueel verder realiseren van het gewestplan een sterk negatief effect zou hebben op het biologisch milieu en dit o.a. door de aantas-ting van de open ruimte rond Heindonk en/of de verdere versnippering in de benedenlopen van Dijle en Zenne. De wijziging van de bestemming van het Broek de Naeyer is een belangrijke stap voor het behoud ervan, maar de hoge biologische waarde van moerassen en waters zou een bestemming als natuur- of reservaatgebied logischer maken. De reeds aanwezige milieubelastende industrieën en het wegennet hebben de valleien doorsneden en hebben een nadelige invloed op de milieukwaliteit. De aanleg van recre-atieve infrastructuren, gecombineerd met zandwinning en wegenaanleg hebben uitgestrekte waterrijke gebieden ver-nietigd en hebben grote delen van de valleien ontsloten. Het optrekken van weekendverblijven en het graven van visvijvers e.d. is kleinschaliger, maar niettemin nadelig voor het biologische milieu. Een belangrijk neveneffect van het graven en uitbaten van zandwinningsputten is de eventuele hydrologische verstoring wat bv. in Blaasveldbroek en Mechels Broek problemen (heeft) veroorzaakt.

Andere aantastingen zijn verontreiniging van vele opper-vlaktewaters, aanleg van bezinkingsbekkens, populierenaan-planten, verkavelingen.

Het Mechels broek is een erkend natuurreservaat, in beheer bij Natuurreservaten en De Wielewaal. De Oude Dijle-arm wordt ook door Natuurreservaten beheerd. Blaasveldbroek is in eigendom van de Vlaamse executieve en wordt beheerd door AMINAL-dienst Groen, Waters en Bossen. Twee delen ervan, nl. Arkenbos en Klein broek zijn voorgesteld als staatsnatuurreservaat. De Kleine vijver te Walem is een viswater in beheer bij AMINAL-dienst Groen.

geheel op natuurlijke grondslag te (laten) beheren als extensieve parken. Zeker is dat planologische bescherming alleen niet zal volstaan. Nochtans is het behoud van de open ruimte op zich vanuit sociologisch oogpunt belangrijk. Ten noorden van Hombeek is de versnippering van de val-lei minder uitgesproken. Dit gebied sluit landschappelijk meer aan bij het samenvloeiingsgebied Zenne-Dijle-Nete. Agrarisch gebied (al dan niet met landschappelijke waar-de), bos-, park- en natuurgebied (Robbroek) zijn hier de belangrijkste bestemmingen.

Grote delen van de Netevallei hebben hier als bestemming openbare nutsvoorziening (drinkwatervoor-ziening). Bosgebied, natuurreservaat en parkgebied (Rozendaal) zijn de overige bestemmingen (samenvloei-ingsgebied).

Het Mechels broek, het parkgebied aan de overzijde van de Dijlevallei (Dijle-Brugstraat) en het Zennegat-Battenbroek te Heffen zijn geklasseerd als landschap. In Blaasveldbroek en nabij het Mechels Broek te Muizen is een educatief bezoekerscentrum ingericht.

De meest waardevolle gedeelten van de Zennevallei (omgeving Kasteel van Relegem te Zemst, en Het Steen te Elewijt) zijn niet afdoende beschermd door het gewestplan (landschappelijk waardevol agrarisch gebied, parkgebied en bosgebied).

De verstedelijking en versnippering van deze onder de rook van Vilvoorde gelegen regio is zodanig dat wordt afge-vraagd of behoud van de betrekkelijk kleine geïsoleerde natuurrelicten op termijn wel haalbaar is, tenzij de plaatse-lijke overheden bereid gevonden worden deze in hun

4.1 Geologie

Voor de geologische inbreng in het huidige landschap van het Land van Boom volstaat het terug te gaan tot in het Oligoceen (Tertiair, Tabel 2.4). Tijdens deze periode werden de zanden en kleien van het Rupeliaan afgezet en dit door een transgressie. Hierbij lag de kustlijn onge-veer volgens de as Leuven-Boom-Temse-Terneuzen (GOOSSENS1984). Ten noorden van deze kustlijn werden eerst de zanden van Berg afgezet en nadien de Boomse klei (Figuur 2.2). Beide hebben dus een mariene oor-sprong. De Boomse klei is een donkere tot lichtgrijze, plastische tot ziltige klei, geschikt voor de baksteenindus-trie. De Boomse klei dagzoomt enkel in het zuiden van

het Land van Boom, daalt naar het noorden en wordt daar bedekt door miocene en pliocene lagen. In het uiter-ste zuiden dagzomen de zanden van Berg.

De miocene afzetting bestaat in het Land van Boom uit het Antwerpiaan. Het betreft eveneens mariene sedimen-ten maar dan bestaande uit zanden (op deze kaartbladen de zanden van Edegem).

Het tertiaire substraat is bedekt met een pleistoceen dekzandenpakket. Deze dekmantel is in het zuidwesten van het Land van Boom eerder dun. De klei van Boom bevindt zich dan ook dicht bij het oppervlak. Hierdoor kan hij relatief gemakkelijk ontgonnen worden, wat een grote impact heeft op het landschap in dit zuidwestelijke deel.