• No results found

Gebied 54: Vallei van de Tangebeek

8. Lemig Binnen-Vlaanderen: cuesta van Asse (VI)

8.7.8 Gebied 54: Vallei van de Tangebeek

Grimbergen en Vilvoorde is ingenomen door populieren-aanplanten. Hoewel ze doorgaans vrij ruig zijn komen ver-spreid toch ook voor: Gewone dotterbloem, Gele dove-netel, Gevlekte aronskelk, Reuzenzwenkgras, Moerasspirea, Speenkruid, Muskuskruid en Moesdistel. Meer stroomop-waarts in een als vn gekarteerd bos groeien Slanke sleutel-bloem, Bosbies en Scherpe zegge. Reuzenberenklauw is opvallend frequent in de vallei.

Het tot openbaar park ‘heringerichte’ Tangebeekbos (54a) is als kpk b + vn + aev gekarteerd, al is het geen kasteelpark in de strikte zin. De oorspronkelijke vegetatie was vermoedelijk een tamelijk ruderaal essenhakhoutbos met Moerasspirea, Gele dovenetel, Look-zonder-look, Bosandoorn, Geel nagelkruid, Wijfjesvaren en Moesdistel. Het meeste daarvan is gekapt en beplant met allerlei bomen en struiken, terwijl de kruidlaag helaas met herbici-de bewerkt werd. In het park ligt een mooie vijver met Gekroesd fonteinkruid en Grof hoornblad. Zoals in vele vij-vers op openbare domeinen langs de rand van een stad kunnen ook hier Roodwangschildpadden aangetroffen worden.

Stroomafwaarts ligt het Domein van Borcht (54b), met het voor de ruime omgeving grootste nog resterende mesotroof elzenbroek. In het bos werden o.a. Zwarte els, zeggen, Gele lis, Dotterbloem, Muskuskruid en Slanke sleu-telbloem aangetroffen. Op de met parkbomen beplante steile westhelling komen in de kruidlaag soorten voor die tot het eiken-haagbeukenbos gerekend worden zoals Speenkruid en Gevlekte aronskelk. Zomereik en Beuk vor-men de meest voorkovor-mende inheemse soorten. In de langwerpige vijver aan de voet van de helling domineert Gele plomp. De vijver is mogelijk een overblijfsel van een oude Zenne-arm. Langs de vijver en in het zuidwestelijk deel van het domein bevindt zich wilgenstruweel (jaren ‘80; MERGAERT1996).

Zwar te els, Grote brandnetel, Hondsdraf, braam, Moesdistel en Heelblaadjes, in combinatie met een dichte opslag van wilgen (jaren ‘80; MERGAERTet al. 1996).

Ter hoogte van het toponiem Veldkant (Grimbergen) is er een moerasspirearuigte met veel Moerasspirea en andere ruigtekruiden zoals Berenklauw, Gewone engel-wortel, Koninginnenkruid en Moesdistel (hfc). Wat ooste-lijker komt een gedeeltelijk verruigend dotterbloemhooi-land voor. Enkele aanwezige soorten zijn: Echte koekoeks-bloem, Pinksterkoekoeks-bloem, Moesdistel, Grote kattenstaart, Gewone engelwortel, Moerasrolklaver, Wilde bertram, Heelblaadjes, Grote bevernel en een aantal zeggen (MERGAERTet al. 1996).

In het als qa° + vm° gekarteerde Prinsenbos te Grimbergen wordt vrij veel Bosanemoon en Gewone salomonszegel aangetroffen. In de boomlaag domineert Zomereik en Beuk. Gewone vlier, Gewone esdoorn, Haagbeuk en Wilde lijsterbes vormen de struiklaag. Plaatselijk is het zeer nat en komt Gewone es samen met verschillende soorten zeggen voor (MERGAERTet al. 1996).

8.7.7 Gebied 53: Kasteel van Bever en

Beverbos

Het Beverbos bestaat uit nitrofiel alluviaal elzenbos (vn) ingeplant met populier. In de ondergroei komen veel Gewone vlier, Grote brandnetel en verschillende moeras-planten voor. Een sterk verruigd hooiland komt voor met opslag van wilg en Zwarte els. Het talud kt(kb + kh) aan het Kasteel van Bever is begroeid met populier en een soortenrijke houtkant met o.a. Zomereik, Gewone es, Ruwe olm, Linde, Eenstijlige meidoorn, Sleedoorn, Rode kornoelje, Zwarte els, wilgen en Haagbeuk. Koninginnen-kruid, Bosandoorn, Moesdistel, Groot heksenkruid en andere kruiden komen hier tevens voor. Vlakbij de Drijpikkelvijver ligt een verlaten, vochtig hooiland (hfc) met Moerasrolklaver, Gewone engelwortel, Watermunt, Wolfspoot, Grote vossenstaart, Moesdistel, Grote katten-staart,… (ANONIEM1996; MERGAERTet al. 1996).

8.8 Globale evaluatie en

bescherming

In nagenoeg het hele gebied is de bewoning relatief dicht.

Een aantal min of meer omvangrijke gebieden, vooral bos-sen en beekvalleien bevatten nog talrijke biologische waar-den. De meest belangrijke zijn de bovenlopen van de vallei van de Molenbeek van Moorsele, het Kravaalbos en omge-ving, Sleeuwhagen-, Paarden- en Kartelobos, de valleien (en aanpalende hellingen) van de Kwetstenbeek, de Meise-Molenbeek (met het Domein van Bouchout), de Maalbeek en de Tangebeek (met het Domein van Borcht).

Het grootste deel van de overige resterende open ruimte kent een zodanig intensief bodemgebruik dat, rude-rale gemeenschappen uitgezonderd, nog weinig spontane vegetaties mogelijk zijn. Toch zijn in de leemstreek meer kleine relicten bewaard dan in het ten noorden hiervan gelegen Zandleemgebied. Dit is vooral te danken aan het sterkere reliëf.

De bestemming als reservaat van het Kravaalbos, het Kartelobos, en een deel van het hellingbos palend aan de Kwetstenbeek zijn volkomen verantwoord.

De bovenlopen van de vallei van de Molenbeek van Moorsele, de Kravaalvelden en het Herenbos, het Sleeuwhagen- en Paardenbos, de smalle beekvalleitjes ten zuiden van Merchtem, het Foeksenbos, enkele valleien ten zuiden van Wolvertem en het Domein van Borcht hebben natuurgebied als besteming op het gewestplan. Een ruime zone palend aan de Tangebeekvallei te Vilvoorde is natuur-gebied.

Het Domein van Bouchout en de volledige vallei van de Maalbeek heeft parkgebied als bestemming.

De sterke verstedelijking van het platteland zet uiter-aard de restnatuurlijke enclaves onder sterke druk. Vooral bosrijke omgevingen zijn erg gegeerd als alternatieve en exclusieve woonlokatie.

9.1 Geologie

Het tertiaire substraat bestaat uit de zanden van Brussel en de zanden van Lede (Figuur 2.2). Het zijn beide kalkhoudende, mariene lagen uit het Lutetiaan met plaat-selijk kalkzandsteenlagen (BAETENet al. 1986).

Het tertiaire substraat is grotendeels afgedekt met een dunne pleistocene dekmantel, eventueel van elkaar gescheiden door een quartair residueel basisgrind. Tijdens het Holoceen werden de valleien gedeeltelijk opgevuld met alluvium, aangevoerd door de rivieren vanaf de leemplateaus.

De aanwezigheid van zandsteen in de ondergrond valt heel goed af te lezen uit het plaatselijk burgerlijk-bouwkundig erfgoed, zoals bv. in de dorpskern van Perk. Ook heel wat oudere hoeven zijn bijna helemaal uit zandsteen opge-bouwd, en doen daarom eerder aan zuidelijker streken denken dan aan Vlaanderen.