• No results found

Een getuige met gebalde vuisten

In document De geest van Waraku (pagina 57-61)

(over Orlando Emanuels,Getuige à decharge)

Wat brengt iemand ertoe om van zichzelf een zo kritische schets te geven als in deze regels:

Soms schrijf ik gedichten met water in mijn pen en uit ik beschuldigingen achter gesloten deuren in tegenwoordigheid van slechts één luisteraar die uit de spiegel beschaamd naar mij blikt

Met mij zijn er zoveel levende lafaards die niet als dode held de historie verkiezen

Zelfchantage als overlevingsmiddel is ons niet vreemd

Waarom iemand zich zo te kijk zet, is omdat uit deze erkenning van de eigen lafhartigheid, uit dit zelfverwijt tenslotte toch een vorm van actie geboren is. Die vorm van actie heetGetuige à decharge en die vorm van actie is de tweede poëziebundel van Orlando Emanuels.

De bundel betekent wel even slikken, want Orlando ontziet niets en niemand als het gaat om de zaak van, zoals hij het zegt, het eens ongeschonden, nu verkrachte en vernederde Suriname. De

schuld-63

vraag die, al of niet uitgesproken, achter alle gedichten ligt, moet een ieder die betrokken is bij de Surinaamse zaak toch zetten tot een gewetensonderzoek: ga ik wel vrijuit?; ben ik medeschuldig omdat ik heb gezwegen of juist omdat ik bij mijn woorden te weinig onbaatzuchtigheid in acht nam, misschien zelfs anderen een rad voor de ogen draaide? En zo sneuvelen ze ongenadig: de demagogen, de

machtswellustelingen en opportunisten, de oude politici evengoed als de

vaderlanders die de ‘regering in ballingschap’ vormen en ook de machthebbers van vandaag. Zij allen worden direct verantwoordelijk gesteld in een poëzie die, hoe beeldend vaak ook, erg direct overkomt:

Klinkende namen die niets ontziend

ons duisternis en dood te gast zenden en angst als huisgenoot

persen de levensadem uit onze fabrieken en laten gezinnen vertwijfeld achter

We kennen het Suriname van 1987. We weten dat het woord ‘revolutie’ nooit meer de lading kan dragen die Corly Verlooghen en R. Dobru er rond 1970 aan gaven. Anders dan op schampere toon kan het woord moeilijk meer uitgesproken worden, een bloedige realiteit heeft er elk idealisme aan ontnomen. Orlando Emanuels heeft beseft dat dit geen tijd is voor een bundeling van de fijnzinnige gedichten over liefde en vriendschap die hij ook schrijft (al komt die zijde van zijn dichterschap even naar buiten in het gevoelige ‘Te y' e bari adyosi tan bun’ of het weemoedige ‘Nu met het verstrijken van de jaren’). Hij geeft een bundel politieke poëzie waarin het wrange protest slechts af en toe opzij schuift voor een beetje optimisme, want de hoop, dicht hij, is andermaal gekruisigd. Het is goed dat hij deze harde selectie heeft gemaakt en dat hij daarbij

uitgeverij De Volksboekwinkel bereid heeft gevonden deze bundel in Paramaribo uit te brengen. Het moet voor hen die nu al sedert 1980 de Surinaamse touwtjes in handen hebben niet plezierig zijn om vlak in het gezicht gezegd te krijgen dat hun beleid er een is van ‘kogels en corruptie’. Maar blijkbaar werkt de geschiedenis zo dat er een moment komt dat de lafaard zich heenzet over zijn lafhartigheid en zich met één gebaar revancheert, te laat is het immers nooit. Dat proces moet zich in Orlando Emanuels voltrokken hebben en het besef dat dit risico's met zich meebrengt, telt op een gegeven moment niet meer:

Dichters

die als antenne van een samenleving zeggen

wat niet verhuld mag worden zijn in de toekomst

van graniet

In 1969 debuteerde Orlando Emanuels met een bundel scherpe poëzie die de verziekte erfenis van het Pengelbewind op de korrel nam.Onze misdaad van zwijgen luidde de titel ervan. Bijna twintig jaar later is die misdaad alleen maar groter geworden, het dringen van de vertrapten sterker en in de nieuwe bundel worden die vertrapten dan ook opnieuw opgevoerd in het bekende gedicht ‘Met koortsogen in holle kassen’. Het is droevig te moeten constateren dat de actualiteit van dat gedicht nog even groot is als achttien jaar geleden.

Het is niet moeilijk inGetuige à decharge een aanklacht te zien tegen Bouterse cum suis. Zeker is de bundel dat ook. Maar enkel dat aspect eruit lichten doet de poëzie geen recht. In hun kritiek op het regime-Bouterse, hun zelfgenoegzame en zelfverschonende

kri-65

tiek, gingen de oude politici van het zogenaamd Nieuwe Front op 2 augustus 1987 veel verder dan Orlando Emanuels. Maar toch is zijn woord belangwekkender. In de eerste plaats omdat zijn woord niet gecorrumpeerd wordt door het machtsbelang van de politici. In de tweede plaats omdat hij niet gemakzuchtig partij trekt voor de grootste groep, maar allen, zichzelf incluis, ter verantwoording roept. En tenslotte omdat hij zijn woord die pregnante vorm heeft gegeven die zich reeds in '69, zij het toen met wel erg veel omhaal van woorden, manifesteerde. In sterke beelden, goed gedoseerd, vinden bijna prozaïsche regels hun evenwicht; de verontwaardiging kent in een stille bewogenheid haar tegenhanger. De vuisten ballen zich uit woede, protest, machteloosheid en verdriet om de weggestorven lach van Suriname: de dichter als getuige in een van de weinige bundels over de jaren tachtig die als koortsogen in holle kassen ons aankijken.

In document De geest van Waraku (pagina 57-61)