• No results found

De betrokkenheid van een arts-toneelschrijfster (over Sophie Redmond,4 toneelstukken)

In document De geest van Waraku (pagina 176-180)

Sophie Redmond was al zeventien jaar overleden toen Thea Doelwijt in 1972 vier toneelstukken van haar bijeenbracht in een door de YWCA uitgegeven boekje. Het bekendste van die stukken is wellichtGrontapoe na asitere (De wereld is een paardestaart) dat Sophie Redmond schreef samen met onderwijzeres,

toneelspeelster en Shakespeare-vertaalster Paula Velder enCCS-regisseur Paul Storm. Het gegeven is bekend: de hoogmoedige moeder van Jantje die zich verheven voelt boven het volk van het erf, moet op de knieën wanneer Jantje een ongeluk heeft gekregen en een van de vrouwen van het erf bloed moet afstaan voor een bloedtransfusie. Op 8 maart jongstleden voerde de groep Spoedig Herstel het stuk weer op, dus zesendertig jaar na de première van 1950. Er moet dus wel iets bijzonders aan de hand zijn met dit stuk.

Die bijzonderheid zit hem niet in de actualiteit van het gegeven. De plaats die de bloedtransfusie inneemt is integendeel juist het zwakke punt van het stuk. Als arts moest Sophie Redmond haar boodschap kwijt. Het belang van het stuk was in 1950 dan ook niet in de laatste plaats gelegen in de voorlichtende functie ervan. De bloedtransfusie moest op een bevattelijke manier voor het voetlicht gebracht worden en daar is Redmond toen zeker in geslaagd.

Maar voor de toeschouwer van 1986 is al de uitleg die in het eerste bedrijf gegeven wordt, overbodig. We weten nu wel hoe zo een transfusie in haar werk gaat. En hetzelfde geldt voor wat de dokter in het stuk enige malen nadrukkelijk komt melden: dat Jantje toch vooral zijn groenten moet opeten; ook die moraal ligt er te dik bovenop voor de toeschouwer van 1986. Met name het eerste bedrijf duurt daarom te lang en kan door een toneelgroep alleen maar

boeiend gemaakt worden door een vlotte speeltrant, door eigen vondsten in te passen en vooral: door er flink het mes in te zetten en gedeeltes te schrappen.

De vraag is natuurlijk of we dan het werk van Sophie Redmond c.s. nog recht doen en of zij blij geweest zou zijn met dergelijke ingrepen. Het antwoord op die vraag is eenvoudig: ja. Geen enkel toneelstuk leeft voordat het door spelers op de planken wordt gezet. Elke tijd stelt zijn eisen aan een stuk, de ene generatie haalt er dit uit, de andere dat. Een goed toneelstuk is tegen die interpretaties bestand en houdt genoeg over wanneer er hier en daar in gecoupeerd wordt. Wat dat betreft is het toneel een paardestaart die vandaag zo waait, morgen zo...

VanGrontapoe na asitere was te voorspellen dat het eerste wat zou verouderen, de voorlichtende scènes waren. Opvoerenden moeten dan ook niet bang zijn daar rigoreus de schaar in te zetten. Thea Doelwijt zegt in een toelichting bij de

boekuitgave van de vier stukken, dat een ander stuk,Misi Jana e go na stembus, voor een groot deel al improviserend tot stand is gekomen. Sophie Redmond zou dan ook de eerste zijn om een stuk aan te passen aan de eisen van het moment. In de opvoering van Spoedig Herstel was het stuk enigszins aangepast aan de samenstelling van de groep. Een scène in het laatste bedrijf tussen javanen op het erf was weggelaten. Een andere rol was toegevoegd: de typische kluchtfiguur van de oude man op strompelende benen die voortdurend commentaar geeft op de gebeurtenissen.

Het hele stuk draait in feite om dat laatste bedrijf: daar vindt de confrontatie plaats tussen de hoogmoedige moeder van Jantje en de erfbewoners die haar duidelijk willen laten voelen, dat het gedrag van deze bekakte madam niet geaccepteerd wordt. De eerste twee bedrijven - de schildering van het karakter van Jantjes moeder, de uitleg van de dokter over bloedtransfusie en de verjaardag van

Jan-182

tje waarbij hij van de trap valt - zijn een aanloop tot dat laatste bedrijf. Zij hebben een aantal lagere cruces (dramatische hoogtepunten): de weigering van de moeder om het bosnegervriendje van Jantje op het jaardagsfeestje toe te laten, de ergernis van pa als hij oma met haar filariabenen niet op een stoel maar op de grond ziet zitten, het zich bemoeien van oma met de gang van zaken in huis, de opmerking van de moeder dat bloed van javanen niet bij anderen zou passen, het ongeluk van Jantje.

De groep Spoedig Herstel trachtte die bedrijven met enkele toneelvondsten te verrijken: als bijvoorbeeld de dokter zijn verbazing over een opmerking van de moeder toont, laat hij een bretel springen (speelde het toeval hier een gelukkige rol?). Maar Spoedig Herstel heeft het niet aangedurfd om flink in de eerste twee bedrijven te couperen, terwijl de dramatische hoogtepunten van die bedrijven toch in geen verhouding staan tot de dramatische spanning van het laatste bedrijf. In dat bedrijf ligt het hoogtepunt van het hele stuk en komt de hoogmoed voor de val. Nu blijkt de moeder, diegenen die zij geen groet waardig keurde, nodig te hebben. De negerin Jaja stelt het zo vast: ‘Mevrouw no sabi taki grontapoe na asitere, tide a wai so, tamara so’. Mevrouw moet van haar voetstuk af komen. De erfbewoners nemen het niet dat zij haar bediende stuurt. Zij moet zelf komen en in plaats van Nederlands ‘krin nengre’ spreken. Ook in die taalhantering - het laatste bedrijf is op enkele zinnen na geheel in het Sranantongo - geeft Sophie Redmond haar kritiek op de hoogmoed van de hogere klassen.

WatGrontapoe na asitere met enkele aanpassingen tot een nog altijd goed speelbaar stuk maakt is de zeggingskracht van het laatste bedrijf. Hier wordt het stuk uitgetild boven de actualiteit van het jaar 1950. Wat Redmond hier vaststelt is tijdeloos, met wat zij zegt geeft zij de Surinaamse versie van datgene wat in het wereldtoneel al op diverse manieren is uitgebeeld. Het contrast tussen de hogere klassen en het gewone volk blijkt op niets gebaseerd wanneer de

zondheid en het leven van de mensen op het spel staan; de hoogmoed moet buigen voor de vrijgevigheid van de simpele mensen die niet meer vragen dan in hun waarde gelaten te worden en die in hun vrijgevigheid hun waardigheid uitdragen. Het is deze universele thematiek van de waardigheid van de mens die in tijden van nood op de proef gesteld wordt, die het stuk zijn betekenisvolle boodschap en kracht schenkt. Figuren als de moeder die een jurk voor haar dochter prefereert boven de volkse jakjes en koto's, als de oma die met haar buba, haar filariabenen, op de grond zit en haar ontnuchterend commentaar geeft op de verbeelding van de moeder, als de erfvrouwen, zijn figuren van vlees en bloed, figuren die we nog dagelijks kunnen tegenkomen, figuren die we in wat andere gedaante overal ter wereld tegenkomen. De taal die zij gebruiken komt niet uit hun mond, die taal komt uit hun hart en weerspiegelt de betrokkenheid van degene die de taal schreef.

Thea Doelwijt meldt niet hoeveel van de in boekvorm vastgelegde tekst door improvisaties bij de repetities indertijd is geboren. Die wetenschap hebben we ook niet per se nodig om Sophie Redmonds betrokkenheid bij het volk te peilen. Als arts en vrouw van en voor het volk zag Sophie Redmond die betrokkenheid eindigen toen zij in 1955 op 48-jarige leeftijd het leven liet; als toneelschrijfster doet zij ons die betrokkenheid nog immer ervaren wanneer in haar taal een stuk op de planken wordt gebracht.

184

Een schaduw in het revolutionaire vuur

In document De geest van Waraku (pagina 176-180)