• No results found

De Generaal was overtuigd, dat zelfs de thans beschikbare troepen niet bij machte zouden zijn den opstand te bedwingen, als de vijand

In document DE INDISCHE GIDS. (pagina 32-40)

volhardde in zijne wijze van oorlogvoeren; daarom riep hij de

resi-denten van de oproerige districten tot eene bijeenkomst samen, welke

tot doel en tot gevolg had, dat in die residentiën barisan's opgericht

werden, die onder Javaansche hoofden, met. de troepen van het leger,

of waar noodig ook zelfstandig zouden optreden, tot het verzekeren

of het herstellen der rust. Was de militaire waarde dezer hulptroepen

noch door oefening, noch door bewapening, noch door aanvoering

groot, zij konden een niet te versmaden tegenwicht vormen tegenover

benden-muitelingen, welke deze negatieve eigenschappen in gelijke

mate bezaten. In een opzicht stonden zij echter bij deze achter, zij

toch streden op aandrang van onze a m b t e n a r e n , de muitelingen voor eene h u n ter h a r t e gaande zaak.

D e krijg was n a April 1826, in weerwil v a n dezen maatregel, voor h e t leger slechts eene herhaling van hetgeen 1825 opgeleverd h a d . Beiderzijds volhardde m e n i n de oude tactiek. D e onzen w e r d e n weer tot groote vermoeienis genoodzaakt. Ontweek de vijand elk gevecht, d a t in zijn nadeel kon afloopen, hij was daarentegen doorloopend op de loer; w a a r hij h e t m i n s t verwacht werd, t r a d hij vaak verrassend tegen eene vermoeide colonne op. D e volharding door de Nederland -sche troepen en de Indi-sche hulptroepen aan den dag gelegd bewerkte echter, evenals in 1825, dat D . N. en de zijnen nergens eene veilige schuilplaats vonden. Dit dwalen en ontwijken was weinig geschikt, om het volk t e doen gelooven aan h e t hechte van den troon v a n den vajschen S u l t a n en, n a enkele m a a n d e n , begonnen de ons afvallige onderdanen dan ook weer vertrouwen op de m a c h t der oude Com-pagnie te t o o n e n ; op vele plaatsen bleken zij onverschilliger voor de zaak van den opstand t e worden.

I s het onmogelijk de vele tochten, de krijgsverrichtingen de scher-mutselingen, welke zoo deze periode van den Java-oorlog gekenmerkt hebben, hier zelfs i n grove t r e k k e n weer t e geven, ééne onderneming echter m a g niet onvermeld blijven, daar zij zelfs t w e e m a a l tot ernstig treffen leidde.

Zes paal zuidoostwaarts van Djokjâ was t e Plered een oude k r a t o n , weleer verblijf der M a t a r a m s c h e vorsten, gelegen.

H e t gebied t e n zuidoosten v a n Djokjâ was D . N . zeer verknocht, hij had i n die streek vele zijner eigendommen liggen, zoodat zijne krijgskas van d a a r ook krachtigen steun ontving. H e t was d u s niet te verwonderen, d a t hij er een zijner bekwaamste aanvoerders, zijn oom Kertâ-Pengalasan, m e t de leiding der zaken belast h a d . D e ver-laten kraton was den opstandelingen m e e r m a l e n t o t verzamelpunt geweest e n v a n daar uit h a d d e n zij eenige stoute ondernemingen ge-waagd, tegen transporten, die zich tusschen Djokjâ en Imâgiri, aan de Oepak, bewogen, waar eene afdeeling der keizerlijk Solosche troe-pen de begraafplaatsen van de vorsten van het M a t a r a m s c h e rijk bewaakte.

N a d a t onze colonnes den vijand tusschen Djokjâ en de Prâgâ reeds m e e r d a n eens teruggedreven h a d d e n , ontving Generaal de Koek h e t bericht, d a t Kertâ P e n g a l a s a n , in afwijking van de gewone tactiek der opstandelingen, zich in den ouden kraton te Plered versterkt h a d , zoodat n a a r h e t scheen de vijand een vast p u n t op zóó korten afstand van Djokjâ bezet wilde houden.

W a s het feit, d a t de gemeenschap ernstig bedreigd werd op een weg, die onze troepen geregeld volgen moesten, reden genoeg om de daar schuilende bende eene gevoelige les toe te denken, n u daardoor

tevens ons gezag zich krachtig kon doen gelden in eene streek, waar-aan D . N. bijzondere waarde h e c h t t e , trad het belang daarvan nog m e e r op den voorgrond. Generaal-Majoor van Geen kreeg de opdracht-d a t p u n t t e bemachtigen. D e n 16opdracht-den April rukte opdracht-de Generaal opdracht- daar-toe m e t 800 m a n voetvolk (de eene helft geregelde troepen, de andere piekeniers), 90 m a n ruiterij en vier s t u k k e n uit. Tevens zou hij een transport n a a r Imâgiri geleiden.

De kraton van Plered was aan alle zijden door een open rijstveld omringd, waarover eenige desa's verspreid lagen. Ten zuiden stroomde op korten afstand de Oepak, wier linker oever aan het woeste Zuider-gebergte grenst, waar de verdediger ingeval v a n tegenspoed vermoede-lijk een vluchtoord zou zoeken. V a n het voormalige vorstenverblijf bestond nog de hechte m u u r , die eein rechthoek vormde van ongeveer 750 M. breedte en 900 M. diepte, bij eene hoogte van 5 à 6 M.

Toen de voorhoede, zonder ontmoeting m e t den vijand, tot 300 M.

van den noordingang van den kraton genaderd was, ontwaarde zij eenige verdedigers, die op verhoogingen achter de m u r e n post h a d d e n gevat. De stukken werden in stelling gebracht t o t h e t werpen van granaten. D a a r de uitwerking der worpen niet nagegaan kon worden, beloofde dit echter weinig r e s u l t a a t , en besloot de Generaal weldra t o t den storm over te gaan, doch om tevens den vijand eindelijk eens een verlies van beteekenis toe te brengen, m o e s t h e m h e t ontkomen eerst zooveel mogelijk belet worden. D a a r o m werden de piekeniers, gesteund door eene afdeelmg geweerdragenden, aangewezen om tegen-over de oost- en westflanken, en de ruiterij om tegentegen-over de zuidzijde den aftocht af te snijden. N a d a t deze afdedingen zich om den kraton verdeeld hadden, r u k t e de hoofdmacht v o o r w a a r t s ; bij h e t transport bleef eene dekking achter. De vijand opende slechts een onbeduidend v u u r op de colonne, m a a r een groot aantal aangepunte, in den grond geplante bamboe-piketten belemmerde den opmarsch, vooral voor de m e t geschoeide inlandsche soldaten. De ingang was door eene zware barricade versperd, wier beklimming onmogelijk werd g e m a a k t door-dien een onzichtbare vijand er een geduchte regen van steenen over slingerde en het v u u r van achter de n e v e n s t a a n d e m u r e n zeer in be-teekenis t o e n a m . Terwijl dit beantwoord werd, werden eenige palis-saden omvergewerkt, zoodat een doorgang ontstond. D i t was vol-doende om h e t meerendeel der verdedigers de wijk te doen n e m e n . E e n gedeelte hield nog stand achter b i n n e n m u r e n , of in het begroeide terrein, de m e e s t e n echter t r a c h t t e n den k r a t o n te verlaten. D a a r binnen was de strijd d a n ook k o r t ; V a n Geen drong met kracht voor-w a a r t s e n voor-was voor-weldra meester, n a d a t voor-wie stand hield m e t de bajonet was neergeveld. B u i t e n waren onze troepen wel langs het geheele werk verdeeld, doch niet talrijk genoeg en te slecht van vuur-wapenen voorzien om den aftocht afdoend te beletten. Ook K e r t ä

P e n g a l a s a n o n t k w a m , m a a r de vijand leed een gevoelig verlies; m e e r d a n honderd lijken liet hij in onze h a n d e n . Onzerzijds had de strijd 32 gewonden gekost. V a n Geen was v a n oordeel, dat de opstandelin-gen, n a deze besliste nederlaag, zich wel zouden wachten zich ander-m a a l in den k r a t o n t e nestelen en keerde, n a d a t het transport te Imagiri bezorgd was, nog dienzelfden dag m e t de geheele m a c h t n a a r Djokjâ terug.

Straks zullen wij zien hoe de Generaal zich in deze zienswijze ver-gist heeft, m a a r eerst dienen wij bij de t h a n s vermelde gebeurtenis-sen nog even stil te s t a a n .

Bij de operatie tegen Plered werd het groote belang eettier insluiting ingezien; waar de vijand zijn kracht zocht in ontwijken, was alles w a t h e m vs;sthield voor ons van groote waarde. E é n e nederlaag m e t zware verliezen moest, op het ontvankelijke gemoed van den desa-bewoner, m e e r indruk m a k e n , dan h e t tienmaal uit elkander drijven van eene overigens ongedeerde grootere m a c h t .

H e t gedrag der opstandelingen bewees hier, hoe juist D . N . , door elke ernstige ontmoeting te ontwijken, de w a a r d e zijner strijdkrach-t e n beoordeeld had ; zelfs i n een sstrijdkrach-terk werk was eenie overmachstrijdkrach-t zijner beste benden niet tegen een zwakken aanval van onze troepen bestand.

H e t ware beter geweest den kraton na de vermeestering bezet te h o u d e n ; de indruk onzer overwinning zou grooter zijn geweest wan-neer Neêrlands driekleur, a l t h a n s tijdelijk, boven de oude m u r e n ware blijven wapperen.

I I I .

De tweede verovering van den kraton te Plered.

De operatiën tegen Deksâ. Mei—Juli 1826.

Reeds in Mei keerde K e r t â - P e n g a l a s a n te Plered terug. De kraton werd andermaal in s t a a t van tegenweer gebracht. Spoedig n a d a t dit bericht in ons hoofdkwartier bekend was, werd h e t besluit genomen a n d e r m a a l daartegen op te rukken. D a a r t o e werd n u eene sterkere m a c h t dan den vorigen keer b e s t e m d , w a n t het was te voorzien, dat de verdediger beter toegerust zou w e z e n ; t e g e n zijn ontvluchten m o e s t e n m e e r afdoende maatregelen genomen worden e n de kraton m o e s t n a de vermeestering bezet blijven.

D e n 9den J u n i trok de volgende m a c h t , 's morgens omstreeks half negen, onder de bevelen van Kolonel Cochius, nabij Plered s a m e n :

I e colonne, onder Majoor L e B r o n de Vexela:

250 geweren, 75 piekeniers, 50 pioniers, 2 houwitsers en 2 mortieren.

2e colonne, onder Majoor E l o u t :

160 geweren, 75 piekeniers en 2 houwitsers.

3e colonne, onder Majoor Verboom:

110 cavaleristen.

4e colonne , onder P r i n s Soerio M a t a r a m , wien 2 Europeesche officieren toegevoegd waren, bestaande uit hulptroepen en -benden v a n Mangkoe Negara:

400 geweren, 25 r u i t e r s , 4 stukken en 3000 m a n m e t pieken ge-wapend.

I n he,t bekende terrein w a r e n de vooruit b e r a a m d e maatregelen, tot insluiting van den k r a t o n , reeds om negen uur uitgevoerd, zonder dat dit door den vijand bemoeilijkt was, al bewezen eenige schoten en meerdere vlaggen zijne aanwezigheid. De insluiting werd t e n oosten, omgebogen t o t het zuiden, door de ruiterij en een gedeelte der hulp-benden v a n Soerio M a t a r a m volbracht, welke daar aansloten aan de pelotons van Verboom, welke zich weer verder langs de geheele west-zijde u i t s t r e k t e n ; de kring door die afdeelingen gevormd, bleef op 300 à 400 M. v a n de m u r e n . B e n ander gedeelte der hulpbenden be-zette de hellingen van het Zuidergebergte, aan de overzijde der Oepak.

D a a r bij de eerste vermee-stering gebleken was, welke bezwaren h e t forceeren van den noordelijken hoofdingang aanbood en de vijand ons d a a r zeker verwachtte, was h e t aanvalsplan t h a n s op een ander p u n t gericht. I n den w e s t m u u r zou eene bres gevormd worden, waar-op de colonne L e B r o n over het waar-open terrein m o e s t aanrukken, tege-lijkertijd zou de colonne E l o u t uit het noorden den hoofdingang aan-t a s aan-t e n en zouden de geregelde aan-troepen van Soerio M a aan-t a r a m den oosaan-t- oost-m u u r bedreigen of forceeren.

Tot h e t bres-vormen moesten eenige pioniers twee vaatjes buskruit bij den m u u r ingraven. H e t springen d a a r v a n werd voor allen als het teeken t o t voorwaarts gaan aangegeven. N a d a t elk der colonnes post gevat h a d tegenover den m u u r , die h a a r als doel was aangegeven, en het geschut het v u u r geopend had, kreeg de Majoor der genie van der Wijck bevel m e t eenige pioniers, onder dekking van een peloton infanterie, de mijn t e leggen. Dit gelukte in weerwil van de dikte van den m u u r en v a n de steenworpen van den vijand — andere belem-mering werd door de werkers niet ondervonden. — Zoodra het kruit ontplofte zette L e B r o n zijne colonne i n beweging, doch hij b e m e r k t e , toen de k r u i t d a m p opgetrokken was, dat de m u u r slechts gescheurd was. Geen n o o d ; hij beschikte over 20 stormladders, liet deze plaat-sen en dapper ging het daarlangs n a a r boven. De ontploffing had ver-moedelijk den schrik onder de verdedigers v a n .dit p u n t gebracht, a l t h a n s zonder veel moeite bereikten de onzen den binnenvoet van den m u u r ; de artillerie was onder dekking v a n 125 m a n buiten ge-bleven, terwijl tevens 50 anderen bij de ladders waren gelaten, t e r verzekering v a n de gemeenschap.

B i n n e n de versterking gekomen ontdekte de colonne-commandant

een versperden toegang in den m u u r , die van buiten niet gezien was, hij droeg den pioniers op dezen te openen, terwijl hij zelf den vijand in h e t zwaar begroeide terrein te gemoet trok. E v e n later verzamelden de muiters zich achter h e m en wierpen zich op de weerlooze pioniers.

D a a r deze den tijd niet m e e r h a d d e n om de ladders te bereiken, ont-k w a m e n zij m e t moeite, door de bamboe schietsteHingen, welont-ke de vijand achter de m u r e n aangebracht had, t e bestijgen en van den m u u r n a a r beneden te springen. L e Bron won ondertusschen v e l d ; de vijand v a n zijn schrik bekomen t r a c h t t e h e m dit t e beletten en slaagde in zoover, d a t de colonne, u i t hare oostelijke beweging in zuidelijke richting gedrongen, zich t e n slotte gelukkig a c h t t e tegen den z u i d m u u r eene stelling t e k u n n e n i n n e m e n , waar zij h e m in be-dwang kon houden.

Zoodra de stormcolonne vasten voet in h e t werk verkregen had, verliet Majoor vain der Wijck den k r a t o n , om h e t bericht aan Kolonel Cochius over te brengen, die zich n a a r de colonne E l o u t begeven h a d . Ternauwernood buiten het werk gekomen, zag de Majoor de pioniers over den m u u r v l u c h t e n ; begrijpende dat L e B r o n afgesneden w a s , besloot hij m e t het reserve-peloton en de pioniers de verbinding t e herstellen, en liet hij tevens versterking ontbieden. Ondertusschen h a d de vijand echter de stellingen achter den m u u r bezet. E e n moei-lijke strijd begon; slechts één persoon kon tegelijk eene ladder be-k l i m m e n en m o e s t d a n een h a n d g e m e e n tegen eene overmacht aan-vaarden. V a n de 4 officieren, die aan dezen strijd deelnamen, sneu-velde één en bleef alleen V a n der Wijck ongedeerd, toch slaagde deze er in eerst de m a n s c h a p p e n op de stelling en daarna in het werk te vereenigen, waar zich weldra 50 m a n versterking van de colonne E l o u t bij h e m voegden. T h a n s wilde hij L e B r o n ter hulp snellen; i n de onderstelling d a t deze in de richting van den hoofdingang ageerde, begon V a n der Wijck, den w e s t m u u r volgend, daarheen terrein t e winnen.

D e colonne E l o u t had de buskruitontploffing gehoord en zich toen in beweging gesteld. Volgens de beschikking van den bevelhebber, zouden de pioniers zich n a den bresarbeid bij h a a r vervoegen, voor de opruiming van den noordingang. D a a r deze zich h a d d e n laten medesleepen i n den storm op d e n w e s t m u u r en E l o u t zonder h e n het forceeren v a n den gebarricadeerden ingang n i e t wilde o n d e r n e m e n , kwaim de colonne t o t s t a a n . Toen zij nog 50 m a n aan V a n der Wijck gezonden had, a c h t t e Cochius, die zich, na de colonne Le B r o n in den k r a t o n t e hebben zien d a l e n , hierheen h a d begeven, de m a c h t t e zwak (1 peloton dekte den trein en de ambulance) en ontbood daar-om één cdaar-ompagnie v a n Soerio M a t a r a m . Toch bleef E l o u t in dien tusschentijd niet werkeloos, hij h a d gelegenheid eenige d r o m m e n , die uit den k r a t o n in noordwestelijke richting vluchtten, onder k a r t e t s

-en geweervuur t e n e m e n , vóórdat zij in h a n d e n der cavalerie viel-en.

E e r s t o m t r e n t één u u r stelde de Mangkoe-Negârâsche compagnie, zich onder de bevelen v a n E l o u t , die toen den hoofdingang aangreep.

Door de vlucht van velen, welke den moed reeds h a d d e n verloren zoodra L e B r o n e n V a n der Wijck binnen de sterkte gedrongen waren, en doordien de verdedigers der noordzijde zich t h a n s ook tegen laatst-genoemden m o e s t e n keeren, was de tegenstand, die E l o u t ondervond, niet m e e r v a n beteekenis, en reikte hij V a n der Wijck weidira de h a n d . De colonne Soerio M a t a r a m had van h e t springen der mijn niets gemerkt, en e r zich dus toe bepaald den vijand door v u u r afbreuk te doen, t o t d a t ook aan de oostzijde vele vluchtelingen den kraton verlieten. Deze waren m e t kogel en piek ontvangen en vervolgd. E i n d e -lijk merkte de aan deze colonne toegevoegde L u i t e n a n t Boeps, dat de onzen in den k r a t o n waren, waarop hij terstond het voorbeeld gaf tot voorwaarts g a a n ; hier drong m e n door eene n a u w e opening in h e t werk, dreef eenige vijanden voor zich u i t en vereanigde zich vervol-gens m e t de colonne L e Bron, waarna m e n s a m e n offensief in noor-delijke richting doortastte.

De strijd was t h a n s beslist; een algemeen m a a r kort h a n d g e m e e n volgde. B i n n e n en buiten den kraton sneuvelden zóóvelen dat D . N . zelf zijn verlies op 700 dooden s c h a t t e ; Kertâ P e n g a l a s a n o n t k w a m gewond, 4 vaandels en vele wapenen vielen in onze h a n d e n . Onzer-zijds telden wij 8 gesneuvelden en 46 gekwetsten.

De kraton bleef door 200 m a n geregelde- en 500 hulptroepen, m e t 2 stukken, bezet.

De overwinning was volkomen. D . N. was daarover zeer o n t s t e m d , hij vernederde P e n g a l a s a n openlijk en verving h e m , als bevelhebber in de streek t e n zuiden der hoofdstad, door een zeer jong, m a a r door-t a s door-t e n d aanvoerder, den 16-jarigen Sendoor-todoor-t.

H e t gevecht op den Öden J u n i verdient uit een tactisch oogpunt eene nadere beschouwing.

De insluiting wees er op, dat de leider van den aanvang af n a a r een goed doordacht plan handelde, waarbij n a a r eene besliste uit-k o m s t gestreefd werd. Zij werd op oordeeluit-kundige wijze opgedragen aan de ruiterij en aan de slecht bewapende hulpbenden, welke bij de bestorming h e t best gemist konden worden.

H e t verdeelen der m a c h t in meerdere colonnes, die tegelijk m o e s t e n oprukken, belette den vijand zijne krachten te doen samenwerken en hield h e m in h e t onzekere w a a r zijne hoofdmacht t e plaatsen, terwijl h e t ons veel k a n s gaf op t e n m i n s t e één p u n t door te dringen. De versnippering werd echter t e ver doorgedreven; de colonne Le B r o n kon, in den kraton gekomen, niet flink doortasten en verkeerde er geruimen tijd zelfs in hachelijken toestand. De colonne E l o u t k w a m

door kleine tegenspoeden itot s t a a n , en moest lang op steun w a c h t e n . De colonnes waren te zwak om eene voldoende reserve af te zonderen en de bevelhebber h a d geen algemeene reserve in de h a n d gehouden.

Door t w e e colonnes voor den storm aan t e wijzen en de derde beschik-baar te houden zou h e t krachtig en vereend h a n d e l e n beter gewaar-borgd zijn geweest. Tevens zou daardoor h e t lijnrecht tegenover elkan-der ageerem v a n t w e e colonnes vermeden zijn.

H e t verkiezen van eene te vormen bres als aanvalspunt boven de bestaande, m a a r versperde toegangen kan niet als algemeene regel aanbevolen worden, doch was hier oordeelkundig, n u het te verwach-t e n was, daverwach-t de poorverwach-ten eerder sverwach-terke, dam,zwakke p u n verwach-t e n zouden vormen, waarbij h e t terrein van vele hindernissen voorzien zou zijin (eerste verovering blz. 602). Bovendien zou het springen van de kruit-lading en h e t instorten van den m u u r de verdedigers bij dat p u n t zeker schokken.

De samenwerking der ver van elkander ageerende colonnes werd als voldoende verzekerd beschouwd. W a a r echter het niet hooren van h e t teeken door de colonne van Soerio M a t a r a m , over d e n kraton en door h e t artillerievuur heen, waarschijnlijk, a l t h a n s mogelijk was, ware het, vooral in dit terrein, wenschelijk geweest die samenwerking op andere wijze, b.v. door ordonnansen, te waarborgen.

De wijze waarop L e Bron, V a n der Wijck en Eoeps handelden, toont hoe de ondergeschikte den moed van het initiatief moet hebben, waar hij voor onvoorziene omstandigheden gesteld wordt, èn hoe onze troepen, in den strijd tegen den inlandschen vijand, steeds gaarne h e t offensief, steeds noode het defensief moeten toepassen.

Wij k o m e n n u weer t o t den loop der feiten.

Niet slechts in Djokjakarta was de zege aan onze zijde. D a n k zij het samengaan van de civiele- en militaire autoriteiten, en van de troepen van h e t gouvernement m e t die der Solosche vorsten èn m e t de barisans in de verschillende residentiën, was m e n er bijna overal in geslaagd de bevolking t o t den arbeid t e doen terugkeeren.

I n de streek om Deksa aan de P r â g â bleef de r u s t echter verstoord;, daar hield D . N . zich sedert geruimen tijd op en bleven zijne benden ons volop werk geven..

Generaal de Koek vormde h e t plan h a a r in eene beperkte r u i m t e in te sluiten, waarbinnen zij en vooral de valsche S u l t a n , gemakkelijk zouden op te sporen zijn.

Twee sterke colonnes werden aangewezen om, de eene onder Cochius van Djokjâ, de andere onder de B a s t u i t Kedoe, agressief op t e t r e d e n , n a d a t die insluiting door eene concentrisch-voorwaartsche

beweging-van alle mobiele troepen volbracht zou wezen. Ten gevolge v a n deze beschikkingen h a d d e n de verschillende afdeelingen in het begin van

Juli de volgende grens afgebakend: de troepen van Mangkoe Negara

In document DE INDISCHE GIDS. (pagina 32-40)

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN