• No results found

Het eiland bezat eene veilige reede, beschut door het eilandje Klein Bonaire. Behalve in de hoofdplaats Kralendijk en de

In document DE INDISCHE GIDS. (pagina 52-58)

buiten-buurten daarvan was er nog een tweede bevolkingscentrum in het dorp Bincon, dat zijn ontstaan te danken had aan de nabijheid van een paar putten met goed drinkwater, een weldaad in deze klippige en waterlooze oorden. De gouverneur van Curaçao, Van Bosveld, liet aan den zuid-oostelijken hoek van het eiland een vuurbaak op-richten, als een voorpost en om voor de scheepvaart het gevaar van stranding te voorkomen. De gezaghebber had dan ook in opdracht om in „dangereuse tyden", wanneer zich in deze wateren een verdacht vaartuig vertoonde, op de hoogste punten overdag rook te doen op-stijgen en 's nachts een vuur te branden, ten einde de aankomende schepen reeds van verre te waarschuwen. Men noemde dit ,,een brandaris maken". De hoogste top op Bonaire, de Brandaris, dankte hieraan zijn naam.

In de 18de eeuw was dit eiland de voornaamste zoutproducent, en het eenige 't welk daardoor voor de Comp, voordeel afwierp, hoe-wel er toen slechts één zoutpan in exploitatie was. En dit voordeel was nog voorbijgaand. „Het is te begrijpen", schreef Hamelberg,

„dat aan uitbreiding der zout-exploitatie op dat eiland, hetwelk er

anders zoo gunstige gelegenheden voor aanbood, niet werd gedacht,

want in een tijd, toen de zeeën van het eiland zoo vaak van kapers

wemelden, zullen vreemde schepen zich niet zoo licht op de

onbe-schermde reede hebben gewaagd om een zoo minwaardig en op

zoo-vele andere Westindische eilanden verkrijgbaar artikel als zout te laden, e n de h a n d e l m e t H o l l a n d in dit product was al spoedig niet m e e r loonend gebleken", 't Zou verkeeren, in later tijd, toen de ,,Zout Exploitatie- en Cultuuronderneming B o n a i r e " hier h e t goud, voor 't m i n s t het zilver uit verdampend zeewater opdiepte, doch die m a a t -schappij werkte d a n ook op groote schaal, m e t 150 zoutpannen in plaats v a n die eenige uit vroeger tijd.

I n 1912 h a d h e t eiland eene bevolking van 6427 zielen, veelal a f s t a m m e n d e van I n d i a n e n en negers, doch de m e e s t e n vertoonden h e t negertype. D i t herinnerde aan den tijd waarin Bonaire als strafkolonie diende voor de veroordeelden onder de vrije negers en m u l a t -t e n , die er in de zou-tpannen moes-ten werken. H e -t aan-tal blanken werd t o e n op 2 à 300 geschat, doch 't waren m e e s t kleurlingen;

slechts 16 waren in Nederland geboren. E n deze bevolking was bijna geheel katholiek, hetgeen m e d e toegeschreven werd aan h e t feit, dat in den slaventijd de protestantsche eigenaars van slaven de kinderen van deze l a a t s t e n roomsch lieten doopen, opdat de afstand tusschen m e e s t e r en dienaar des t e beter bewaard zou blijven. De Duitsche dichter (Heine) beweerde dat h e t katholicisme eene goede zomer-religie w a s ; hier was h e t eene goede slaven-zomer-religie. Voor den bloots-voets gaanden slaaf was de leer van h e t p a u s d o m goed genoeg; de blanke m e e s t e r droeg schoenen en beleed ,,de ware gereformeerde religie. ' '

I n dat jaar 1912 waren er onder die r u i m 6000 zielen slechts 67 p r o t e s t a n t e n , doch ze zouden niet t o t de overheerschende klasse be-hoord hebben, h a d d e n ze niet een kerkje voor zich gehad. Doch dit dagteekende u i t een vroegeren tijd, toen er nog 150 p r o t e s t a n t e n , m e e s t g o u v e r n e m e n t s - a m b t e n a r e n waren, welke i n 1859 een gods-dienst-leeraar b e k w a m e n . H e t kerkje zelf werd reeds in 1847 gesticht.

Tijdens de grond op Bonaire alleen voor rekening v a n het gouver-n e m e gouver-n t geëxploiteerd werd, waregouver-n er, behalve de zoutpagouver-ngouver-negouver-n, plagouver-n- plan-tages voor de veefokkerij, voor de t e e l t van maïs, cochenille en aloë.

M a a r de slaven-emancipatie n a m ook het gouvernement den wind u i t de zeilen, de inkomsten verminderden en m e n oordeelde het raad-z a a m om die neringen allengs aan de particuliere industrie over te

laten.

De landstaal was hier h e t P a p i a m e n t s c h , een soort van patois 't welk zich uit een mengelmoes van inheemsche e n westersche talen h a d gevormd. H e t onderscheidde zich op sommige p u n t e n nog van h e t P a p i a m e n t s c h zooals h e t op Curaçao, en zooals het op Aruba gesproken werd. Over dit laatste schreef Gatchet zijn werk The Aruba and the Papiamento jargon.; h e t bijzondere van dit dialect was m e d e toe t e schrijven aan de omstandigheid, dat op dit kleine eiland h e t Indiaansche element zich zooveel langer zou h a n d h a v e n dan op

de overige Westindische eilanden. De overblijfselen van deze oor-spronkelijke bevolking en v a n h u n n e primitieve beschaving k w a m e n hier ook veelvuldiger voor dan elders. I n zijne Nieuwe Wereldt ofte Beschryvinghe van West Indien schreef J o h . de L a e t : •

„ A r u b a is leegh landt, dog heeft twee kleyne berghen, van weicke de eene sich vertoont als een suykerbroodt, is ontrent vvf m y l e n in 't omgaen, ende is bewoont by weynigh I n d i a n e n ende eenighe S p a e g n i a e r d e n " .

M a a r in 1816, toen de veroverde Westindische koloniën door E n g e -land aan Neder-land werden teruggegeven, waren er nog 564 Indianen van zuiver ras, wier aantal echter daarna zeer verminderde, 't Liet zich dus hooren, d a t h u n taal op het lokale patois hare afdrukken achterliet. Deze I n d i a n e n waren steeds vrije lieden, en h u n n e vrou-wen waren gezocht voor h e t concubinaat; notabele familiën op het eiland n a m e n I n d i a a n s e n bloed in zich op. Anders dan op Bonaire vertoonde h e t grootste gedeelte der bevolking, welke in 1912 h e t cijfer van 9441 zielen aanwees, het Indiaansche t y p e , veel m e e r dan het negertype. 't W a s een baardeloos type, dat zich hierin niet onder-scheidde van de I n d i a n e n in Suriname, waarover de geleerde bewind-hebber Nicolaas Witsen in 1714 aan zijn vriend Gysbert Cuper schreef

„ H e t is waer dat vele der Americanen soneïer baert svn, m y n neef die onderscheydene slaven op syn plantagie in S u r i n a m e heeft dat volk v a u t lant is, had onlanghs alhier een van syn Americaense slaven, desen m a n , wel o m t r e n t dertig jaer out na gissing, had g a n t s geen haïr aen de m o n t , en so syn ook a n d e r e . "

I n 1919 bedroeg het aantal inwoners nog 9076, d.i. 254 m i n d e r dan te voren, hetgeen aan de emigratie n a a r Cuba werd toegeschreven.

D e m e e s t e n waren katholiek; er bevonden zich slechts 3 à 400 prote-s t a n t e n op het eiland. Deze bevolking waprote-s grootendeelprote-s geveprote-stigd ter hoofdplaats Oranjestad, feitelijk een dorp van een paar honderd woningen, gelegen aan de P a a r d e n b a a i . Deze n a a m stond in verband m e t de paardenfokkerij, w a a r v a n in de 17de eeuw veel werk g e m a a k t werd. I n 1688 gaven bewindhebbers der Comp, last om 25 paarden n a a r St. E u s t a t i u s te zenden, en de overigen n a a r Curaçao. Toch bleven er nog genoeg over om dezen t a k van veeteelt voort te zetten L a t e r ging m e n over t o t h e t fokken van muilezels, ofschoon het plan t o t oprichting van eene volledige stoeterij niet t o t uitvoering k w a m

B e h a l v e Oranjestad, waarvan de stichting eerst van het jaar 1822 dagteekende, vond m e n hier nog de b u u r t Bancho, waar h e t grootste gedeelte der visschersbevolking gevestigd was, en kleinere nederzet-tingen te S a n t a Cruz, Sabaneta, Balashi en S a n Nicolas, 't L a a t s t e dorp diende tot uitvoerhaven voor de phosphaatgroeven van Serro Colorado, w a a r de lokale toestanden zeer verbeterd werden door de maatschappij, welke die groeven exploiteerde. I n de eerste jaren van

h a a r bestaan behaalde deze Aruba P h o s p h a a t Maatschappij groote winsten, doch deze verminderden toen. er i a Canada, Florida, Algiers, en elders groote beddingen van deze phosphorzure kalk werden ontdekt. I n h a r e n bloeitijd h a d deze onderneming aan concessie-rechten zulk eene aanzienlijke bate voor de koloniale kas opgeleverd, dat gedurende dertien jaren deze kolonie geene subsidie v a n h e t moederland noodig had. Alle tekorten werden door die rechten gedekt. Doch door de mededinging van andere landen moest de m a a t -schappij h a a r hedrijf staken, dat echter later door anderen h e r v a t werd.

P l a n t a g e s zooals op Curaçao werden hier n i e t aangetroffen behalve op een p u n t aan de noordkust, P o n t e i n genaamd n a a r het aldaar vloeiend beekje. De ontdekking van goud opende voor eene wijle een glansrijk vooruitzicht, d a t echter niet verwezenlijkt werd. E r wer-den klompen vrij zuiver goud ontdekt, w a a r v a n er een in het Eijks-m u s e u Eijks-m te Leiden terecht k w a Eijks-m , zoodat de aanwezigheid van het edel m e t a a l d a a r m e e bewezen werd. Doch het bleek n i e t overvloedig genoeg t e zijn om d a a r v a n een loonend bedrijf te m a k e n . E e e d s in 1724 h a d d e n bewindhebbers den bergwerker P a u l u s P r i n t s z n a a r h e t eiland gezonden, n a d a t het mineralogisch onderzoek op Curaçao vruchteloos was gebleken. E r was daar goud noch zilver te vinden, en het onderzoek van h e t Aruba-erts stelde eveneens teleur. I n 1726 schreven bewindhebbers over den uitslag v a n d a t onderzoek:

,,Wy hebben van de voornoemde steen aan dry differente essayeurs yder eem half pont doen t e r h a n d t stellen, en hebben twee v a n deselve daer inne niets k u n n e n vinden, hebbende een van die luyden daer u y t gehaalt t w e e asen (het kleinste gewicht in het oude stelsel, 0.048 decigram) goudt, een en een half Engels silver en een en een half once yser, en aangesien hetzelve v a n geene waarde is in comperatie van de kosten, die daerop koomen t e loopen, en i n verre na niet heeft beantwoort de hoope en verwa^tinge, die wy v a n hetzelve hadden, zoo zal dese dienen om U E d . daervan te a d v e r t e e r e n " .

E e n later onderzoek van een vaatje Aruba-erts toonde aan, dat er eenig a n t i m o n i u m en ijzer gevonden was, m a a r goud noch zilver. H e t onderzoek op het eiland werd derhalve gestaakt, en de bergwerkers gingen huistoe. I n later tijd oefende de rêve aux millions nog eens weer zijne bekoring uit. Ten jare 1824 werden in losse aarde goud-klompen gevonden w a a r v a n er een, die in h e t Leidsche m u s e u m , bijna 6J kilo woog. Op last der regeering werd door d e n ingenieur Stifft een rapport uitgebracht over de geologische gesteldheid van Curaçao, Bonaire en Aruba, welk stuk echter n i m m e r openbaar werd g e m a a k t . Waarschijnlijk ontleende prof. Eeinwardit daaraan de gegevens voor zijn geschrift „ W a a r n e m i n g e n aangaande de gesteldheid van den grond van het eiland Aruba en het goud aldaar g e v o n d e n " . E e n nieuw

geologisch onderzoek werd in 1885 ingesteld door prof. Martin, in op-dracht v a n een paar wetenschappelijke genootschappen. Volgens h e m kon de goudontginning bij een juist en zaakkundig beheer behoorlijke winsten afwerpen, zoodra de concessie van de Engelsche „ A r u b a Gold Mining C o " , loopende tot 1902, zou zijn geëxpireerd. W a n t in 1867 was aan F . Isola voor den tijd van 35 jaren het uitsluitend recht ver-leend om goud en andere delfstoffen op het eiland te winnen, welke concessie door h e m was overgedragen aan genoemde m a a t s c h a p p i j , gevestigd te L o n d e n . Somtijds werd dit gouderts prijsgegeven aan de openbare belangstelling, zooals bij gelegenheid van de Koloniale Tentoonstelling te A m s t e r d a m in 1883. D e op het eiland gevestigde pastoor A. J . v. Kool wijk had daar tevens ingezonden eene verzame-ling bosch- en landbouwproducten, minerale verfstoffen, dierlijke vet-ten, stroohoeden, m a n d e w e r k en vlechtwerk, 't laatste vervaardigd uit de vezels van het z.g. mangelhout (rhizophoren).

Vroeger, in 1647, was Aruba m e t Bonaire, Curaçao en Nieuw-Nederland tot één bestuur vereenigd, en wederom in 1828 t e z a m e n m e t de andere Westindische eilanden en S u r i n a m e , doch sedert 1845 ressorteerde het onder den gouverneur van Curaçao. Dezelfde be-k r o m p e n s t a a t be-k u n d e als op Bonaire belette oobe-k hier, door het verbod van nederzetting, de particuliere i n d u s t r i e ; en wanneer van dien regel al eens werd afgeweken, dan m o e s t de kolonist er nog op zweren dat hij zich alleen m e t den landbouw zou ophouden. E r werd een eeds-formulier vastgesteld voor degenen, die hier grond aanvroegen; in 1754 werd door Mozes van Salomon L e v y M a d u r o een eed afgelegd, l u i d e n d e :

„Gij zweert d a t gij, op Aruba k o m e n d e , u zult gedragen als een getrouw opgezetene, den C o m m a n d e u r in alles z u l t gehoorzamen en m e t en benevens de andere bewoners des E d . Comp, werk zult helpen doen en de w a t e r p u t t e n helpen s c h o o n m a k e n ; d a t gij in geenerlei maniere eenige negotie aldaar wilt doen en aan n i e m a n d iets ver-koopen of van vreemdelingen iets inver-koopen en dat, als u iets derge-lijks voorkomt door anderen gedaan, gij zulks aanstonds aan den C o m m a n d e u r zult waarschuwen ; insgelijks als gij iets zoudt t e weten k o m e n d a t i e m a n d iets tegen h e t eiland zou willen ondernemen ; dat de gronden aan u precario (tot wederopzeggens) vergund, door u zullen bebouwd worden, m a a r d a t gij dezelve n i e t zult veralieneeren of aan anderen transporteeren of verkoopen, wel door uwe n a k o m e -lingen l a t e n bewonen, bebouwen en het genot daarvan l a t e n hebben, doch m e t hetzelfde verband om die niet aan i e m a n d anders te mogen transporteeren of verkoopen, m a a r dat h e t land bij uitsterving weder aan de E d . Compagnie zal vervallen.

„Gij zult aldaar buiten w e t e n en consent van den C o m m a n d e u r geene coralen (stallingen) van vee vermogen te houden. E n zoo gij

dit niet in allen deele n a k o m t , zoo zal de C o m m a n d e u r vermogen v a n u de vergunde landerijen zonder verdere formaliteiten af t e n e m e n , e n u v a n h e t eiland te v e r z e n d e n " . 1)

Zelfs op deze tamelijk bezwarende voorwaarden scheen de vesti-ging v a n particulieren, die geeïi negotie m o c h t e n drijven en gehou-den waren t o t schoonmaak- en verklikkersdiensten, h e t b e s t u u r n i e t m e e te vallen. A l t h a n s , latere aanvragen om afstand v a n terrein wer-d e n steewer-ds afgewezen; Aruba moest eene gouvernements-onwer-derneming blijven. E e r s t in de 19de eeuw verkreeg de particuliere industrie hier gelijke rechten als elders en werd h e t eiland daarvoor open gesteld, zooals in 1879, toen de exploitatie der phosphaatgroeven v a n Serro Colorado bij publieke inschrijving werd toegewezen a a n C. B . Sewell t e L o n d e n (die de concessie overdeed aan de Aruba P h o s p h a a t M a a t -schappij). Volgens prof. Molengraaff haalde de regeering uit die con-cessie n i e t de voordeelen, welke zij h a d k u n n e n bedingen, en k w a m e n de millioenen, door de ontginning v a n phosphorzure kalk op de W . I . eilanden gewonnen, grootendeels in Britsche zakken terecht. Ook de emigratie n a a r Cuba en Venezuela bleef voor de welvaart v a n h e t eiland een bedenkelijke factor. N i e t t e m i n werd die welvaart door deze buitenlandsche onderneming toch t e n zeerste gebaat, evenals door de voordeelen van een oplevenden handel, en dat ook deze kleine Neder-landsche kolonie het behouden w a a r d is, eerder d a n een verkoop aan Amerika, zou m e n mogen opmaken uit hetgeen M . Victor Zwijsen daarover in 1909 v e r k l a a r d e :

,,Op 't oogenblik is Aruba het m e e s t welvarende eiland der kolo-nie ; de opbrengsten m o e t e n de tekorten van menig ander eiland dek-ken, zoodat h e t wel eens genoemd wordt de melkkoe der kolonie. Die betrekkelijke welvaart heeft h e t te danken aan de werkzaamheid zijner bewoners, die m e e s t a l a f s t a m m e n van de oude Caraïben, zoo-d a t op Aruba zeer weinig zwarten gevonzoo-den w o r zoo-d e n ; aan zoo-de mijnen, die er zich bevinden, zooals rijke phosphaatlagen, die voortdurend in exploitatie zijn, ja zelfs goud- en zilvermijnen ; alsmede aan den han-delsgeest v a n den Arubiaan en de gunstige ligging des eilands voor d e n handel op Columbia.

„ H e t eenige w a t Aruba ite kort k o m t om zich m e e r en m e e r te ont-wikkelen i s : grootere zelfstandigheid in h e t b e s t u u r en in de beschik-king over de inkomsten, en een betere h a v e n om grootere schepen toe t e laten. Als deze t w e e wenschen zouden k u n n e n vervuld worden, behoeft m e n geen profeet t e zijn om aan Aruba eene schoone t o e k o m s t te voorspellen".

J) Hamelberg. De Nederlanders op de West-Indische eilanden.

40

DOOR

Mr. J. J. VAN BOLHUIS.

In document DE INDISCHE GIDS. (pagina 52-58)

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN