• No results found

Gedenkboek van Chung Hwa Hui, 15 April 1911—1926,

In document DE INDISCHE GIDS. (pagina 119-122)

DOOE

M r . W . J . L . V A N E S .

W i e n de nationaliteitsstroomingen over de wereld geen onbekenden zijn, is dit gedenkboek een bron tot n a d e n k e n . I n h e t bijzonder voor Hollanders, die door aanleg en rüstigen volksaard, door h u n geschiede-nis en huidige staatsinstellingen over het algemeen vreemd zijn aan overdreven imperialisme en die eerder lijden aan gebrek aan natio-nalen trots dan zelfoverschatting.

Indien dan dit Gedenkboek duidelijke sporen vertoont van ontevre-denheid over h e t H o l l a n d s e n beleid in Indië, indien wij hier uitingen zien v a n een groep van Nederlandsen Indische onderdanen, zooals er andere groepen zijn, die zich tegen toestanden aldaar verzetten en scherpe woorden laten hooren, dan is aandacht geboden en lijkt het onze onafwijsbare plicht nauwgezet te onderzoeken inhoeverre h e t Hollandsen beleid in Indië gebreken bezit die wegneembaar zijn. H e t is geen gemakkelijke taak, o m d a t onmiskenbaar over de geheele wereld k r a c h t e n aan h e t werk zijn, wier oorsprong en doel nog niet genoegzaam onderkend zijn, terwijl m e e s t een r e s u l t a n t e van krach-t e n werkzaam is, w a a r v a n de eene krachkrach-t vruchkrach-tbaar, de andere on-v r u c h t b a a r zou k u n n e n zijn.

E r zijn in h e t verre Oosten vooral twee voorname stroomingen, nationalisme en bolsjewisme, opzichzelf elkander volkomen vreemd, m a a r die in den strijd tegen Westersche overheersching vaak h a n d in h a n d gaan. H e t eerste schijnt levenwekkend, het andere vernietigend toe v a n uit de studeerkamer. I n h e t volle leven hangt alles van de dosis af.

N u schijnt h e t t e n aanzien v a n de Chineesche beweging weinig aannemelijk d a t de l a a t s t e factor d u u r z a a m zijn zal, al nijgt alle ver-zet tegen geordende m a c h t e n t o t elk bondgenootschap, d a t hulp bieden kan. H e t wezen der Chineesche Beweging heeft hiermede niets uit t e s t a a n . W a a r ons hier voornamelijk de Chineesche Beweging in Indië uit dit Gedenkboek tegemoet t r e e d t — al bevat h e t e l e m e n t e n

v a n samenhoorigheidsgevoel m e t China — ligt een ontleding van h e t nationaliteitsgevoel in China buiten onzen weg.

H e t nationaliteitsgevoel der Chineezen in I n d i ë , lijkt ons een kunst-m a t i g elekunst-ment t e bevatten, dat verklaard kunst-m o e t worden uit den uit-zonderingstoestand waarin eeuwenlang zij, die m e n de Chineezen in Indië n o e m t , verkeerden. W a t ras betreft zijn zij ongetwijfeld een mengvolk, d a t onder andere omstandigheden reeds lang zou zijn los-geraakt van h e t moederland, zooals Boemeniërs, Walen, F r a n s c h e n ,

Spanjaarden, Portugeezen, ontsproten zijn uit h e t oude Italië, de nationaliteiten van Zuid-Amerika los zijn geraakt van h u n n e moeder-landen. Hetzelfde deed zich voor m e t de U. S. A., de Canadeazen van F r a n s c h e n oorsprong, de Boeren in Zuid-Afrika. Nog vreemder doet het aan, waar zelfs geen cultuurband m e t China bestaat, door middel van de taal, n u h e t Chineesche element in Indië meest uit h e t zuiden s t a m t en de eigenlijke klassieke l i t t e r a t u u r voor het gros, zooals in China, onverstaanbaar is.

Vermoedelijk b e s t a a t er geen endere oorzaak, dan het vroegere stelsel, dat p e r a n a k a n en singkee's steeds bijeendrong in een juridisch verband, waardoor godsdienst, zeden en gebruiken den invloed bleven ondergaan der nieuwaangekomenen. H e t Chineesche probleem is in Indië een onderdeel van h e t totale nationaliteiten-probleem, waar één s t a a t is gebouwd op m e e r dan honderd nationaliteiten inheemsen en deels uitheemsch. Zelfs in cultuurlanden als h e t oude Oostenrijk, en h e t huidige Frankrijk en tal van andere landen, ook China zelf, be-s t a a t dit probleem, t e m e e r w a a r in Indië, n i e t albe-s daar een ongeveer gelijk cultuurniveau bestaat, m a a r een belangrijk peilverschil.

Aldus vertoont het nationaliteitenprobleem in Indië een breedte en diepte, als alleen in Britsch-Indië voorkomt, m e t dit verschil, dat h e t een eilandenrijk, het ander een vastland vormt, waardoor nieuwe problemen o n t s t a a n . Uit dit algemeene nationaliteitenprobleem t r e e d t h e t Chineezenvraagstuk als apart n a a r voren. Deels heeft m e n v a n oudsher gevestigden, deels nieuwgekomenen of tijdelijk vertoe-venden. D e eerste groep onderscheidt zich in wezen van de laatste t w e e , doch is door de vroegere politiek daarmede vermengd geraakt t o t d a t h e t Indisch onderdaanschap een scheidslijn bracht, die nog niet heeft doorgewerkt. Op t w e e p u n t e n onderscheidt zich n u de Chinee-sche nationaliteit van de meeste andere nationaliteiten in I n d i ë :

D e Chineezen zijn niet als de inheemschen, verknocht aan een m i n of meeir omlijnd grondgebied, m a a r vormen een meer verspreid e l e m e n t ; zij k u n n e n aanleunen aan een onafhankelijk moederland.

H e t eerste p u n t stempelde hen in het land van adoptie tot para-sieten, daar, door allerlei verklaarbare belemmeringen, h u n m e e s t slechts handarbeid of handel openstond. I n beide opzichten hebben zij echter in de Indische samenleving een nuttige rol gespeeld, die door onbevooroordeelden hoog wordt aangeslagen, m a a r tevens bracht

h u n koopmansgeest onder een meest primitieve bevolking nadeelen m e d e , waarvoor de schuld ten onrechte aan allen wordt aangewreven.

Zóó is h u n toestand vergelijkbaar m e t de J o d e n vóór de emancipatie.

H e t tweede punt. werd pas een probleem i n nieuweren tijd toen aan d e n oostelijken horizon het L a n d der Bijzende zon erkenning kreeg van zijn onderdanen op voet van gelijkheid m e t den W e s t e r l i n g

Zóó verkeeren de Chineezen in Indië in een toestand, van uitzon-zondering, die individueel grievend werken kan, al is die toestand als complex-verschijnsel redelijk verklaarbaar. De rechtszekerheid in Indië is ook den Chineeschen handelaars t e n goede gekomen, waar-door er een stand van groothandelaars, groot-landbouwers en indu-strieelen is o n t s t a a n en in het algemeen de Chineezen een welvaart genieten, die de geestelijke ontwikkeling t e n goede k w a m . D u s vraagt m het bijzonder het eerste p u n t een oplossing. H e t tweede zal slechts van voorbijgaande beteekenis zijn. Voor de gevestigde Chineesche be-volking kan het s t a m l a n d slechts aantrekking bieden, zoolang zij zich m e t de hoop k a n vleien, dat hervormingen in Indië zouden k u n n e n worden afgedwongen m e t behulp van de h a a r eigenlijk

vreemde regeering in China. Niet te ontkennen valt, dat er gevoels-b a n d e n gevoels-bestaan, die o.a. de Chineesche emigranten de Eevolutie in China deden begroeten m e t enthoesiasme, trwijl de jonge Eepubliek in overschatting er toe k w a m zich op t e werpen als kampioen der emigranten. Zetels werden ingeruimd in den senaat voor h u n ver-tegenwoordigers. Zoo werden ook inspecteurs van het Chineesch onderwijs in onze koloniën benoemd. Dit moest leiden tot een teleur-stelling, o m d a t h e t s t a m l a n d m e t zijn eigen problemen te worstelen heeft, waardoor h e t niet m e t goed recht de rol van kampioen voor ware of onware grieven van echte of onechte Chineezen in het buiten-land kon a a n n e m e n . H e t is zeer moeilijk zich een juist denkbeeld te v o r m e n van d e . ontwakende krachten van China. Als alles gunstig loopt zou China zich in enkele jaren k u n n e n opwerken tot een moder-nen c u l t u u r s t a a t .

Zooals het t h a n s gaat, kan h e t nog jaren duren eer h e t daarop aan-spraak m a k e n kan. Zijn rechtspleging, onderwijs, administratie laten vrijwel alles te wenschen over, al zijn er in enkele goedbeheerde pro-vincies lichtpunten. M a a r nog op geen enkel gebied kan h e t voorals-nog ook m a a r de vergelijking doorstaan m e t koloniën van Westersche m o g e n d h e d e n . Onder die omstandigheden is h e t ondenkbaar, dat het op eenigerlei wijze b e k w a a m zou zijn mede te werken aan de oplossing v a n h e t Chineezenvraagstuk in Indië, d a t een verschijningsvorm is, v a n een algemeene rechtsvraag, waarvoor China in eigen land nog geen oplossing heeft.

M a a r o m d a t het een rechtsvraag is, verlangt h e t een bevredigend antwoord, los van de vraag hoe of i e m a n d buiten Indië erover denkt.

H e t loopt t e n slotte over enkele grieven, die m e n in Mr. P . H . F r o m

-44

bergs verspreide geschriften uiteengezet ziet, waarvan de bespreking

in bet Aprilnummer van dit tijdschrift plaats had (blz. 366 vlg.).

In document DE INDISCHE GIDS. (pagina 119-122)

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN