• No results found

6 . Gemengd nieuws

In document eerste helft (pagina 77-85)

D e introductie van het eerste deel in de massamedia leidde tot een reeks van kritische kanttekeningen en tot de beklemtoning van bepaalde, soms verrassende, soms discutabele feiten. Detailkritiek, voor zover in de pers naar voren gebracht, heeft de schrijver doen besluiten in deel 13 van zijn geschiedschrijving correcties aan te brengen op het punt van de introductie van de radio in Nederland en van de radiocensuur; van de vermeende invloed van een Komintern-agent op de muiterij op de ‘Zeven Provin­ ciën’ en van een antisemitisch artikel, dat ten onrechte aan Henri

Deterding was toegeschreven.4 Verrassend was voor de vertegenwoordi­ gers van de media het feit dat mr. J. van der Hoeven, particulier secretaris van koningin Juliana, tot maart 19 4 0 lid was geweest van de NSB. Op de persconferentie over Voorspel verklaarde D e Jo n g volgens het Utrechts

Nieuwsblad ( 1 1 februari 1969) zijn keuze als auteur in de volgende be­

w oordingen:

( ‘ “ Elke schrijver”, zo zei hij, “moet zich bewust zijn van het maatschappelijk effect dat zijn geschriften kunnen hebben. In enkele gevallen, waarbij ik namen heb moeten noemen van personen, die voor de oorlog een rol hebben gespeeld, welke kritiek kan oproepen, heb ik positieve voetnoten geplaatst om eventuele negatieve effecten te neutraliseren.”

Sprekend over mr. Van der Hoeven persoonlijk, zei dr. De Jong, dat hetgeen thans in zijn boek gepubliceerd wordt, voordien ter kennis van de minister-president was gebracht. Deze had begrip voor de mening van dr. De Jong dat hij het verleden van mr. Van der Hoeven als historisch feit moest publiceren.

Dr. De Jong vervolgde: “Twee maanden voor de komst van de Duitsers heeft mr. Van der Hoeven geheel met de kring van De Waag gebroken. Op zijn houding tijdens de bezetting viel niets aan te merken. Gedurende die tijd leefde hij als advocaat in Haarlem. Na de bevrijding werd hij in Haarlem functionaris bij het militair gezag en is dat gebleven tot de opheffing van deze instantie.”

De rijksvoorlichtingsdienst deelt nog mede, dat mr. Van der Hoeven op 6 mei 19 57 is benoemd tot particulier secretaris van koningin Juliana, als opvolger van jonkheer E. W. Röell, thans geheim kamerheer. Kort na zijn optreden is de regering op de hoogte gebracht van zijn verleden voor de oorlog. De regering heeft dit dus niet uit het boek van dr. L. de Jong vernomen. Dit verleden is geen reden geweest om op ontslag van mr. Van der Hoeven aan te dringen. De gegevens over zijn houding tijdens de oorlog zijn gunstig geweest. Tot nu toe heeft hij zich in particuliere dienst van de Koningin een goed functionaris getoond.’

D e Jon gs beschrijving van de Rijksdagbrand en het aandeel van Marinus van der Lubbe daarin was voor J e f Last aanleiding om — opnieuw — te betogen dat hij noch ooit een kwaad woord over Van der Lubbe had gezegd noch hem van hom ofilie had beschuldigd (Haagsche Courant, 12 maart 1969). D e discussie over de motieven van deze brandstichting werd na het verschijnen van Voorspel voortgezet; bijvoorbeeld in De Waarheid ( 1 1 februari 1969) van de hand van B. Schmidt.

( ‘Het kost werkelijk geen m oeite om in het boek pagina na pagina politieke 4 Deel 13, 8 1-8 4 (80-84).

t verdraaiingen aan te wijzen, die o.a. bereikt worden door voor een juiste beoordeling belangrijke feiten weg te laten. Dat geldt niet alleen ten aanzien van Nederland. Op internationaal gebied gaat Lou de Jong zich te buiten aan grof anti-sowjetisme en het bekladderen van de Duitse communisten, die hij er op smerige wijze o.a. van beschuldigt dat zij hoopten dat Hitler “ten behoeve van de k p d” de sociaal-democratie met inbegrip van haar vakbeweging zou vernietigen.

De Jong heeft dergelijke verdachtmakingen kennelijk nodig om de figuur van Van der Lubbe, die bij de Rijksdagbrand zo’n macabere rol heeft gespeeld te verheerlijken en te idealiseren. Door sommige publicisten wordt dat al langere tijd geprobeerd, als zou de Van der Lubbe-figuur een soort heldhaftig voorbeeld voor de huidige generatie van jongeren kunnen zijn.

In werkelijkheid gaat het hier om iemand die door de nazi’s voor hun eigen doeleinden werd misbruikt. In het Bruinboek van de Hitler-terreur en de Rijksdagbrand werd destijds meegedeeld hoe Van der Lubbe’s homofiele aanleg door vooraanstaande nazi’s was geëxploiteerd om hem naar Berlijn te lokken, waar hij een werktuig tegen de k p dzou worden.

Zonder zelf ook maar enig tegenbewijs te leveren bestempelt De Jong dit Bruinboek, waarvoor ook vanuit Nederland getuigenissen kwamen, tot louter fantasie. Over het bekende tegenproces in Londen zegt hij, dat de daar verzamelde juristen de “twijfelachtige waarde van het bewijsmate­ riaal” niet hebben doorzien.

Hij wel, zij het met behulp van een door Van der Lubbe’s geestverwanten opgesteld Roodboek, dat men destijds in Nederland aan de straatstenen nog niet kwijt kon.’

In Het Vrije Volk (26 april 1969) kwam mr. B. W. Stomps, de voorm alige verdediger van Marinus van der Lubbe, aan het woord om op andere gronden eveneens te betogen dat zijn cliënt de brand niet alleen had kunnen aansteken.

( ‘Mr. Stomps: “ Ik heb grote waardering voor het werk van dr. De Jong, maar de Duitse bronnen waarop hij zich beroept, zijn niet objectief. Van der Lubbe was wel degelijk het slachtoffer van Duitse nazi-provocaties. Het voornaamste bewijs dat Van der Lubbe niet in zijn eentje kan hebben gehandeld, ligt in de tijdsduur. Er is vastgesteld dat een mens met normaal gezichtsvermogen achttien minuten nodig zou hebben gehad om Van der Lubbes route door het grote Rijksdaggebouw te lopen en dan nog met alle lichten op en zonder iets anders te doen dan lopen.

Welnu, Van der Lubbe was voor driekwart blind, het Rijksdaggebouw was donker en toch zou hij al brandstichtend op verschillende plaatsen volgens de aanklacht in vijftien minuten door het gebouw hebben gelopen. Dat bestaat eenvoudig niet.

t Er zijn trouwens nog andere feiten, Van der Lubbe had een paar dagen tevoren geprobeerd ’t Wohlfahrtsamt in brand te steken met dezelfde vuurmakers, die hij ook in het Rijksdaggebouw zou hebben gebruikt. Het

Wohlfahrtsamt was een houten gebouw en de Rijksdag is van steen. Toch

lukte het Van der Lubbe met zijn vuurmakers bij het houten gebouw niet wat hem inde Rij ksdag wel zou zij n gelukt! ” ’

De m ededeling van De Jo n g, dat in 19 3 5 tal van Zeeuwse kiezers van de Staatkundig Gereformeerde Partij op de

NSB

stemden, wekte in die partij beroering. Het weekblad Eendrachtsbode (3 december 19 70) bevatte een verslag van een bijeenkomst van verontruste Staatkundig Gereform eer­ den.6

( ‘De Thoolse wethouder C. Boender heeft maandagavond op de forum­ avond van de

sgp

in Scherpenisse enkele zinnen in het boek Voorspel van dr. L. de Jong als ernstig, kwalijk, pijnlijk en onwaar gekwalificeerd.

Hij doelde daarbij op enkele zinnen op bladzijde 302 [275] van het eerste deel van Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog van dr. L. de Jong, getiteld Voorspel. In hoofstuk

1 1 —

“ Mussert en de

n s b ” —

staat onder de paragraaf “ De Staten-verkiezingen van '3 5 ” op bladzijde 302 [275] te lezen:

(Begin citaat) “Anders weer in Zeeland waar Kerstens Staatkundig Gereformeerde Partij plaatselijk op Zuid-Beveland, maar ook op Tholen, tot de helft van haar aanhang naar de

NSB

zag overlopen: «de sterke regering die de

SGP

wil, verlangt ook de

n sb .

Beide partijen zijn even anti-democra- tisch en even anti-parlementaristisch».”

— (Einde citaat).

De heer Boender: “ Dr. De Jong zegt in zijn boek Voorspel kwalijke dingen van de

SGP.

Dit boek gaat de geschiedenis in als het standaardwerk van de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog. Onze nageslachten zullen hier steeds op teruggrijpen en zeggen, kijk hier staat het in: in Zeeland zag men Kerstens

SGP —

dat geeft ook al een zeker smalend gevoel weer — plaatselijk op Zuid-Beveland maar ook op Tholen tot de helft naar de

n sb

overlopen. Beide partijen zijn even anti-democratisch en even anti- parlementaristisch. Zo worden we in een standaardwerk van de geschiede­ nis getekend.

Ik zeg dit niet om te prikkelen tot het zeggen van, die akelige Jood, o nee, maar om te prikkelen dit in het politieke leven te weerspreken. Dr. De Jong, een zeergeleerde man, heeft onware dingen gezegd. Dat moeten we met ons leven bewijzen.

6 Opgem erkt zij, dat in het citaat van D e Jo n g een citaat van de W ageningse socioloog G. A. K o o y is opgenom en uit diens boek H et echec van een ‘volkse’ beweging (Assen, 19 6 4 ) p. 3 3 1. D e Jo n g heeft in deel 13 zijn uitspraak in zoverre genuanceerd, dat niet alleen de

s g p maar ‘verscheidene partijen’ in Zeeland kiezers verloren aan de n s b (deel 1 3 , 83

C In Mattheus 5 staat dat het niet zo erg is als men smalend en liegend kwaad van je spreekt (letterlijke tekst Mattheus 5 vers 1 1 : «Zalig zijt gij, als u de menschen smaden en vervolgen, en liegende alle kwaad tegen u spreken om Mijnentwil» - red.).

Laten we zorgen dat deze kwaadspreker dat ook liegende en smalende doet. Ik roep u allen op daaraan te voldoen”, zo besloot de Thoolse wethouder zijn openingswoord op de forumavond van de

sgp,

maandag­ avond in het Holland Huis te Scherpenisse.’

In 19 79 verscheen het eerste deel van de geschiedenis van de Tw eede W ereldoorlog in Zeeland van de hand van L.W. de Bree. De Provinciale

Zeeuwsche Courant (2 novem ber 1979) publiceerde daaruit passages,

waarin D e Jongs betoog over de opmerkelijke aanwas van NSB-stemmers uit de

sg p

in 19 3 5 werd weersproken.6

( ‘Tenslotte de gemeente Waarde. Daar schonk 3 1,77 procent zijn vertrou­ wen aan Mussert. Eén gemeente slechts in heel Nederland boekte een nog schokkender resultaat: het Drentse Anlo, waar het percentage der zwart- roodstemmers 38,8 bedroeg. De verkiezingen voor de staten verliepen in Waarde respectievelijk in 19 3 1 en 19 35 als volgt:

sgp

van 1 1 7 naar 144,

a rp

van 25 naar 27,

c h u

van 143 naar 88,

rk s p

van 3 naar nul, Lib. St. Partij van 7 3 naar 3 o,

v d b

van 2 2 naar 8,

S dap

van 24 naar 8,

n sb

van nul (in 19 3 1) naar 14 2 (in 1935). Het is evident, dat de 13 1 stemmen, die

c h u , rk sp ,

Liberale Staatspartij, Vrijzinnig-Democratische Bond en de

s d a p

in Waarde verlo­ ren, voor het overgrote deel bij de

n sb

terecht zijn gekomen. De 27 stemmen winst van de

sgp

daarentegen waren vooral afkomstig uit de aanwas van het lokale kiezerskorps.

Toen twee maanden later voor de gemeenteraad moest worden gestemd, vergaarde de

sgp

in Waarde 139 stemmen, vijf minder dan in april. Dit “resultaat” werd bereikt zonder dat de

n sb

nu deelnam en terwijl Mussert zijn kameraden het parool had gegeven o.m. op de Partij van Kersten te stemmen.

De Bree over de statenverkiezing van 1935 op Tholen: “ Ook op het eiland Tholen viel te constateren, dat in gemeenten waar de

n sb

aan een hoog percentage kwam, de

sgp

vooruitgang boekte o f haar positie tenminste zonder stemmenverlies consolideerde. Zo bijvoorbeeld in Poortvliet, waar 14,4 procent van het stemmental aan Mussert toeviel en tegelijkertijd de

sgp

van 282 stemmen in 19 37 naar 376 sprong. O f te Sint-Annaland: 12,23 procent voor de

n sb

, verlies voor alle deelnemende partijen... behalve voor de

sgp,

die van 550 op 560 stemmen kwam en daardoor de absolute meerderheid van stemmen verwierf in die gemeente.

6 L. W . de Bree, Z eeland 1 9 4 0 - 1 9 4 5 , deel 1 (M iddelburg, 19 7 9 ). D e Jo n g heeft zijn betoog genuanceerd in deel 1 3 , 83 (83).

C Een bepaalde relatie tussen de beweging van Mussert en de partij van Kersten kan niet worden ontkend, maar volstrekt onjuist is wat De Jong dienaangaande opmerkt, wanneer hij de successen van de

n sb

in stad en land onder de loupe neemt.” Er was, concludeert De Bree, geen sprake van overlopen van SGP-stemmers naar de

n sb :

“ In niet één Zeeuwse gemeente heeft zich dit verschijnsel voorgedaan. Het tegendeel: winst voor de

sgp,

waar de

n sb

krachtig naar voren trad, toonde ik verschillende keren aan.” ’ De publikatie van het eerste deel gaf aanleiding tot een rechtszaak, die tot voor de H oge Raad is uitgevochten. De vroegere predikant H. W. van der Vaart Smit diende in 1 9 7 1 een aanklacht tegen de auteur van Het

Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog in bij de Arrondisse­

mentsrechtbank in Amsterdam vanwege een aantal kwalificaties van zijn persoon en zijn werk en vanwege het feit dat zich strafdossiers van de Politieke Opsporings Dienst (p o d) en van de Politieke Recherche A fdeling (p r a) bevonden in een collectie van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie.7 Tijdens de zitting werd bekend dat D e Jo n g zijn tekst over Van der Vaart Smit zou aanpassen.8 D e rechtbank wees op 20 ju n i 19 7 2 na kennisneming van de correcties de eisen af. Een van de

overwegingen was daarbij het ‘belang der geschiedschrijving’.

( ‘Gezien al het vorenstaande en mede gelet ook op de taak, welke gedaagde als geschiedschrijver in opdracht van de regering diende te vervullen, en welke een schets van eisers activiteiten als directeur van meergenoemd persbureau op grond van de in diens eigen brieven als voormeld aangetroffen uitlatingen in het belang der geschiedschrijving deed zijn, is er voor eisers vordering, voorzoveel gebaseerd op belediging in de zin van artikel 1408

b.w .

geen plaats. Volgens artikel 14 1 2

b.w .

wordt bovendien het oogmerk tot beledigen evenmin aanwezig geacht, voorzover de dader klaarblijkelijk heeft gehandeld in het algemeen belang, waarvan in casu kan worden gesproken.’

In hoger beroep werd dit vonnis door het Gerechtshof te Amsterdam op 2$ april 19 7 3 bekrachtigd. Het h o f sprak zich bij die gelegenheid expliciet uit over een mondelinge afspraak van het r i o d met de minister van Justitie met betrekking tot de aanwezigheid van dossiers van de Bijzondere Rechtspleging op het Instituut. Deze mondelinge afspraak zou zijn ‘vervaagd’ en in schriftelijke, zij het ongedateerde en niet ondertekende richtlijnen hernieuwd. Het h o f aanvaardde deze richtlijnen als ‘authen­ tiek’ en concludeerde tot het bestaan van rechtsbescherming van het

7 C ollectie Docum entatie rio d

,

doc

i

,

1 9 2 9 , map

F.

8 D eel 1 3 , 8 3 (83).

individu. D e Hoge Raad ten slotte wees op 14 december 19 7 3 in cassatie arrest en stelde Van der Vaart Sm it in het ongelijk.9 Van der Vaart Smit zelf publiceerde zijn kritiek in een brochure, getiteld Wetenschappelijke Kritiek 1 op het geschiedwerk van dr. L. de Jo n g (Amsterdam, 1975).

Discussie

m = M em orie van Punten, opgesteld voor de discussie, v = Verslag van de discussie op 2 januari 1969.

Aan de discussie namen behalve dr. L. de Jong deel de leden van de begeleidingscommissie prof. dr. 1. J. Brugmans, prof. dr. P. J. van Winter, prof. dr. L. J. Rogier, prof. dr. T. P. van der Kooy en dr. J. C. H. de Pater. Prof. dr. B. H. D. Hermesdorfwas verhinderd.

In document eerste helft (pagina 77-85)