• No results found

van den gedaagde; indien er meer gedaagden zijn dan één, aan dien der woonplaats van één hunner ter keuze van den eischer ;

indien de gedaagde geene bekende woonplaats heeft op Java en Madura, aan den residentierechter van zijne werkelijke verblijfplaats aldaar ;

indien bij schriftelijke akte door den gedaagde woonplaats is gekozen, aan den residentierechter der werkelijke of gekozene woonplaats, ter keuze van den cisehei'.

Nadat art. 110/' R. O. bepaald heeft, welke zaken uit hoofde van het onderwerp van het geschil ter berechting staan van de residentierechters in het algemeen, m. a. w. de VOLSTREKTE BEVOEGDHEID der residentie-rechters geregeld heeft, regelt dit artikel hunne BETREKKELIJKE BEVOEGD-HEID, d. w. z. het verdeelt de taak onder deze rechters. Zij zijn thans gevestigd op alle hoofdplaatsen van gewesten en afdeelingen en bovendien is er een te Bekassi, wiens ressort zich uitstrekt over het gelijknamige distrikt, en zijn er te Koetoardjo en te Karanganjar voor de gelijknamige regentschappen. Wanneer men vorderingen heeft in te dienen in streken, waar men niet bekend is, zij men er ook op bedacht, dat in de laatste jaren afdeelingen opgeheven zijn. Zoo ressorteert thans Tjitja-lengka onder Bandong, en Bawean onder Grissee.

Het verschil tusschen volstrekte (absolute) en betrekkelijke (relatieve) bevoegdheid openbaart zich ook hierin, dat de rechter, bij wien eene zaak is aanhangig' gemaakt, die niet behoort tot zijne volstrekte bevoegd-heid, zich, desnoods ambtshalve, onbevoegd moet verklaren in iederen stand van het geding, d. w. z., zoodra hij tot het inzicht van zijne vol-strekte onbevoegdheid gekomen is, terwijl bij betrekkelijke onbevoegdheid hij alleen dan zich onbevoegd heeft te verklaren, indien de gedaagde dit tijdig verzoekt, m. a. w. tijdig de exceptie van onbevoegdheid voor-stelt: men zie art 951 Rtsv.

Deze algemecne regels lijden echter bij het proces voor het residentie-o-erecht notr in zoover uitzondering, dat de residentierechter, bij de in-diening eener vordering bevindende, dat zij had moeten worden inge-diend bij een anderen residentierechter, haar niet in behandeling neemt, maar handelt zooals is voorgeschreven bij art. 928, 3o. en 4o. lid, Rtsv.

residentierechter der plaats, waar het goed gelegen is. Is lud goed gelegen onder het rechtsgebied van meer dan één residentierechter, dan zal m. i. de regel van art. 99, 8e lid, moeten toegepast wordenen de zaak aangebracht bij den rechter, onder wiens gebied de „hoofdplaats der bebouwing", d. i. wat men in Indië het etablissement dei- onderne-ming pleegt te noemen, behoort, en bij gebreke van dergelijke hoofdplaats de eischer de keuze hebben tusschen de rechters, onder wier ressort het goed gelegen is.

17

Artikel 926 Uhr.

bij artikel 97i van dit Reglement aangewezen. Art. 971 bepaalt, dat machtiging tot voorloopig beslag of voorloopige gijzeling-, d. i. beslag of gijzeling, die geschieden vóór m e n een vonnis heeft, dat kan ten uit-voergelegd worden, moet gevraagd worden aan den residentievechter der 'plaats, waar liet beslag of de gijzeling moeten plaats hebben, dns waar de goederen of de persoon, waarop men de hand wil leggen, zich bevinden. De vordering tot van waarde verklaring van dergelijk beslag of gijzeling, d. v . z. de eisch tot veroordeeling van den schuldenaar, zal nu volgens ons artikel bij denzelfden rechter moeten worden aangebracht.

Naar aanleiding dezer regeling is door H. in „Het Recht in Ned.-Iadië"

Dl. LXXX p. 119, de vraag opgeworpen of de van waarde verklaring ook kan gevraagd worden bij i\m residentierechter, die over de hoofd vordering moet oordeelen, w a a r m e d e blijkbaar bedoeld wordt de rechter, die door de wet is aangewezen voor het geval nog geen beslag gelegd of gijzeling geschied is. Deze vraag moet, d u n k t mij, ontkennend worden beantwoord, en zelfs zal, n a a r het mij voorkomt, door het eenvoudige feit, dat onder het ressort van een anderen rechter reeds conservatoire maatregelen genomen zijn, de rechter, tot wiens bevoegdheid de vordering anders zon behooren,onbevoegd worden. I m m e r s de van waarde verklaring van dergelijke m a a t r e -gelen is niet af te scheiden van de berechting der vordering, tot verzekering waarvan zij genomen zijn en w a a r o m t r e n t slechts één rechter de beslis-sing kan seven. Van toepasbeslis-sing van a r t . 727 lltsv. kan bier ra. i. geen sprake zijn, aangezien dit artikel lijnrecht het tegenovergestelde bepaalt van het onze.

Zijn vóór den aanvang van het geding conservatoire maatregelen geno-men in het ressort van verschillende residentierechters, dan zal de eischer de vordering m. i. moeten a a n b r e n g e n bij een h u n n e r te zijner keuze I m m e r s bij ieder h u n n e r ecne vordering tot van w a a r d e ver-klaring in te dienen, zou gelijkstaan met h e t a a n h a n g i g m a k e n van ééne vordering bij meerdere rechters gelijktijdig.

Indien conservatoire maatregelen elders genomen worden, nadat bet geding reeds aangevangen is, zal de bij den a a n v a n g .laartoe bevoegde r e c h t e t ook bevoegd blijven om de hoofdvordering af te doen en daarbij over de al of niet' van waarde verklaring (1er voorloopige maatregelen

1e beslissen. ,.

Intusschen zal steeds ter verkrijging (lezer maatregelen, w a a r noodig, de m a c h t i g i n g moeten worden verzocht van den rechter der plaats, w a a r zij moeten genomen word eu.

moeten geschieden - n i e t w a a r zij werkelijk geschied zijn. Door de keuze dezer redactie wordt, aangezien de eischer de vordering wel steeds zal aanbrengen bij den rechter der plaats, waar aanbod en con-signatie gedaan zijn, bewerkt dat de rechter, zoodra ben, blijkt, dat

d e z e elders hadden moeten geschieden, zich onbevoegd moet verklaren,

indien de gedaagde dil tijdig verzoekt.

i

18

Artikel 920, 927 Rtsv.

woonplaats— werkelijke verblijfplaats — werkelijke of gekozen ivoon-plaats — zie de toelichting op art. 116ƒ R. O. hiervoor.

gerne bekende woonplaats. — Èischer zal niet kunnen volstaan met het feit, dat de betrokken woonplaats hem zelf niet bekend is, maar daarnaar een behoorlijk onderzoek moeten instellen. Eerst indien na een dergelijk onderzoek nog geene woonplaats op Java of Madura bekend is, kan hij bij den rechter der werkelijke verblijfplaats de zaak aanbrengen.

Uit de toelichting gegeven bij de woorden : voor zoover zij vereenigbaar zijn met de bijzondere voorschriften van dezen titel in art. 924 volgt, dat ik van oordeel ben, dat de voorschriften van art. 920 geene uitzon-dering lijden door elders in het Reglement op de Rechtsvoruitzon-dering voorkomende voorschriften omtrent betrekkelijke bevoegdheid. Intus-schen moet vermeld worden, dat de Raad van Justitie te Semarang door zijne andere opvatting van art. 924 in zijne in de aanteekening bij dit artikel genoemde beschikking geleid is tot de leer, dat de bijzondere voor-schriften omtrent bevoegdheid in handelszaken, neergelegd in art. 310 Rtsv., ook voor den residentierechter gelden. Deze leer heeft echter, voor zoover bekend, elders nog geen ingang gevonden, al is het ook, dat de minister haar heeft gehuldigd bij zijne toelichting van de door den Raad van State ontworpen woorden.

Ook volgens de bijzondere voorschriften omtrent de bevoegdheid in handelszaken is de rechter van den gedaagde altijd bevoegd van de vordering kennis te nemen. Alleen heeft bij de Europeesche rechtbanken volgens deze voorschriften de eischer de keuze de zaak aan te brengen bij dezen of bij andere rechters.

ARTIKEL 927.

1. Tiet verzoekschrift, of liet ingevolge art. 925 tweede lid opgemaakt geschrift moet inhouden :

1°. de namen en woonplaatsen van den eischer en vanden gedaagde, alsmede, indien het verzoek door een gemachtigde wordt gedaan, van dien gemachtigde;

2°. eene aanduiding van het onderwerp der vordering en datgene wat gevorderd wordt;

3°. indien hetgeen gevorderd wordt niet bestaat in de

be-taling van eene geldsom en de bevoegdheid van den

residentie-rechter afhankelijk is van de waarde der vordering, de

schatting der waarde van het gevorderde, met betaling'van

welk bedrag, vermeerderd met de wettelijke interessen, de

gedaagde kan volstaan. Deze schatting is onnoodig, indien'aan

'Ill

Artikel 927 Rtsv.

de vordering tot opeisching van onroerend goed een