• No results found

Deze bevoegdheid geldt niet ten aanzien van den Gouverneur- Gouverneur-Generaal

2. Ook kunnen partijen zich door een raadsman doen bij-staan.

3. De machtiging wordt verleden bij ondcrhandsche of notarieele akte van algemeene of bijzondere lastgeving, bij akte van bijzondere lastgeving voor den griffier van een residentie-gerecht of mondeling ter terechtzitting, als wanneer daarvan aanteekening wordt gehouden in het proces-verbaal.

4. De gemachtigden van partijen moeten hunne woonplaats hebben binnen het rechtsgebied van den Raad van Justitie, onder welken het residentiegerecht behoort.

5. De partij, die zich door een gemachtigde doet vertegen-woordigen, wordt geacht ivoonplaats Ie hebben bij dien ge-machtigde, tenzij hij zelf binnen het rechtsgebied van den residentierechter woont of eene andere woonplaats binnen dat rechtsgebied mocht hebben gekozen.

Ingevolge het 2e. lid van art. 929 beeft de residentierechter partijen doen oproepen, ten einde te verschijnen „vergezeld van de getuigen, die zij wenschen te doen hooren en met. medebrenging van de bewijs-stukken, waarvan zij zich willen bedienen". Partijen geven in den regel in zoover aan de oproeping gevolg, dat zij ter terechtzitting verschijnen;

het medebrengen van getuigen en bewijsstukken achten zij in den regel overbodig, totdat hun ter terechtzitting de noodzakelijkheid om bewijs te leveren blijkt. Veelal boort, men dan de verklaring', dat men de bewijs-stukken wel heelt, maar ze thuis beeft gelaten, omdat men er in het geheid niet op gerekend heeft, dat de tegenpartij de feiten, die daaruit blijken,

tsa

36

Artikel 944 Rls'v.

zou durven ontkennen, of ook, omdat de r e c h t e r zelf wel weet, dat die feiten w a a r zijn, of omdat iedereen het wel weet. Om gelijksoortige redenen worden getuigen niet medegebracht, met het verschil echter, dat men deze niet evenals de bewijsstukken t h u i s heeft opgeborgen, raaar alleen verklaart wel te weten, dat er een aantal personen zijn, die k u n n e n bevestigen wat men verklaart, terwijl men het antwoord moet schuldig blijven op de vraag, wie die personen zijn en w a a r zij wonen. Dat de beste en rechtvaardigste zaken zoodoende verloren worden, is niet v r e e m d ; m a a r wat wel te verwonderen is, is dat zij, die. daardoor schade lijden, er de schuld van geven aan de. rechtspraak. Deze kan er immers wel op berekend zijn onervaren personen bij de zorg voor h u n n e belangen zooveel mogelijk- tegemoet te k o m e n ; zij kan h u n die zorg niet geheel uit de h a n d e n nemen.

Wie als partij voor den r e c h t e r verschijnen moet, beeft in de eerste plaats in het oog te houden, dat de rechter geacht wordt het recht te kennen en zich verder, voor zoover noodig voorgelicht door deskundigen, een oordeel te kunnen vormen ook over vraagstukken buiten de wet.

Overigens echter wordt bij geacht alleen die feiten te kennen, die partijen hem mededeelen en die door beiden erkend of op andere wijze ter terecht-zitting bewezen worden. Verder wordt hij geacht niets te weten, zelfs niet bekend te zijn met de meest bekende feiten uit zijne naaste omgeving.

Op e r k e n n i n g door de tegenpartij van feiten, die men zelf stelt, doet men voorzichtig zoo min mogelijk te rekenen. Integendeel zal men er op voorbereid moetim zijn door hem of door zijn gemachtigde feiten, die buiten de rechtszaal nooit betwist zijn, te hooren tegenspreken.

Men zal dus wel doen reeds bij de eerste verschijning zich zooveel mogelijk te voorzien van alle bewijsmiddelen, die k u n n e n te pas komen (*).

Wel is de rechter krachtens art. 047 vrij in zijne bevoegdheid om op verzoek van partijen de zaak uit te stellen, m a a r een uitstel, dat alleen gewenscht wordt om eene nalatigheid te k u n n e n herstellen zal hij niet licht verleenen, vooral niet indien de tegenpartij zich er tegen verzet.

Toen ik bij art. 925 over de schriftuur van eisch handelde, sprak ik over de wanschelijkheid, dat hij, die den eisch indient, hetzij dan eischer, hetzij diens gemachtigde, van de feitelijke toedracht der zaak op de hoogte is. Ditzelfde geldt natuurlijk in nog veel hoogere m a t e van partijen of h u n n e gemachtigden, w a n n e e r zij ter terechtzitting ver-schijnen. Toch komt het telkens voor, niet alleen dat zij verklaren op bepaalde vragen geen antwoord te k u n n e n geven, m a a r ook dat in den loop van het onderzoek blijkt, dat h u n n e aanvankelijk gedane mede-deelingen op vergissingen berustten, dus onjuist waren. Blijkt den rechter,

(*) Over het zegel.echt van schriftelijke he wijsstukken zie men het slot der toelichting hij art. >,m.

Op bewijsstukken, die aan zegelrecht onderworpen, maar niet < f onvoldoende gezegeld zijn, mag de rochier geen acht slaan.

37

Artikel 944 Rtsv.

dat de gemachtigde van den aard van de vordering of verwering of de daarvoor aan te voeren gronden of bewijzen onvoldoende op de hoogte is, dan is mijns inziens de aangewezen weg last te geven, dat de lastgever in persoon verschijnt. Echter zal deze eenmaal gedane mededeelingen, ook van zijn gemachtigde, niet kunnen terugnemen ten. nadeele der tegenpartij. Een uitstel tot het inwinnen van inlichtingen zal, n a a r het mij voorkomt, zoowel aan de partij als aan haren gemachtigde behooren verleend te worden, w a n n e e r deze inlichtingen betreffen punten, die n a a r aanleiding van door de tegenpartij eerst ter terechtzit-ting te berde gebrachte feiten van belang geworden zijn, of wanneer aangetoond wordt, dat hij, ten wiens behoeve het uitstel strekken moet, nog geene billijke gelegenheid gehad heeft zich die te verschallen.

De partij, die niet voldoet aan een last om in persoon te verschijnen, zal moeten beschouwd worden als niet verschenen op de terechtzitting, waarop zij persoonlijk aanwezig had moeten zijn. Intusschen kan tegen h a a r geen verstek verleend worden, omdat zij reeds vroeger bij gemachtigde verschenen was.

W a n n e e r een partij ter terechtzitting verschijnt, vergezeld van een praktizijn, wien zij nog geene schriftelijke machtiging verleend heeft, zal moeten vastgesteld worden of het hare. bedoeling is zich door dezen eenvoudig als r a a d s m a n te laten bijstaan, dan wel of zij ook bedoelt hein te machtigen om h a a r te vertegenwoordigen. Zoolang ook de partij zelf tegenwoordig is, is dit praktisch niet van belang, want wat de r a a d s m a n verklaart, wordt dan beschouwd, als verklaard door de partij zelf; m a a r w a n n e e r de zaak verdaagd wordt en op eene volgende terecht-zittieg de praktizijn alleen verschijnt, k a n hij niet optreden zonder machtiging.

Natuurlijk kan ook een gemachtigde zich door een raadsman doen bijstaan.

Bij de ter terechtzitting mondeling gegeven machtiging of bij de acte voor den griffier verleden kan ook volmacht worden gegeven om hooger beroep aan te teekenen en om ten uitvoer legging van het vonnis te verzoeken (artt. 983 en 998).

De voor den griffier van het residenticgerecht verleden acte van volmacht wordt volgens art. 1037 in originali uitgegeven. Zij is voor onvermogenden niet vrij van zegel en leges, wel de notarieele.

woonplaats te hebben, n i e t : woonplaats te hebben gekozen. De exploiten kunnen dus niet op geldige wijze gedaan worden aan de gewone wettelijke woonplaats van de partij, die buiten het rechtsgebied van den residentierechter woont. Echter k u n n e n zij wel gedaan worden aan de gekozen woonplaats in of buiten dit rechtsgebied. Natuurlijk kan de partij, hetzij zij al dan niet in het ressort van den residentie-r e c h t e residentie-r woont, woonplaats kiezen, waaresidentie-r zij wenschelijk acht, ook buiten het ressort van den rechter, b. v. bij haren gemachtigde. Bij keuze van