• No results found

Factsheet: Effecten op inlaten vanuit het hoofdwatersysteem op het beheergebied van de waterschappen

Beschrijving effecten

De waterschappen in het IJsselmeergebied hebben de mogelijkheid om in droge perioden water in te laten voor verschillende doeleinden, zoals peilhandhaving voor veiligheid (waterkwantiteit), doorspoelen (waterkwaliteit), natuurbehoud, landbouwbehoeften (beregening), industriële behoeften, enzovoorts. Waterinlaat gebeurt in het IJsselmeergebied met name op basis van vrij verval. Wanneer het meerpeil lager zakt dan het regionale waterpeil waarop ingelaten wordt, is waterinlaat onder vrij verval niet meer mogelijk. De capaciteit van het inlaten onder vrij verval neemt af als het verschil tussen boezempeil en meerpeil kleiner wordt (1).

Kwantificering effecten

In het IJsselmeergebied wordt water ingelaten naar het regionale systeem op diverse locaties. De meeste gaan onder vrij verval. Bij waterschap Drents Overijsselse Delta, Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, Wetterskip Fryslân (via hevels) en bij waterschap Amstel, Gooi en Vecht kan water worden ingelaten richting Amsterdam en Amstelland via een gemaal. De effecten van daling van het peil in IJsselmeer of Markermeer zijn per waterschap verschillend (2).

AGV

Effecten op inlaten vanuit het hoofdwatersysteem op het beheergebied van de waterschappen:

 Een uitzakkende waterstand op de meren heeft negatieve invloed op de inlaten van AGV. Bij een meerpeil lager dan -0,30 m NAP zijn maatregelen nodig om voldoende waterinlaat te regelen voor de AGV-boezems. Gezien de effecten van de wind op het peil bij de inlaten wordt al bij een meerpeil van -0,25 m NAP nagedacht over noodmaatregelen in Muiden. Voor de ‘s Gravelandsevaartboezem met zijn peil van -0,25 m NAP is uitzakking al eerder een probleem. Ten eerste wordt bij een kleiner verval de inlaatcapaciteit gereduceerd. Ten tweede is het uitzakken van de boezems niet gewenst omdat de dijken daar niet op berekend zijn (die gaan uit van streefpeil). Bovendien, als de boezem uitzakt, zorgt dit voor problemen met de waterinlaat naar de polders: verdronken inlaten (gunstig voor vis en inlaatcapaciteit) komen dan deels boven het water uit, met diverse gevolgen.

 Veel gebieden rond de Vecht zijn kwetsbare natuurgebieden die kwalitatief goed water nodig hebben. Wanneer het water in het hoofdwatersysteem (en daarmee de boezem van AGV) te zout of voedselrijk wordt, levert dit een (ongewenste) stress op voor kwetsbare natuur. In een dergelijke situatie moet een afweging gemaakt worden tussen het laten zakken van het peil of het inlaten kwalitatief minder goed water.

Effecten op doorvoer en inlaten binnen beheergebied van de waterschappen:

 De inlaten uit de boezem naar de polder hebben geen (hoogte)beperking, omdat het uitzakken van het boezemwaterpeil tot waarden onder -0,40 m NAP niet wordt gedaan (valt onder de categorie 1 verdringingsreeks).

WDOD

Effecten op inlaten vanuit het hoofdwatersysteem op het beheergebied van de waterschappen  WDOD laat op twee manieren water in: onder vrij verval en via gemalen.

 Onder vrij verval:

o In het algemeen geldt dat de meeste inlaten naar de polders in de IJssel-Vecht-Delta doorgaan bij een meerpeil van lager dan -0,30m NAP, maar de inlaatcapaciteit neemt af.

o Veen- en kleigebied rondom Mastenbroek (IJssel-Vechtdelta): de meeste duikers liggen voldoende diep. Aantal duikers liggen wel te hoog waardoor er geen of minder water kan worden ingelaten.

o Dit geldt bijvoorbeeld voor het veengebied ten westen van Staphorst (Kostverloren/ kloosterziel: een aantal inlaatduikers liggen rond NAP -0,50 m Veengebied ten westen van Staphorst. Bij Kostverloren/ kloosterziel: aantal inlaatduikers ligt rond NAP -0,50 m en hier zal dus geen of minder water kunnen worden ingelaten;

o Bij verder dalen dan -0,30 m NAP wordt het navenant moeilijker om in te laten via de inlaat Stroink en zullen noodmaatregelen mogelijk nodig blijken.

o Voor het veen- en zandgebied ten zuiden en ten zuidoosten van Staphorst (inlaat de Schans) geldt dat deze al problemen krijgt rond -0,30m NAP;

o De inlaat bij gemaal Rietberg: IJsselmeerwater dat via de Sallandse weteringen aangevoerd wordt naar een deelgebied van Salland (ten westen van Raalte). Het is onbekend waar de exacte ondergrens van deze inlaat ligt. o In het algemeen geldt dat de meeste inlaten naar de polders in de IJssel-Vecht-Delta doorgaan bij een meerpeil van

-0,50m NAP, maar de inlaatcapaciteit neemt af.

 Met behulp van gemalen wordt er water ingelaten bij gemaal Rogatsluis en gemaal Paradijssluis.

o Gemaal Rogatsluis: dit opvoergemaal had het na de zomer van 2018 moeilijk. Wateraanvoer bleef noodzakelijk en (mede door oostenwind) waren de peilen op het Meppelerdiep laag. Hier is in de zomer van 2018 tot twee keer een aanvoerstop geweest. Het gemaal kan inlaten tot ongeveer een waterstand van het Meppelerdiep van -0,45 m NAP. Deze aanvoerroute bedient ook de watervraag voor waterschappen Vechtstromen en Hunze en Aa’s (gedeeltelijk).

o Gemaal Paradijssluis (idem): dit gemaal is in staat iets langer door te malen (c.q. kan het water van dieper omhoog krijgen) echter de mogelijkheid tot aanvoeren stopt als de Meppelerdiepsluis dicht gaat. Deze sluit namelijk ook bij laag water op het Meppelerdiep om scheepvaart mogelijk te houden en infrastructuur te beschermen. Het sluitpeil van de sluis is bij een waterstand op het Meppelerdiep van -0,50 m NAP. Ook hier speelt oostenwind een grote rol. Deze aanvoerroute bedient ook de watervraag van Vechtstromen en in zeer beperkte mate Noorderzijlvest, Wetterskip en Hunze en Aa’s.

Effecten op doorvoer en inlaten binnen beheergebied van de waterschappen

1. Zie beschreven effecten op inlaat vanuit het hoofdwatersysteem op het beheergebied van de waterschappen.  Vallei en Veluwe

Effecten op inlaten vanuit het hoofdwatersysteem op het beheergebied van de waterschappen

2. Als het peil in het Marker-/Eemmeer en/of de Randmeren uitzakt, wordt het verhang tussen het binnen en buitenwater daarmee kleiner. Dit kan als gevolg hebben dat de inlaatcapaciteit afneemt. Bij uitzakken van het Eemmeer tot -0,50 m NAP is inlaten theoretisch nog mogelijk. Het is wel van belang om de bodemhoogte van de aanvoersloot, het verhang en de begroeiing in de gaten te houden (toelichting technisch manager waterschap Vallei en Veluwe). Aandachtsgebied is Oldebroek: hier treedt bij een meerpeiluitzakking vanaf -0,10 m NAP nadelig effect op: het inlaten onder vrij verval wordt dan problematisch.

Effecten op doorvoer en inlaten binnen beheergebied van de waterschappen

3. Er is genoeg verhang nodig om water voldoende ver het gebied in te krijgen. De Veluwerandmeren hebben een zomerpeil van minimaal -0,10 m NAP en het deelgebied met een inlaat onder vrij verval met het hoogste peil (Oldebroek) heeft een peil van -0,30 m NAP. Als het peil van polder Oldebroek wordt opgezet, zal de inlaatcapaciteit vrij snel afnemen.

HHNK

Effecten op inlaten vanuit het hoofdwatersysteem op het beheer-gebied van de waterschappen

4. De belangrijkste inlaten van HHNK zijn op de Schermerboezem. Aanvoer in de Schermerboezem is technisch altijd mogelijk, onder vrij verval of bij lager peil op het Markermeer door inzet van pompen bij gemaal Mantel (hogere kosten).

5. Als het verhang tussen de boezem en het IJsselmeerpeil kleiner wordt door uitzakken van het IJsselmeerpeil, is het nog onbekend welke en wanneer effecten optreden.

6. Wanneer het Markermeerpeil zakt onder deze drempelwaarde, gebruikt HHNK het gemaal Schardam als inlaatgemaal. Hiermee kan 2000 m3/min (33 m3/s) ingemalen worden. Na de realisatie van het gemaal Monnickendam kan in een dergelijke situatie nog 400 m3/min (6,7 m3/s) extra ingemalen worden.

7. Inlaten naar de polders in West-Friesland en de Wieringermeerpolder (via hevels) blijft mogelijk bij waterstanden in IJsselmeer/Markermeer van -0,50m NAP.

Effecten op doorvoer en inlaten binnen beheergebied van de waterschappen

 HHNK verwacht geen effecten op doorvoer en inlaten binnen het beheergebied bij uitzakken van het IJsselmeerpeil, hier is echter geen studie naar gedaan.

Zuiderzeeland

Effecten op inlaten vanuit het hoofdwatersysteem op het beheergebied en binnen het beheergebied van de waterschappen

 Het waterschap verwacht geen effecten door peildaling binnen het beheergebied op waterinlaatcapaciteit en doorvoer vanwege de altijd aanwezige aanvoer van kwel.

 Door het uitzakken van het peil in droge situaties, zal wateraanvoer vanuit HWS niet altijd mogelijk zijn.  De aanvoer van water gaat knellen bij waterstanden van het IJsselmeer onder de -0,30m NAP.

Wetterskip Fryslân

Effecten op inlaten vanuit het hoofdwatersysteem op het beheergebied van de waterschappen

 De inlaatcapaciteit vanuit het IJsselmeer is afhankelijk van verval. Bij het opzetten van de Friese boezem, in combinatie met oostenwind, kan dit leiden tot een inlaatbeperking. Hetzelfde geldt bij dalende waterstand op het IJsselmeer.

Effecten op doorvoer en inlaten binnen beheergebied van de waterschappen

 Kleipolders zijn vaak relatief hooggelegen. Het geringe peilverschil tussen het boezem- en polderpeil kan beperkend zijn voor inlaatcapaciteit. Daarom is maximaal een verhoging van 15 tot 20 cm van de polderwaterstand wenselijk. Bij een verhoging van meer dan 30 cm is aanvoer nauwelijks meer mogelijk. Hetzelfde is van toepassing op het verlagen van de boezemwaterstand.

 Veengebieden zijn vaak relatief laaggelegen. Maximale verhoging van het polderpeil is hier bepaald door drooglegging. Omdat veenweidegebieden vooral gebruikt worden als grasland is er een beperktere watervraag voor beregening.

 In 2019 bleek er plaatselijk wel een behoorlijke vraag naar water te zijn om percelen onder water te zetten voor de bestrijding van muizen (in korte tijd relatief veel water). De watervraag kan op zo’n moment ca 1 tot 2 m3/s bedragen. De bestrijding met

water wordt niet ingezet tijdens (dreigende) watertekorten.

Noorderzijlvest

Effecten op inlaten vanuit het hoofdwatersysteem op het beheergebied van de waterschappen

 Omdat er ingelaten wordt onder vrij verval is de capaciteit van de inlaat afhankelijk van het verhang in het systeem. Effecten op doorvoer tussen beheergebied van de waterschappen

• Noorderzijlvest heeft een complex watersysteem met meerdere boezem systemen. Bijna het gehele watersysteem is afhankelijk van inlaten onder vrij verval. Dus als het peil op de Electraboezem 3e schil (inlaat Gaarkeuken) lager is, dan heeft het direct effect op de rest van het gebied naar het oosten. Uitzakken om meer water beschikbaar te stellen voor doorvoer is daarom geen effectieve maatregel.

Vechtstromen

Effecten op inlaten vanuit het hoofdwatersysteem op het beheergebied van de waterschappen

• Het Drents Primair aanvoersysteem is afhankelijk van een netwerk van opvoerpompen bij de sluizen. Elke sluis heeft twee pompen. Beide pompen zijn nodig om te voorzien in de waterbehoefte. Als er één sluis uitvalt, heeft VS al een probleem. Het systeem is dus gevoelig voor storingen. Uitval van een enkele pomp betekent dat de aanvoer stilvalt en aanvoer naar de deelgebieden geknepen moet worden. Echter zijn er mogelijkheden om bij uitval van aanvoersystemen toch water aan te voeren. Bijvoorbeeld: bij uitval van de Hoogeveensevaart kan er water via de Drentsche Hoofdvaart, de Holther-sluis en het Linthorst-Homankanaal aangevoerd worden. Ook kan er bij uitval van pompen afgestemd kunnen worden met andere waterschappen en partijen over de inzet van een mobiele pomp.

• Effecten op doorvoer en inlaten binnen beheergebied van de waterschappen Wanneer er geknepen moet worden, moet er ook gelijktijdig geknepen worden naar de doorvoer naar beheergebieden van naburige waterschappen. Dit vergt nauwe afstemming.

Hunze en Aa’s

Effecten op inlaten vanuit het hoofdwatersysteem op het beheergebied van de waterschappen

• Voor de waterinlaat is Hunze en Aa’s afhankelijk van Wetterskip Fryslân en Waterschap Noorderzijlvest in het Noorden en de Waterschappen WDOD en Vechtstromen in het zuiden. Hier zijn tot nu toe nog geen grote problemen mee geweest, en is er ook in tijden van droogte voldoende water doorgevoerd naar Hunze en Aa’s.

Effecten op doorvoer en inlaten binnen beheergebied van de waterschappen

• Er zijn geen knelpunten in de deelgebieden met aanvoer binnen Vechtstromen. Bij vrij verval inlaten zijn geen echte beperkingen. Om de kanalen in het beheergebied op pijl te houden (tegen het droogvallen van beken), kan Sluis Delden en kan er bij Hengelo water opgevoerd worden. Op bepaalde kanaal trajecten vormt overmatige begroeiing en te ondiep profiel (door bagger ophoping) incidenteel een knelpunt.

Rijkswaterstaat

• Zie factsheet Rijkswaterstaat.

Duiding van de effecten

De bovenstaande effecten als gevolg van een peilverandering (verlaging of verhoging) t.o.v. standaard of streefpeil zijn gedefinieerd door de verschillende waterschappen. Dit is soms gedaan o.b.v. studies of metingen, maar vaak o.b.v. beheerderservaring en expertise van de waterschappers. Dit betekent dat deze effecten vaak niet feitelijk vastgesteld zijn en eerder een waarschijnlijk effect weergeven, waarbij niet altijd met zekerheid gezegd kan worden welke stijging of daling van waterpeil welk (kwantitatief) effect of schade oplevert. Hiervoor is vaak simpelweg niet genoeg informatie beschikbaar. Verwachting is wel dat de gegeven effecten verergeren met een grotere stijging of daling van het peil en dat bepaalde schade pas zal optreden bij een bepaalde afwijking van peil.

Literatuuroverzicht

 Handelingsperspectief uitzakken IJsselmeer/Markermeer (2020), Infram  Factsheets waterschappen (2020), HydroLogic, Infram, TwyntraGudde

Is het beschikbare water op de

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN