• No results found

Duinrand Noord-Holland (noordwesten en westen)

Wat kun je doen?

Deelgebied 4 Duinrand Noord-Holland (noordwesten en westen)

Toelichting interactie watersystemen (2)

 De bodems in dit deelgebied zijn zandig. De gronden bestaan uit oude strandwallen en duinafzettingen met een groot ontwaterend vermogen. In het deel tussen Alkmaar en Bergen komt ook lichte klei voor.

 De landbouw bestaat hier vooral uit bollenteelt.

 De gronden liggen op of iets boven het NAP-niveau. De polderpeilen liggen minder dan 1 meter onder NAP.

 De inlaat komt voor een belangrijk deel uit de Schermerboezem. Aan de randen van het gebied treedt kwel op vanuit de duinen. De gebieden zijn intensief gedraineerd voor het drooghouden van de bollen. In enkele gebieden hebben tuinders de mogelijkheid zelf de waterstand in de perceelsloten te sturen bij droogte.

 Hellende percelen zijn gevoeliger voor droogte, omdat wateraanvoer lastiger is en de drooglegging groter, dit speelt op enkele plaatsen in Kennemerland.

 In het noordelijk deel bij Julianadorp is sprake van verzilting van het boezemwater door spuien van de sluis bij Den Helder. Daarnaast is in dit gebied het zoet-brak grensvlak op minder dan 5 meter onder maaiveld, waardoor er risico is op verzilting via het grondwater.

Watervraag

De watervraag in deelgebied 4:  Algemeen:

o Voor bollenteelt geldt voor elk van de gebieden de wens om eens per 4 jaar de percelen te inunderen voor het bestrijden van aaltjes, dit zorgt voor een extra watervraag (om een gebied 12 weken onder water te zetten is een aantal dagen voorbereidingstijd nodig). (2)

 Het faciliteren van grondgebruik, waaronder drinkwater en beregening van akker-/tuinbouw (sportvelden en greens) (ongeveer 11,5 m3/s (1) (dit getal is weergegeven voor heel het beheergebied van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, niet alleen voor deelgebied 4)), is de grootste watervrager van het gebied.

 Ook doorspoelen tegen verzilting is een significante watervrager (1).

 Normen over chloride-concentraties van het water spelen in het Noordelijk deel van deelgebied 4 wel, in het zuidelijk deel van deelgebied 4 (Kennemerland) minder, omdat er een zoetwaterbel van de duinen ligt. (2)

Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft afspraken gemaakt over aanvoer/gebruik/onttrekking van water in Waterakkoorden en de Strategie Waterverdeling HHNK. (2)

Kwetsbaarheden en mogelijkheden (per deelgebied en gebruikerscategorie)

Deelgebied 4 heeft in 2018 geen last gehad van een watertekort. Verdroging is een kwetsbaarheid, door (2):  Onttrekking van zoetwater uit de duinen (op lange termijn kan dit zelfs tot verzilting leiden).  De zandige ondergrond (water wordt niet goed vastgehouden en zakt sneller uit).

In deelgebied 4 komt voornamelijk bollenteelt voor. Hier horen de volgende kwetsbaarheden bij (2):

 Bollen zijn zeer droogte- en chloridegevoelig/ Voorjaarsbloeiers maar groeien in een periode dat er meestal nog voldoende beregeningswater aanwezig is. Voor de zomerbloeiers geldt dat ze groeien in de zomermaanden en dus extra kwetsbaar zijn.

 De EHEC (E. coli) bacterie kan een probleem zijn bij bladgroen.

 De grond moet soms onder water gezet worden voor het bestrijden van aaltjes, dit gebeurd één keer per vier jaar.

Wat kun je doen?

Door de agrarische sector wordt zowel onderzoek als concrete maatregelen uitgevoerd om de kwetsbaarheid te verminderen (2):

 Boeren zetten op diverse plaatsen in op structuurverbetering van de grond, zodat deze beter water kan vasthouden en minder snel uitdroogt. Dit kan bijvoorbeeld het organisch stofgehalte te verhogen (bv via compost of groenbemesters), maar ook door het vermijden van verdichting van de bodem als gevolg van zware machines (zie deltafact “bodem als buffer”, STOWA 2015).

 Het project Spaarwater wordt ook hier ingezet als pilotproject. Hier wordt systeemgerichte drainage onderzocht, met als doel bodemdaling te vertragen. Het sturen van het grondwater via peilgestuurde drainage is een mogelijk kansrijke methode om verdroging van planten te voorkomen

 Er is een watercommissie die de verzilting meet en geregeld overleg heeft met het waterschap. Er lopen diverse projecten over efficiënt beregenen en doorspoelen. In de kinderschoenen staat nog een uitvinding om de zouttong tegen te houden.

Deelgebied 5 – verschillende veen- en kleigronden in Noord-Holland, Friesland, Groningen en Overijssel

Toelichting interactie watersystemen (2)

 Deze gebieden bestaan uit laagveen en zware klei en worden gedomineerd door grasland met her en der een perceel met snijmais dat dient als veevoeder.

 De gronden zijn in het algemeen slecht doorlatend en hebben een dicht patroon van sloten voor afwatering. De drooglegging varieert tussen de gebieden. Zo is in Friesland de drooglegging gemiddeld wat groter, mede door de grotere percelen.

 Om bodemdaling tegen te gaan wordt op diverse plaatsen het zomerpeil opgezet, zodat de percelen zo nat als mogelijk blijven en minder veenoxidatie plaats vindt.

 De gebieden in Noord-Holland, Friesland en Groningen krijgen hun water via de boezemsystemen van respectievelijk HHNK, Wetterskip Fryslân en waterschap Noorderzijlvest. De landbouwgebieden in Noordwest-Overijssel krijgen inlaatwater uit het boezemsysteem Kop van Overijssel, waarvan het water wordt ingelaten bij gemaal Stroink. Het veengebied in de IJssel-Vecht Delta, zoals de polder Mastenbroek, krijgt inlaat vanuit het hoofdwatersysteem zelf. Waterschap Drents Overijsselse Delta reguleert dit.

Watervraag

De watervraag in deelgebied 5:  Algemeen:

o Voor alle gebieden is peilhandhaving een belangrijke watervrager (1).

o Natura2000 gebied zijn grote watervragers: o.a. de meren/veenmoerasgebieden, zoals de Wieden-Weerribben. (2)  Noord-Holland

o De waterbehoefte is in de zomer erg groot. (2)

o Het faciliteren van grondgebruik, waaronder drinkwater en beregening van akker-/tuinbouw (sportvelden en greens) (ongeveer 11,5 m3/s (1) (dit getal is weergegeven voor heel het beheergebied van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, niet alleen voor

deelgebied 5)), is de grootste watervrager van het gebied.

o Grasland wordt niet beregend (1).

o Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft afspraken gemaakt over aanvoer/gebruik/onttrekking van water in Waterakkoorden en de Strategie Waterverdeling HHNK. (2)

 Friesland

o De watervraag voor beregening van grasland en mais is maar een klein deel van de volledige watervraag, namelijk 5,6 m3/s (1), (dit getal is weergegeven voor heel het beheergebied van Wetterskip Fryslân, niet alleen voor deelgebied 5).

o De grootste watervrager is veiligheid van het hofdsysteem. (1)  Groningen

o De watervraag voor beregening van gras en mais is maar een klein deel van de volledige watervraag, namelijk ongeveer 0,7 m3/s (1) (dit getal is weergegeven voor heel het beheergebied van Waterschap Noorderzijlvest, niet alleen voor deelgebied 5).

o Andere watervragers zijn beregening van akker-/tuinbouw, doorspoeling tegen verzilting en verontreiniging en veiligheid hoofdsysteem (1).

 Overijssel

o De beregening van gras en mais is een van de grotere watervragers, namelijk 1,1 m3/s (1) (dit getal is weergegeven voor heel het

beheergebied van het voormalige Waterschap Reest en Wieden, niet alleen voor deelgebied 5).

o Een overige watervrager (die ongeveer gelijk zijn aan beregening van gras en mais) is veiligheid hoofdwatersysteem. (1) Serviceniveaus m.b.t. waterkwaliteit:

 Wetterskip Fryslân heeft geen harde afspraken over het service niveau. Zij streven naar een zoutgehalte van 600- 800 mg/l in de hoofdwatergangen in de poldersystemen. Voor de boezem ligt de streefwaarde op 300 mg/l bij Kiesterzijl. (2)

Kwetsbaarheden en mogelijkheden (per deelgebied en gebruikerscategorie)

Deelgebied 5 heeft een ondergrond van zware klei of veen, hier horen de volgende kwetsbaarheden bij (2):  Hoogteverschillen in het veen maken het gebied kwetsbaar.

 Verdichting van de bodem (op zware bodems) is een natuurlijk proces, hierdoor kan de bodem minder water vasthouden (minder ruimte voor water). Bodemdaling hangt hier mogelijk mee samen. Het gebruik van zware machines kunnen van invloed zijn op de bodemverdichting.

 Noord-Holland

o Bodemdaling door veenoxidatie: de drooglegging van veen is 30-40cm.  Friesland

o De zouttong bij sluis Harlingen trekt steeds verder de boezem in. Dit veroorzaakt verzilting van de boezem en aanliggende polders.

o Verzilting dichtbij de Waddenzeekust door bodemdaling (i.v.m. gaswinning (noordoosten) en zoutwinning (noordwesten)), echter speelt dit meer bij deelgebied 2.

 Groningen

o Verzilting dichtbij de Waddenzeekust door bodemdaling (i.v.m. gaswinning).  Overijssel

o Bodemdaling door veenoxidatie

o Wegzijging uit veenweidegebied naar NOP van Flevoland In deelgebied 5 komt voornamelijk grasland voor. De kwetsbaarheden hiervan zijn (2):

 Er kan verdroging en aantasting van de wortels optreden. Echter kan (afhankelijk van het soort) gras na uitdroging vaak relatief makkelijk weer verder groeien.

 Muizenplagen moeten bestreden worden om aanvreting van graszoden te voorkomen, d.m.v. onder water zetten land (in Friesland, het gebruik van gif korrels is verboden).

Wat kun je doen?

Tijdens de droogte van 2018 en andere droge periodes zijn de volgende maatregelen door landbouwers toegepast (2):

 Het zelf beheren van het oppervlaktewater door hevels en soms stuwen zelf in beheer te hebben. Hiermee kan water langer worden vastgehouden in de haarvaten/perceelsloten. Dit komt nog sporadisch voor, aangezien er de vrees bestaat dat er inundaties ontstaan als er plots een piekbui valt.

 In 2018 is in Friesland een volledig beregeningsverbod ingesteld voor grasland.

Daarnaast wordt door de agrarische sector zowel onderzoek als concrete maatregelen uitgevoerd om de kwetsbaarheid te verminderen (2):  Boeren zetten op diverse plaatsen in op structuurverbetering van de grond, zodat deze beter water kan vasthouden en minder snel

uitdroogt. Dit kan bijvoorbeeld het organisch stofgehalte te verhogen (bv via compost of groenbemesters), maar ook door het vermijden van verdichting van de bodem als gevolg van zware machines (zie deltafact “bodem als buffer”, STOWA 2015).

 Zoet op zout Lauwersmeer: activiteiten die het verziltingsrisico verminderen worden in samenhang en op grote schaal onderzocht en gedemonstreerd in een pilot op polder-/bedrijfsschaal in een verziltingsgevoelig gebied, waaronder ondergrondse opslag van zoetwater, zouttolerrante gewassen, verbeteren doorspoelen, participatief monitoren.

 Er worden volop proeven gedaan met drukdrainage om het grondwaterpeil ook in het midden van de percelen voldoende hoog te houden.  Er wordt onderzoek gedaan naar de oorzaak van de explosie in muizenpopulatie. Als de oorzaak hiervan bekend is kan mogelijk de watervraag voor de bestrijding van de muizenplagen verminderd worden, wat het gebied weer minder afhankelijk van zoetwater en kwetsbaar maakt.

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN