• No results found

3 Effecten op verzilting en doorwerking op inname drinkwater bij Andijk

3.1 Beschrijving effecten

In droge periodes kunnen de chlorideconcentratie en de gehalten aan verontreinigingen toenemen in vooral het IJsselmeer. Wanneer er meer water beschikbaar komt moet een afweging gemaakt worden tussen het gelijk weer op streefpeil brengen of het doorspoelen van het meer (voor zover mogelijk). Daarbij is vooral de waterkwaliteit rond het innamepunt voor drinkwater bij Andijk van belang. In augustus 2018 liep de verzilting van het IJsselmeer op tot boven de normen voor inname van water bedoeld voor productie van drinkwater, waardoor maatregelen getroffen zijn ten behoeve van de productie van drinkwater bij Andijk.

Via de spui- en schutsluizen in de Afsluitdijk komt zout water het IJsselmeer binnen. Dit zoute water wordt opgevangen in zoutvangen (diepe kuilen in de meerbodem net achter de spuisluizen, waar het zwaardere zoute water in zakt). Zolang er voldoende zoetwater aangevoerd wordt, zal het zoute water via spuien effectief geloosd worden, indien er nog zout water aanwezig is in de zoutvangen. Wanneer de zoutvangen vol zitten en overlopen, verspreidt het zout zich in de rest van het IJsselmeer. Turbulente stroming door harde wind kan bijdragen aan de verspreiding van zout, dit speelt echter met name bij diepgelegen delen van het IJsselmeer en niet zo zeer bij de diepe kuilen achter de spuisluizen (expert verzilting RWS).

Beschrijving zomer 2018 verschillende fasen

Juli 2018

o Zout dringt onopgemerkt in vanuit de Afsluitdijk

o Werd vermoedelijk in de buurt van de Afsluitdijk gehouden door de wind. Augustus – september 2018

o Zout verspreidt zich in het IJsselmeer: eerst is er nog onderscheid zoete en zoute bellen o Zout blijft binnendringen in grote hoeveelheden

Oktober – november 2018

o IJsselmeer mengt zich vrijwel volledig (ruimtelijke patronen verdwijnen) o Zout blijft in minder grote hoeveelheden binnendringen

December 2018 – maart 2019

o IJsselmeer ontzilt langzamerhand door aanvoer zoetwater via de IJssel. o Eind maart2019 daalde de chlorideconcentratie bij Andijk onder de 150 mg/l.

In de zomer van 2018 oversteeg de watervraag en verdamping het zoetwateraanbod. Hierdoor werd de bandbreedte tot -0,30 m NAP vrijwel geheel benut (laagste meerpeil was -0,27 m NAP in augustus). Er werd ook een spuistop ingelast van 1-7-2018 tot 21-8-2018. 21 augustus werd besloten de spuistop op te heffen door de extra gevallen neerslag en (mogelijke) extra aanvoer vanuit de IJssel en omringende waterschappen (mondelinge toelichting peilbeheerder IJsselmeergebied). Hierdoor zakte het peil wel maar dit was wel bevorderlijk voor de waterkwaliteit.

Tijdens de droogte van 2018 is het beheer gericht geweest op zoetwater vasthouden en is er niet gespuid. Omdat er langere tijd niet gespuid kon worden, liep de chlorideconcentratie door lek- en schutwater op. De zoutvangen liepen over en de standaardmonitoring is niet ingericht op het vroegtijdig signaleren van het overlopen van de zoutvangen. Door het overlopen van de zoutvangen verspreidde en mengde het zout door het gehele IJsselmeer. De chlorideconcentratie werd met name bepaald door trage stroomsnelheden en spuien, waarbij de wind dominant was voor de verspreiding over het IJsselmeer (toelichting expert RWS). Dit leidde tot stijging van de chlorideconcentratie in het IJsselmeer op diverse locaties (ook bij Andijk) tot boven de 150 mg/l. Ook speelde de lage afvoer van de IJssel en de relatief hoge concentratie van chloride in het Rijnwater een rol in de toename van de chlorideconcentratie. Daarnaast was de bijdrage door zoute kwel marginaal (expert verzilting RWS). De verzilting van het IJsselmeer tijdens de droogte van 2018 leidde onder andere tot een innamestop bij Andijk.

De effecten op verzilting en de waterkwaliteit rondom Andijk bij verder uitzakken van het peil van het IJsselmeer (< -0,27 m NAP) zijn nog niet volledig in kaart gebracht. Een lager peil leidt tot meer zoutbezwaar vanuit de Waddenzee (het verhang bij hoogwater is groter). Daarnaast leidt een lager peil tot een vermindering van spuieffectiviteit (het verhang bij laagwater is kleiner, wat leidt tot lagere stroomsnelheden en kleinere spuivensters) (expert verzilting RWS). Het verder uitzakken van het peil leidt waarschijnlijk ook tot ecologische effecten, deze zijn echter nog niet voldoende in kaart gebracht (expert verzilting RWS). Bij verder uitzakken van het peil vermindert het totale watervolume in het IJsselmeer. Dit leidt tot een stijging van de chlorideconcentratie. Het aantal mg chloride blijft namelijk gelijk in een verminderd volume.

Naast deze oorzaken heeft ook klimaatverandering (m.n. zeespiegelstijging) effect op de chlorideconcentratie, zowel in het IJsselmeer als in het Markermeer (kennisdocument strategieontwikkeling 2014).

De handleiding verdringingsreeks (2019) geeft vijf typen relevante wettelijke normen voor chloride en natrium in relatie tot drinkwaterlevering:  Normen voor oppervlaktewaterlichamen.

Waterkwaliteitseis voor waterwinlocaties in oppervlaktewaterlichamen voor chloride van max 150 mg/l en voor natrium van max 120 mg/l. Dit is geregeld in het Besluit kwaliteitseisen monitoring waterkwaliteit (art. 2.10 Waterwet, art. 12 en bijlage III Bkmw 2009). Bij deze locaties mag geen zodanige achteruitgang van de waterkwaliteit plaatsvinden, dat als gevolg daarvan de zuiveringslast omhoog gaat (art. 12a Bkmw 2009). Verantwoordelijke is de oppervlaktewaterbeheerder, i.c. Rijkswaterstaat (Rijn en Maas) en waterschap Hunze en Aa’s

 Normen voor in te nemen oppervlaktewater waarmee drinkwater wordt geproduceerd.

Kwaliteitseis voor chloride van max 150 mg/l en voor natrium van max 120 mg/l voor in te nemen oppervlaktewater (geregeld in artikel 16 en tabel 5 van de Drinkwaterregeling (Dwr). Behoudens ontheffing is het aan het drinkwaterbedrijf niet toegestaan om drinkwater te produceren van oppervlaktewater dat niet aan deze eisen voldoet.

 Normen voor het infiltreren van oppervlaktewater.

Op basis van het Infiltratiebesluit van de Wet bodembescherming mag 70 dagen per jaar water ingelaten worden uit oppervlaktewater om te infiltreren boven 1) 120 mg natrium per liter, met een dagmaximum van 180 mg/l en 2) boven 200 mg chloride per liter, met een dagmaximum van 300 mg/l. Het gaat hierbij om de waarde zoals gemeten bij het innamepunt.

 Normen voor drinkwater.

Bedrijfstechnische parameter (indicator) voor chloride in het drinkwater van max 150 mg/l (jaargemiddelde) (tabel IIIa bijlage A Drinkwaterbesluit). Deze norm heeft niet een primair gezondheidskundige betekenis maar dient om corrosievorming e.d. tegen te gaan. Voorts een organoleptische/ esthetische parameter (indicator) voor natrium van 150 mg/l als jaargemiddelde (maximum 200 mg/l), ook deze heeft niet een primair gezondheidskundige betekenis maar betreft geur en smaak en bescherming van goederen en gewassen. Verantwoordelijke is het drinkwaterbedrijf. Als het drinkwater niet aan deze eisen voldoet dient het drinkwaterbedrijf herstelmaatregelen te nemen tenzij de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) van oordeel is dat er geen gevaar is voor de volksgezondheid.

NB: De EU Drinkwaterrichtlijn (1998) vereist voor drinkwater een maximum van 250 mg/l voor chloride en een max van 200 mg/l voor natrium. Dit zijn geen (primair) gezondheidskundige normen maar waarden die uitsluitend behoeven te worden vastgesteld voor controledoeleinden en om te voldoen aan de verplichting van art. 8 (art. 5 lid 2 laatste zin en bijlage I, deel C rl). Art. 8 lid 6 rl bepaalt dat wanneer niet wordt voldaan aan de parameterwaarden of specificaties in bijlage I, deel C, de lidstaten na moeten gaan of dit 1) een risico voor de volksgezondheid oplevert en 2) maatregelen getroffen moeten worden om de waterkwaliteit te herstellen wanneer dat met het oog op de bescherming van de volksgezondheid noodzakelijk is. Bijlage I, deel C rl bevat de indicatorparameters met max waarden voor chloride van 250 mg/l (waarbij het water niet agressief mag zijn) en voor natrium 200 mg/l. Deze indicatorparameters zijn dus te onderscheiden van de (primair gezondheidskundige) microbiologische parameters van deel A van bijlage I rl en de chemische parameters van deel B van bijlage I.

 Internationale Rijnverdragen.

In de verdragen ter bescherming van de Rijn uit 1976 en 1991 is opgenomen dat de maximale dagwaarde op de Nederlands-Duitse grens 200 mg/l chloride mag bedragen.

De handleiding verdringingsreeks (2019) beschrijft een werkversie voor de beleidsregel Normering Verzilting Drinkwater. Het doel van deze beleidsregel is om voor chloride en natrium beter te kunnen afwegen wanneer mogelijk de leveringszekerheid van de drinkwatervoorziening in het geding kan komen en hoe om te gaan met tijdelijke overschrijding van de kwaliteitseisen voor oppervlaktewater waaruit ruw water voor de drinkwaterwinning wordt gewonnen.

Er zijn verschillende normen voor chloride en natrium in verschillende wet- en regelgeving voor het in te nemen water of voor het drinkwater zelf. Natrium staat hierbij meestal in een bepaalde min of meer vaste verhouding tot chloride.

De chloridenormen betreffen overwegend jaargemiddelde normen en/of dagmaxima. Deze normen hebben niet een primair gezondheid beschermende functie en mogen niet als harde kwaliteitseis worden uitgelegd, omdat anders bij overschrijding de continuïteit van de drinkwatervoorziening onnodig in gevaar kan komen. Bij overschrijding van deze normen is het ingewikkeld om aan te geven wanneer de leveringszekerheid in het geding komt en er dus maatregelen nodig zijn, omdat op de dag van overschrijding het onbekend is hoe de concentratie zich de rest van het jaar zal ontwikkelen. Als de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) van oordeel is dat er een gevaar voor de volksgezondheid optreedt, zijn herstelmaatregelen nodig. Of herstelmaatregelen nodig zijn hangt onder meer van de dreiging en verwachte duur van de overschrijding en eventuele risico’s voor de volksgezondheid, voor de smaak (en perceptie van de betrouwbaarheid van het drinkwater) en voor goederen en gewassen af.

De beoogde nieuwe beleidsregel beoogt een beeld te geven van hoe het bevoegd gezag de verschillende normen zal interpreteren wanneer overschrijding van normen dreigt. De beleidsregel is nog in ontwikkeling. In de werkversie van 1 april 2019 wordt voorgesteld om een dagwaarde hoger dan de jaargemiddelde norm toe te staan voor maximaal 30 dagen bij het drinkwaterinnamepunt, met een maximum dagwaarde van 200 mg chloride en/of natrium per liter, mits aan de jaargemiddelde norm wordt voldaan. In deze situatie zijn geen aanvullende voorzorgsmaatregelen nodig. Voor ecologische doeleinden liggen de toelaatbare jaargemiddelde chlorideconcentraties op de meeste onttrekkingslocaties bovendien hoger. De ecologische normen zijn geen harde kwaliteitseis; bij incidenten kan van de ecologische normen gemotiveerd worden afgeweken.

Wanneer overschrijding van de jaargemiddelde norm of de 30 dagenperiode bij het drinkwaterinnamepunt dreigt, dient het drinkwaterbedrijf contact op te nemen met de toezichthouder ILT en de oppervlaktewaterbeheerder. De ILT bekijkt in overleg of er maatregelen nodig zijn.

3.2 Kwantificering effecten bij waterstand/duur/frequentie

De effectieve maatregelen om verzilting te voorkomen beperken zich tot het regelmatig spuien, zoutwaterafvoersystemen in de zoutvangen en het afsluiten van de noordelijke en zuidelijke deuren van de kolken (expert verzilting RWS). “Spuien alleen is niet voldoende, het moet met enige regelmaat

worden gedaan. De frequentie hangt af van de omvang van de lekkages (in relatie tot hoe snel de zoutvangen zich weer vullen)” (expert verzilting RWS). Ook is

(soort hevel) kunnen worden versterkt met pompen en zo zout water afvoeren” (expert verzilting RWS). Deze maatregelen hebben in periode van droogte

een significant effect op het peil. Daarbij is het zaak om de noordelijke en zuidelijke deuren van de kolken goed af te sluiten om lekkages te verminderen. Als het IJsselmeer eenmaal verzilt is, is de enige effectieve maatregel het meer doorspoelen (doorlooptijd van 3 tot 6 maanden). Door het marginale effect van maatregelen is het zeer van belang om zoveel mogelijk verzilting van het IJsselmeer te voorkomen. Lekkages door de spuisluizen bij langdurig niet spuien zijn groter dan verwacht (op basis van metingen RWS 2018). Het is van belang dat tijdig wordt gedetecteerd of de zoutvangputten gaan overstromen om ze tijdig leeg te spuien (expert verzilting RWS).

In figuur 1 is de chlorideconcentratie van januari 2018 tot en met april 2019 weergegeven. Hieruit blijkt dat er circa 6 tot 8 weken (visuele schatting) overschrijding van de beoogde 200 mg/l.

Figuur 1: De effecten van verder uitzakken dan -0,30m NAP zijn niet goed bekend. “Als het peil blijft zakken door de watervraag (en bijdrage van verdamping), dan nemen de lekkages bij de spuisluizen toe (verhang tussen de Waddenzee en het IJsselmeer bij hoogwater

De norm voor inname en drinkwater wordt in het W+ scenario soms overschreden in het IJsselmeer. De inname norm van 200 mg/l (RIWA, 2009), wordt in 1 van de 11 weergegeven jaren overschreden. De drinkwaternorm wordt in 4 van de 11 jaren overschreden (150 mg/l, RIWA 2009). Overigens wordt in de studie van het RIWA (2009) in 2050 een kans van 1% overschrijding van de inname norm en 4% van de drinkwaternorm genoemd, dit is lager dan in de hier samengevatte studie van Deltares.

3.3 Duiding van de effecten

De effecten van verder uitzakken dan -0,30m NAP zijn niet goed bekend. “Als het peil blijft zakken door de watervraag (en bijdrage van verdamping), dan nemen de lekkages bij de spuisluizen toe (verhang tussen de Waddenzee en het IJsselmeer bij hoogwater neemt toe) en de spuieffectiviteit neemt af (verhang bij laagwater neemt af wat leidt tot lagere stroomsnelheden bij het spuien en kortere spuivensters)” (expert verzilting RWS). Als de daling van het meerpeil wordt veroorzaakt door te blijven spuien in droge situaties, dan zal de verzilting minder groot zijn. Dit maakt dat de mate van verzilting mede afhankelijk is van beheer- en beleidskeuzes die worden gemaakt in een dergelijke situatie.

In geval van peilopzet tot +0.10 m NAP neemt de verblijftijd in het IJsselmeer en Markermeer toe, omdat het water wordt vastgehouden. Door de eventuele aanvoer chloride uit de Flevopolders, Noordzeekanaal, de IJssel en Waddenzee kan het chloridegehalte oplopen. Aanbeveling naar aanleiding van de droogte 2018 is te investeren in het voorkomen van zoutindringing en daarvoor desnoods extra water in te zetten. Herstel vergt een lange periode van doorspoeling. De zoutindringing vanuit de Waddenzee wordt inmiddels aangepakt.

Bronnen

 RIWA; Baggelaar, P.K., Van der Meulen, E.C.J., 2009. Historische en toekomstige ontwikkelingen chloridebelasting in het traject Lobith tot Andijk. Vereniging van Rijnwaterbedrijven.

 Boderie, Bonte en Oude Essink. Deltares, 2012. Effect peilvariaties op zoutbelasting Markermeer en IJsselmeer. Kenmerk 1204495-004-VEB- 0003-vj.

 Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat; Kort. B. en Hoppenbrouwers, M., 15-05-2019. ‘Handleiding verdringingsreeks: informatie voor waterbeheerders bij toepassing van de verdringingsreeks voor oppervlaktewateren volgens artikel 2.1 Waterbesluit’.

 Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat; 04-04-2019. ‘Rapport eerste fase beleidstafel droogte’.  Deltaprogramma IJsselmeergebied, 2014. ‘Kennisdocument strategieontwikkeling IJsselmeergebied’.  Deltaprogramma IJsselmeergebied, 2014. ‘Synthesedocument IJsselmeergebied Achtergronddocument B5’.  Rijkswaterstaat; de Vrieze, T. 22-05-2019. Presentatie ‘Droogte zomer 2018 en vervolg’.

 Rijkswaterstaat, Friocourt, Y. 23-05-2019. Presentatie ‘IJsselmeer: verzilting 2018-2019. Bevindingen, lessen en vooruitblik’.  Rijkswaterstaat, de Witte, B. 23-05-2019. Presentatie ‘Maatregelen verziltingsbestrijding 2018/2019 IJsselmeergebied’.  Rijkswaterstaat, Burgers, R. 18-02-2019. Presentatie ‘Verzilting IJsselmeer AO’.

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN