• No results found

Ervaringen van rechtzoekenden met strafrechtelijke instanties De respondenten is gevraagd naar hun ervaring met het Openbaar Ministerie, Nederlandse

In document Klachten tegen niet-vervolging (pagina 149-156)

rechters en het Nederlandse strafrechtssysteem. Voor elke strafrechtelijke instantie zijn dezelfde stellingen gebruikt om ervaringen met de verschillende instanties te vergelijken.

De respondenten is gevraagd naar het vertrouwen in de instantie (‘Ik heb vertrouwen in de instantie’, en ‘Ik vertrouw erop dat de instantie het juiste doet’), ervaren procedurele rechtvaardigheid door deze instantie (‘De instantie beschermt de rechten van slachtoffers op een goede manier’, ‘De instantie is onpartijdig’, ‘De instantie handelt zorgvuldig’, en

‘De instantie behandelt mensen op een goede wijze’), en naar de afstand die ze ervaren tot de instanties (‘Ik ervaar een grote afstand tussen de instantie en mij’). Dit resulteerde in zeven stellingen waarbij respondenten konden aangeven op een 7-puntsschaal of ze het er geheel mee oneens tot geheel mee eens waren. Tevens is respondenten gevraagd om een rapportcijfer van 1 tot 10 te geven aan de strafrechtelijke instantie.

6.6.1 Openbaar Ministerie

In Tabel 6.13 is te zien dat de grootste groep respondenten aangaf geen vertrouwen in het OM te hebben (36%). Respondenten zijn meer verdeeld over het vertrouwen dat het OM het juiste doet. De grootste groep respondenten gaf aan geen vertrouwen te hebben (25%), terwijl een substantieel deel neutraal antwoordde (18%).

Respondenten ervaren over het algemeen weinig procedurele rechtvaardigheid. De grootste groep respondenten gaf aan dat het OM de rechten van slachtoffers niet op een goede manier beschermt (42%). Daarbij is de grootste groep respondenten van mening dat het OM niet zorgvuldig handelt (30%). Respondenten zijn meer verdeeld over de stelling dat het OM onpartijdig is; de grootste groep respondenten (25%) gaf hierop een neutraal antwoord. Op de stelling dat het OM mensen op een goede wijze behandelt zijn respon-denten ook verdeeld; de grootste groep responrespon-denten gaf aan het hier niet mee eens te zijn (29%), een kwart van de respondenten gaf aan neutraal te zijn hierover. De grootste groep respondenten gaf aan een grote afstand te ervaren tot het OM (35%).

Het rapportcijfer (dat werd gemeten op een 10-puntsschaal) dat het OM gemiddeld kreeg van de respondenten is een 4.16. Dit rapportcijfer hangt sterk positief samen met het vertrouwen en ervaren procedurele rechtvaardigheid, r = .76 (p < .001) en r = .83 (p <

.001) respectievelijk. Het rapportcijfer hangt negatief samen met de ervaren afstand, r = -0.19 (p = .003). Dit duidt er op dat hogere mate van vertrouwen en ervaren procedurele rechtvaardigheid samengaat met hogere cijfers, en voorts dat bij meer ervaren afstand de rapportcijfers lager waren.

Het onvoldoende rapportcijfer voor het OM wordt geïllustreerd door antwoorden op de open vraag naar de ervaringen van respondenten met betrekking tot hun zaak: ‘Geen gevoel serieus genomen te worden door het OM, wel door de politie’, ‘Het valt me tegen en heb het idee dat mijn aangifte niet serieus gelezen/genomen is. En het OM deze “door-geschoven” heeft’.

Ervaring met het Openbaar Ministerie Tabel 6.13

geheel mee eens geheel mee oneens

De volgende stellingen gaan over het Openbaar Ministerie (de officier van justitie die in uw zaak besloot tot niet-vervolging vertegenwoordigde in uw

Ik heb vertrouwen in het Openbaar Ministerie

Het Openbaar Ministerie beschermt de rechten van slachtoffers op een goede manier

Ik vertrouw erop dat het Openbaar Ministerie het juiste doet

Het Openbaar Ministerie is onpartijdig

2.82

Het Openbaar Ministerie handelt zorg-vuldig mensen op een goede wijze

4.95

Ik ervaar een grote afstand tussen het Openbaar Ministerie en mij

Gemiddelde: 4.16 (SD = 2.08) Ik geef het Openbaar Ministerie het

vol-gende rapportcijfer:

6.6.2 Nederlandse rechters

In Tabel 6.14 worden de resultaten voor de Nederlandse rechters weergegeven. Respon-denten zijn verdeeld over het vertrouwen dat ze hebben in Nederlandse rechters. De grootste groep respondenten gaf aan neutraal te zijn wat betreft het vertrouwen in Nederlandse rechters (24%); een substantieel deel van de respondenten gaf aan (enigszins) vertrouwen te hebben in Nederlandse rechters (17% en 18% respectievelijk). Respondenten zijn ook verdeeld over het vertrouwen dat Nederlandse rechters het juiste doen. De grootste groep respondenten gaf aan neutraal te zijn (20%); een substantieel deel gaf aan enigszins of geheel vertrouwen te hebben dat Nederlandse rechters het juiste doen (19%

en 17% respectievelijk).

Respondenten zijn verdeeld over de ervaren procedurele rechtvaardigheid. De grootste groep respondenten antwoordde neutraal op de stelling dat rechters de rechten van slachtoffer op een goede manier beschermen (27%). De grootste groep respondenten is neutraal ten opzichte van de onpartijdigheid van Nederlandse rechters (24%). Tevens is de grootste groep respondenten het enigszins eens met de stelling dat Nederlandse rechters zorgvuldig handelen (21%) en antwoordde een substantieel deel (20%) neutraal op deze stelling. Op de stelling dat rechters mensen op een goede wijze behandelden zijn respon-denten ook verdeeld; de grootste groep antwoordde neutraal (22%). Responrespon-denten waren verdeeld over de ervaren afstand tot Nederlandse rechters. De grootste groep respondenten gaf hierop een neutraal antwoord (21%), terwijl een substantiële groep aangaf veel afstand te ervaren (20%).

Het rapportcijfer dat Nederlandse rechters gemiddeld kregen van de respondenten is een 5.77. Dit rapportcijfer hangt sterk samen met het vertrouwen en ervaren procedurele rechtvaardigheid, r = .81 (p < .001) en r = .88 (p < .001) respectievelijk. Het rapportcijfer hangt negatief samen met de ervaren afstand, r = -0.31 (p < .001). Dit duidt erop dat hogere mate van vertrouwen en ervaren procedurele rechtvaardigheid samengaat met hogere cijfers, en voorts dat bij meer ervaren afstand de rapportcijfers lager waren.

Het rapportcijfer voor de Nederlandse rechters is een kleine voldoende. Aangezien respondenten nog geen ervaring hebben met de Nederlandse rechters in hun zaak kunnen deze cijfers deels verklaard worden door een algemene ontevredenheid over de periode voor het starten van de beklagprocedure. In de open vraag naar de verwachtingen over de klacht wordt een enkele keer openlijk kritiek geuit op de rechters: ‘Met dezelfde rechter als de vorige keer heb ik geen positieve verwachtingen’. In de open vragen naar de ervarin-gen en de verwachtinervarin-gen met betrekking tot de klacht wordt juist regelmatig benoemd dat klagers toetsing door de rechter wensen: ‘ik eis toetsing van de rechter en ik vind dat de OvJ zijn opsporingsambtenaren laat vallen als een baksteen als hij niet tot vervolging overgaat’, ‘Ik heb het vertrouwen erin dat de rechter mijn schadeclaim toekent ten nadele van de dader’, ‘Het gaat om vaststelling door het OM dat mijn cliënten een strafbaar feit hebben gepleegd. Mijn cliënten wensen de vaststelling of zij een strafbaar feit hebben gepleegd overlaten aan de rechter’.

Ervaring met Nederlandse rechters Tabel 6.14

geheel mee eens geheel mee oneens

De volgende stellingen gaan over Nederlandse rechters (waaronder de strafrechter die straks uw klacht tegen niet-vervolging beoordeelt):

Ik heb vertrouwen in Nederlandse rech-ters

Rechters beschermen de rechten van slachtoffers op een goede manier

geheel mee eens geheel mee oneens

De volgende stellingen gaan over Nederlandse rechters (waaronder de strafrechter die straks uw klacht tegen niet-vervolging beoordeelt):

Ik vertrouw erop dat Nederlandse rech-ters het juiste doen men-sen op een goede wijze

4.60(1.90)

Ik ervaar een grote afstand tussen Nederlandse rechters en mij

Gemiddelde: 5.77 (SD = 2.09) Ik geef Nederlandse rechters het

vol-gende rapportcijfer:

6.6.3 Nederlands strafrechtssysteem

In Tabel 6.15 is te zien dat de grootste groep respondenten aangaf geen vertrouwen te hebben in het Nederlandse strafrechtssysteem (22%). De grootste groep respondenten gaf echter aan het enigszins eens te zijn met de stelling dat ze vertrouwen hebben dat het strafrechtssysteem het juiste doet (20%).

Respondenten zijn verdeeld over de ervaren procedurele rechtvaardigheid met betrekking tot het Nederlandse strafrechtssysteem. De grootste groep respondenten gaf aan dat het strafrechtssysteem de rechten van slachtoffers niet op een goede manier beschermt (20%). De grootste groep respondenten is neutraal ten opzichte van de onpar-tijdigheid van het strafrechtssysteem (24%). Tevens is de grootste groep respondenten neutraal ten opzichte van de stelling dat personen die binnen het Nederlandse strafrechts-systeem werken zorgvuldig handelen (30%) en mensen op een goede wijze behandelen (31%). Respondenten waren verdeeld over de ervaren afstand tot het Nederlandse straf-rechtssysteem. De grootste groep respondenten ervaart een grote afstand (25%); 20% ant-woordde neutraal.

Het rapportcijfer dat het Nederlandse strafrechtssysteem gemiddeld kreeg van de res-pondenten is een 5.09. Dit rapportcijfer hangt sterk samen met het vertrouwen en ervaren procedurele rechtvaardigheid, r = .76 (p < .001) en r = .85 (p < .001) respectievelijk. Het rapportcijfer hangt negatief samen met de ervaren afstand, r = -.16 (p = .014). Dit duidt er op dat hogere mate van vertrouwen en ervaren procedurele rechtvaardigheid samengaat met hogere cijfers, en voorts dat bij meer ervaren afstand de rapportcijfers lager waren.

Het onvoldoende rapportcijfer wordt geïllustreerd door de kritiek die geuit wordt in de open vragen: ‘Erg slecht en teleurstellend; het voelt tevens als slachtoffer van falend

rechtssysteem’, ‘Ik verwacht, door mijn ervaring, niets meer van dit rechtssysteem’, ‘Ik had hogere verwachtingen van ons rechtssysteem, tegen beter weten in’.

Ervaring met het Nederlandse strafrechtssysteem Tabel 6.15

geheel mee eens geheel mee oneens

De volgende stellingen gaan over het Nederlandse strafrechtssysteem:

Ik heb vertrouwen in het Nederlandse strafrechtssysteem beschermt de rechten van slachtoffers op een goede manier

Ik vertrouw erop dat het strafrechtssys-teem het juiste doet

Personen die binnen het Nederlandse straf-rechtssysteem werken handelen

Personen die binnen het Nederlandse strafrechtssysteem werken behandelen mensen op een goede wijze

4.91(1.83)

Ik ervaar een grote afstand tussen het strafrechtssysteem en mij

Gemiddelde: 5.09 (SD = 1.94) Ik geef het Nederlandse

strafrechtssys-teem het volgende rapportcijfer:

a r t i k e l 1 2 S v - p r o c e d u r e

7.1 Procedure T1

Bij het terugsturen van de T0-vragenlijst hebben in totaal 211 klagers (80% van de deelne-mers aan T0) aangegeven deel te willen nemen aan de tweede meting (T1). De T1-vragenlijst werd maandelijks verstuurd, acht maanden na ontvangst van de originele T0-vragenlijst.

In Tabel 7.1 is een overzicht van het tijdpad van de T0- en T1-meting te zien. De vragen-lijsten werden verzonden in geadresseerde enveloppen tezamen met een gefrankeerde antwoordenveloppe. Wanneer er geen naam van de klager bekend was, werden de lijsten voorzien van een aanvullende informatiebrief, waarin werd gevraagd om de vragen-lijst te retourneren indien deze per abuis door iemand anders dan de klager werd ontvangen.

In de vragenlijst werd de onderzoekdeelnemers opnieuw uitgelegd dat hun antwoorden op de vragenlijst vertrouwelijk zouden worden verwerkt en alleen ter beschikking zouden staan aan de onderzoekers. Ook werd wederom benadrukt dat het onderzoek onafhankelijk van het Openbaar Ministerie en de Rechtspraak werd verricht door onderzoekers van het Montaigne Centrum van de Universiteit Utrecht.

Zoals te zien is in Tabel 7.1 is in totaal 52% van de vragenlijsten ingevuld en terugge-stuurd. Het aantal ontvangen vragenlijsten is lager dan de verwachte 67%. In een poging de respons te verhogen is in februari 2016 een aanvullende vragenlijstronde ingesteld. Alle klagers waarvan de vragenlijst nog niet terug was ontvangen hebben de vragenlijst en bij-behorende informatie opnieuw ontvangen; dit heeft het responspercentage iets doen stijgen.

Een mogelijke reden van het wat lage responspercentage is de duur van de behandeling van de klacht. Dit komt terug in de antwoorden op de open vragen aan het einde van de T1-vragenlijst: ‘De oproep duurt is bijna één jaar later. De behandeling duurt te lang, er had al herhaling kunnen plaatsvinden’; ‘Duurt allemaal véél te lang’. Een andere mogelijke reden voor het responspercentage is de scepsis onder respondenten over wat de onder-zoeksresultaten uiteindelijk teweeg kunnen brengen. In de woorden van de klagers: ‘Ik vraag me af of er besef is dat men in Nederland steeds meer het recht in eigen hand neemt’;

‘Onderzoek is prima, maar ik vraag me wel af wat er mee gebeurt.’; ‘Onderzoek is goed als ik ooit terugkoppeling krijg’; ‘Vraag me af of het zinvol is’.

Uiteindelijk hebben 109 respondenten de T1-vragenlijst ingevuld. Dit is een aanzienlijke groep van klagers, maar minder omvangrijk dan was beoogd. We merken uitdrukkelijk op dat met dit lage responspercentage rekening moet worden gehouden bij de interpretatie van de gegevens van het kwantitatieve onderzoeksproject.

We zijn dit onderzoeksproject begonnen met het versturen van 750 T0-vragenlijsten.

In de nulmeting was sprake van een respons van 35% en van deze groep heeft 52% na acht maanden de T1-vragenlijst ingevuld en ingestuurd. Het laatste responspercentage heeft onder meer te maken met het feit dat de procedure vaak langer dan acht maanden duurt.

Ook gaven respondenten aan te twijfelen over wat met dit onderzoek en de bevindingen wordt gedaan. Een en ander heeft tot gevolg dat als in dit onderzoek wordt gesproken over aantallen klagers, dit dus de aantallen respondenten betreft die aan beide vragenlijsten hebben meegewerkt. Dit betreft dus uitdrukkelijk een kleine selectie van personen die een beroep hebben gedaan op de artikel 12 Sv-procedure in de periode januari-juni 2015.

Het is raadzaam om met mogelijke selectie-effecten rekening te houden. Met andere woorden, het is mogelijk dat er de groep van respondenten die aan het T1-onderzoek heeft meegewerkt wellicht afwijkt van de populatie van klagers. Het feit dat de uiteindelijke T1-steekproef uit 109 respondenten bestaat is duidelijk minder ideaal dan gehoopt. Maar de omvang is wel voldoende om de statistische analyses uit te voeren die in dit onderzoek worden beschreven en de resultaten van deze analyses op betrouwbare wijze te interpreteren.

De groep van klagers die acht maanden na het indienen van hun klacht nog steeds bereid waren om mee te werken aan het onderzoek is daarmee wel belangwekkend te noemen.

Hieronder en in de conclusies komen we hierop terug.

Verloop van versturen T1 in 2015/2016 Tabel 7.1

De respondenten is gevraagd naar een drietal achtergrondkenmerken: geslacht, leeftijd en opleidingsniveau. In Tabel 7.2 is te zien dat 77 mannen (71%) en 31 vrouwen (28%) mee-deden met de T1-enquête. De leeftijd van de klagers loopt uiteen van 16 tot 87 jaar, met

In document Klachten tegen niet-vervolging (pagina 149-156)