• No results found

Hoofdstuk 2: Jurisprudentieonderzoek en enquête

2.4. Enquête

2.4.1 Methode en verantwoording enquête

Nu duidelijk is hoe er in de rechtspraak tot heden naar de cumulatiegrond wordt gekeken, resteert de vraag hoe er in de praktijk wordt gekeken naar de invoering en werking van de cumulatiegrond. Om hier een beeld van te krijgen, is op 17 mei 2021 een enquête uitgezet onder beroepsbeoefenaars in het arbeidsrecht. De enquête is gemaakt via Survio.com en behelst een digitale vragenlijst. Om zoveel mogelijk mensen te bereiken, is de enquête verspreid door deze op LinkedIn te plaatsen en direct naar arbeidsrechtadvocaten toe te mailen. In totaal hebben acht mensen middels de enquête hun mening kenbaar gemaakt. Om tijdige verwerking en analyse van de reacties mogelijk te maken, is op 21 juni 2021 gestopt met het verzamelen van antwoorden.

115 Kruit & Kersten, ArbeidsRecht 2020/40

De enquête bestaat uit vier (introductie)vragen en zes stellingen, waarover respondenten worden gevraagd hun standpunt kenbaar te maken. Dit kunnen zij doen door een positie te kiezen op de volgende schaal:

Helemaal eens – eens – neutraal –oneens – helemaal oneens Dit wordt een (vijfpunts-)likertschaal genoemd.

Het gebruik van het internet om een enquête af te nemen heeft verschillende voordelen. Zo zijn respondenten niet aan een vaste dag of tijd gebonden en kunnen zij beter nadenken over hun antwoorden, doordat zij op hun eigen tempo door de vragen kunnen gaan.116 Het verspreiden van een enquête via het internet zorgt er bovendien voor dat meer potentiële respondenten kunnen worden bereikt en is laagdrempelig om op te zetten. Nadelen zijn echter dat er niet altijd een goed beeld verkregen kan worden van de respondenten en dat respondenten geneigd zijn om snel af te haken bij een enquête met te veel vragen. Bovendien zijn respondenten soms geneigd vragen over te slaan of negatief te beantwoorden als zij verwachten meer vragen te krijgen bij een positief antwoord.117

In de enquête worden allereerst een drietal vragen gesteld om een beeld te kunnen krijgen van de respondenten. Na beantwoording van deze drie vragen, worden aan de respondenten zes stellingen voorgelegd, waarna om een toelichting wordt gevraagd. Deze toelichting is echter over te slaan. Dit is gedaan om te voorkomen dat respondenten afhaken, omdat zij bepaalde stellingen niet willen of kunnen toelichten en anders niet verder kunnen in de enquête. Door de toelichting niet verplicht te stellen, is bedoeld het aantal respondenten te verhogen. Omdat de toelichting ontbreekt, is er wel voor gekozen om aan het einde van de enquête nog de vraag te stellen of respondenten nog toevoegingen hebben die relevant kunnen zijn voor het onderzoek. Hier is voor gekozen in de hoop meer toelichting te krijgen en respondenten de mogelijkheid te geven om problemen, die niet in de stellingen naar voren komen, aan te kaarten.

Hierna worden de resultaten besproken. Een overzicht van de enquête(vragen) en de resultaten zijn bovendien als bijlage 2 aan deze scriptie toegevoegd.

116 Stoop, TSG 2010

117 Stoop, TSG 2010

2.4.2 Enquêteresultaten

In de enquête is de stelling voorgelegd dat het criteria dat voor toewijzing van een ontbindingsverzoek op de cumulatiegrond ten minste één van de gronden bijna voldragen moet zijn, te beperkend is. 75%

van de respondenten geeft aan het hiermee eens te zijn, waarvan 16,7% zelfs aangeeft het hier helemaal mee eens te zijn. In de toelichting komt onder meer naar voren dat dit criteria niet als zodanig uit de wetsgeschiedenis blijkt en dat er feitelijk gezien soms, ondanks de afwezigheid van één bijna voldragen ontslaggrond, toch tot een einde van de arbeidsovereenkomst gekomen zou moeten worden.

25% van de respondenten geeft aan het oneens te zijn met de stelling. Er ontbreekt echter een (duidelijke) toelichting om dit standpunt te onderbouwen.

De cumulatiegrond lijkt niet als noodzakelijke voorwaarde voor een ontbinding op de cumulatiegrond te worden gezien. 62,5% van de respondenten geeft aan het oneens te zijn met de stelling dat het noodzakelijk is dat een werknemer geldelijk wordt gecompenseerd als zijn arbeidsovereenkomst wordt ontbonden op de cumulatiegrond. Daarbij wordt onder meer als toelichting gegeven dat de cumulatiegrond een redelijke grond is voor ontslag, net zoals de overige ontslaggronden. 25% van de respondenten geeft aan dat het afhankelijk is van de zaak of er noodzaak is tot compensatie.

Gelet op de kritiek vanuit de literatuur op de cumulatiegrond is het opvallend dat geen van de respondenten het oneens is met de stelling dat het mogelijk is om de cumulatiegrond reeds in het verzoekschrift uitgebreid te motiveren. Wel wordt aangegeven dat hoe uitgebreid dit kan, afhankelijk is van de zaak. Dit roept de vraag op of de praktijk daadwerkelijk geen problemen ondervindt met het op voorhand motiveren van de cumulatiegrond, zonder dat duidelijk is waarom een beroep op overige ontslaggronden ontoereikend is, of dat de vraagstelling wellicht verkeerd is geweest.

Uit de enquête komt naar voren dat een beroep op de cumulatiegrond in een ontbindingsprocedure tot heden als riskant wordt ervaren. Slechts 12,5% van de respondenten geeft aan sneller over te gaan tot het indienen van een ontbindingsverzoek bij rechter na de introductie van de cumulatiegrond. Als redenen voor deze terughoudendheid worden onder meer genoemd dat er nog geen duidelijke voorwaarden zijn voor een geslaagd beroep op de cumulatiegrond en dat de kans op slagen erg klein is, zeker als de andere gronden onvoldoende blijken te zijn. Ook wordt in een toelichting aangegeven dat het toevoegen van de cumulatiegrond als ontslaggrond afbreuk doet aan de overige ontslaggronden in het verzoekschrift.

Daarmee lijkt ook uit de enquête te blijken dat de cumulatiegrond tot heden nog niet beantwoordt aan haar doelstellingen. Waar de invoering van de cumulatiegrond zou moeten leiden tot de mogelijkheid voor de rechter om meer maatwerk te leveren en tot versoepeling van het ontslagrecht, lijkt de praktijk nog erg terughoudend te zijn. Dit lijkt te zijn gelegen in de onduidelijkheid die resteert na invoering van de nieuwe ontslaggrond, maar ook in de terughoudendheid van de rechter in het toewijzen van een ontbindingsverzoek op de cumulatiegrond.