• No results found

Hoofdstuk 2: Jurisprudentieonderzoek en enquête

2.2 Jurisprudentieonderzoek

2.2.2 Cumulatie van gronden

In januari 2021 heeft Veerkamp een artikel gepubliceerd over de gezichtspunten met betrekking tot de cumulatiegrond die zich in de rechtspraak hebben ontwikkeld. In dit onderzoek heeft zij op

Rechtspraak.nl gepubliceerde uitspraken tot en met 13 december 2020 betrokken. Zij concludeert dat er vooralsnog geen duidelijke gezichtspunten zijn. Wel formuleert zij een aantal gezichtspunten die zij tot nu toe lijkt te zien, waarvan de belangrijkste is dat ‘voor een geslaagd beroep op de cumulatiegrond is vereist dat in ieder geval één van de aangevoerde ontslaggronden bijna voldragen is’.61

De eerste uitspraak waarin dit criteria naar voren kwam, was de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 17 februari 2020.62 Dit was bovendien de eerste uitspraak waarin de cumulatiegrond werd aangevoerd als ontslaggrond. De zaak betrof een werknemer die zich herhaaldelijk agressief en onbehoorlijk zou hebben gedragen en zich schuldig zou hebben gemaakt aan sabotagehandelingen aan de productielijn. Werkgever verzocht de kantonrechter de arbeidsovereenkomst te ontbinden, met als grondslagen verwijtbaar handelen, disfunctioneren, een verstoorde arbeidsverhouding en de cumulatiegrond. Omdat werkgever zijn verwijten onvoldoende hard kon maken, werknemer onvoldoende in kennis was gesteld van zijn disfunctioneren en er geen verbetertraject had plaatsgevonden, vond er op deze gronden geen ontbinding plaats. Bovendien kon de verstoorde arbeidsrelatie onvoldoende worden hard gemaakt. Een beroep op de cumulatiegrond bood geen uitkomst. De kantonrechter overwoog:

(…) Daar komt nog bij dat de kantonrechter hierboven heeft geoordeeld dat geen van de aan het verzoek ten grondslag gelegde afzonderlijke ontslaggronden voldragen is. Van een bijna voldragen ontslaggrond is evenmin sprake. Om die reden is er dan ook geen grond voor het oordeel dat niet meer van Crown kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te zetten.

Na deze eerste uitspraak over de cumulatiegrond is dit criteria in maar liefst 17 uitspraken, waarin de cumulatiegrond als ontslaggrond werd behandeld, expliciet genoemd.

In de rechtspraak lijkt echter geen eenduidigheid te zijn over het al dan niet vereist zijn van minimaal één bijna voldragen ontslaggrond om te kunnen ontbinden op de i-grond. De rechtbank Midden-Nederland overweegt in haar uitspraak van 10 september 2020 dat voor een ontbinding op de i-grond niet vereist is dat de te combineren ontslaggronden voldragen zijn, maar dat deze wel zodanige substantie moeten hebben dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.63 Uit de desbetreffende uitspraak blijkt niet wat een

‘zodanige substantie’ inhoudt. In andere geanalyseerde uitspraken komt dit criteria dan ook niet voor.

61 Veerkamp, TvO 2021

62 ECLI:NL:RBNHO:2020:1036

63 ECLI:NL:RBMNE:2020:3800

Sommige rechters blijven onduidelijker over wat er vereist is voor een geslaagde ontbinding op de cumulatiegrond.64

In sommige uitspraken wordt meer aandacht besteed aan het feitencomplex dat aan het ontbindingsverzoek ten grondslag ligt. Het vereiste van minimaal één bijna voldragen ontslaggrond komt ook in deze uitspraken niet voor. Zo wijst de rechtbank Limburg in haar uitspraak van 2 december 2020 het ontbindingsverzoek af, omdat er geen hersteltraject is geweest en de werkgever heeft aangestuurd op beëindiging van het dienstverband.65 Ook de rechtbank Rotterdam overweegt in haar uitspraak van 9 juni 2020 dat een gebrekkig verbetertraject en het gebrek aan inspanning aan zijde van werkgever om tot verbetering van de arbeidsrelatie te komen ertoe leiden dat een ontbinding op de cumulatiegrond niet gerechtvaardigd kan worden.66 De combinatie van aangevoerde gronden is niet zodanig dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst in redelijkheid niet van de werkgever kan worden gevergd. De rechtbank Noord-Holland overweegt in haar uitspraak van 17 juli 2020 nagenoeg hetzelfde als de rechtbank Rotterdam.67 Andere rechters lijken minder problemen te hebben met het ontbreken van een deugdelijk verbetertraject of voldoende inspanningen om de arbeidsverhoudingen te herstellen en zien ondanks deze gebreken ruimte om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op de cumulatiegrond.68 Dit kan bijvoorbeeld zo zijn, omdat het bedrijf erg klein is69 of omdat het MT-niveau waarop samengewerkt moest worden dit rechtvaardigde.70

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden noemt het ontbreken van een deugdelijk verbetertraject echter wel als reden voor toekenning van een cumulatievergoeding, evenals de rechtbank Midden-Nederland.71

Hoewel uit de geanalyseerde uitspraken de lijn naar voren lijkt te komen dat er minimaal één bijna voldragen ontslaggrond vereist is voor een geslaagd beroep op de cumulatiegrond, lijkt dit geen vereiste te zijn dat door de wetgever is gesteld.72 Ook Faber concludeert dit in haar artikel van november 2020. Zij meent dat in de wetsgeschiedenis juist rekening wordt gehouden met een scenario

64 Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RBOBR:2020:1498, ECLI:NL:RBOBR:2020:1499, ECLI:RBNHO:2020:4469, ECLI:NL:RBROT:20201:488 en ECLI:NL:RBLIM:2021:1114

65 ECLI:NL:RBLIM:2020:9556

66 ECLI:NL:RBROT:2020:5246

67 ECLI:NL:RBNHO:2020:5324

68 Zie ECLI:NL:RBMNE:2020:2705, ECLI:NL:RBMNE:2020:3800, ECLI:NL:RBAMS:2020:4992, ECLI:NL:RBNHO:2021:158 en ECLI:NL:GHARL:2021:2957

69 ECLI:NL:RBAMS:2020:4992

70 ECLI:NL:RBMNE:2020:2705

71 ECLI:NL:GHARL:2021:2957 en ECLI:NL:RBMNE:2020:2705

72 Zie ook ECLI:NL:RBNHO:2020:8985

waarin er sprake is van een combinatie van meerdere gronden die allemaal niet bijna voldragen zijn.

Het feit dat de rechtbank met betrekking tot de cumulatiegrond herhaaldelijk overweegt dat er sprake moet zijn van minimaal één bijna voldragen ontslaggrond rijmt niet met de wetsgeschiedenis.

Bovendien meent Faber dat het vereiste dat er sprake moet zijn van minimaal één bijna voldragen ontslaggrond opnieuw in de weg zou kunnen staan aan het leveren van maatwerk door rechters.73

In haar artikel verwijst Faber bovendien naar een artikel van Van der Kind, waarin Van der Kind juist stelt dat het feit dat de rechtbank oordeelt dat er sprake moet zijn van minimaal één bijna voldragen ontslaggrond wel in lijn is met de wetgeschiedenis. De strekking van dit vereiste is volgens Van der Kind dat de ontslaggronden enige substantie moeten hebben om gecumuleerd te kunnen worden. Hij verwijst hierbij naar de opmerking van minister Koolmees dat bij elkaar gesprokkelde, slecht onderbouwde gronden niet tot een ontbinding op de cumulatiegrond moeten leiden. Wanneer er een ander criteria zou worden gehanteerd, zou de cumulatiegrond als een open grond kunnen gaan werken.74 Faber wijst echter – terecht – op het verschil tussen een bijna voldragen ontslaggrond en een grond van enige substantie.75 Ook Veerkamp is van mening dat het vereiste van ten minste één bijna voldragen ontslaggrond kan worden losgelaten. Zij stelt dat een ontbinding op de cumulatiegrond ook gerechtvaardigd kan worden door bijvoorbeeld een combinatie van vier niet bijna voldragen gronden die in gelijke mate maken dat de arbeidsovereenkomst tot een einde moet komen. Het loslaten van het criteria van minimaal één bijna voldragen ontslaggrond zou geen afbreuk doen aan het stelsel van gesloten ontslaggronden.76

De vraag is echter of dit criteria van minimaal één bijna voldragen ontslaggrond standhoudt bij de gerechtshoven en Hoge Raad of dat zij een lichter toetsingskader voor een beroep op de cumulatiegrond zullen hanteren. In zijn beschikking van 29 maart 2021 lijkt het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden dit criteria los te laten.77 Hij ontbindt de arbeidsovereenkomst op de i-grond, waarbij hij alle omstandigheden in samenhang beziet. De rechtbank Noord-Holland gebruikt in haar beschikking van 28 oktober 2020 ook een gelijksoortige afweging, waarbij zij in haar beoordeling de nadruk legt op een combinatie van omstandigheden.78 IJzerman en Sax halen dit ook wel aan als een ‘meer

73 Faber, TAP 2020/247

74 Van der Kind, AR-Updates 2020

75 Faber, TAP 2020/247

76 Veerkamp, TvO 2021

77 ECLI:NL:GHARL:2021:2957

78 ELCI:NL:RBNHO:2020:8985

holistische toets’ en zijn van mening dat deze toets de juiste is.79 Het is een kwestie van afwachten hoe de overige gerechtshoven en Hoge Raad hierover denken.

Het feit is dat er tot heden nog veel discussie is over de kaders voor een geslaagd beroep op de cumulatiegrond. Dit leidt tot rechtsonzekerheid. De vraag is of dit een probleem is en of de wetgever, wellicht in de memorie van toelichting, meer kaders had moeten geven voor een geschikt beroep op de cumulatiegrond. Of kan dit wellicht worden gezien als een bug, welke zich in de loop van de tijd vanzelf oplost en is er simpelweg meer tijd voor nodig? Gezien het feit dat tot heden nauwelijks gerechtshoven zich over dit toetsingskader hebben uitgelaten, is voor deze laatste optie wat te zeggen.