• No results found

Hoofdstuk 3: Conclusies en aanbevelingen

3.2 Aanbevelingen

De constatering dat de cumulatiegrond tot heden niet erg lijkt bij te dragen aan de doelstellingen achter haar invoering, deden Kruit en Kersten reeds in september 2020.118 In de literatuur worden een aantal alternatieven voor de cumulatiegrond genoemd.

Zo pleiten sommige auteurs voor een verruiming van de h-grond.119 Het risico is echter dat deze h-grond te veel gaat lijken op een algemene ontslagh-grond en daarmee het gesloten stelsel van ontslaggronden ondermijnt. Andere auteurs, zoals Meijers, zijn het met een verruiming niet eens.

Meijers meent dat de h-grond niet tot doel heeft om gebrekkige gronden te compenseren.120 Ik zie ook weinig heil in een verruiming van de h-grond. Zoals blijkt uit de wetsgeschiedenis, is de h-grond bedoeld als restgrond voor bijzondere gevallen waarin de andere gronden geen uitkomst bieden, zoals detentie of illegaliteit van de werknemer.121 Dit dekt dus niet de lading van gevallen waarin wel sprake is van een feitencomplex dat kan vallen onder de andere ontslaggronden, maar waarbij gecumuleerd dient te worden. Derhalve biedt de h-grond geen uitkomst voor de rechter om meer maatwerk te kunnen leveren.

Een ander in de literatuur genoemd alternatief is een minder rigide rechterlijke toetsing van andere ontslaggronden, zoals de d- en g-grond,122 en eventueel de mogelijkheid om dit te kunnen compenseren met een extra vergoeding. De cumulatiegrond zou in dergelijk geval in zijn geheel niet nodig zijn. Het alternatief van verruiming van de overige ontslaggronden doet echter afbreuk aan de roep van rechters om gronden te kunnen combineren.

Mutlu wijst er op dat de g-grond reeds een ruim bereik heeft en waarschuwt voor uitholling van de werknemersbescherming.123 Deze uitholling vormt een reëel risico als de overige ontslaggronden lichter zullen worden getoetst. Het bepalen van de mate van werknemersbescherming enerzijds en de haalbaarheid van een eenzijdige beëindiging (waaronder: ontbinding) voor de werkgever anderzijds is echter een politieke keuze. Een versoepeling van het ontslagrecht zal doorgaans ten koste van de werknemersbescherming gaan.

118 Kruit & Kersten, ArbeidsRecht 2020/40

119 Dekker e.a., TAP 2018/153

120 Meijers e.a., TAP 2018/161

121 Kamerstukken II 2018/19, 35074, 3

122 Meijers e.a., TAP 2018/161

123 Mutlu, TAP 2019/113

Eerder in dit onderzoek is de vraag gesteld of ingrijpen van de wetgever in dit stadium al nodig is om meer rechtszekerheid te bieden, of dat beter kan worden afgewacht tot er duidelijkere kaders in de rechtspraak zijn ontwikkeld. Sommige auteurs zijn van mening dat de wetgever moet ingrijpen door duidelijkere richtlijnen te stellen voor zowel de rechterlijke toepassing van de cumulatiegrond als de cumulatievergoeding.124 Hoewel dit op korte termijn leidt tot meer rechtszekerheid, strookt dit niet met de gedachte achter de WAB. Hoe meer kaders de rechter meekrijgt vanuit de wetgever, hoe minder maatwerk hij kan leveren. Verdere bemoeienis van de wetgever is dan ook niet wenselijk, wil de doelstelling van de WAB – voor wat betreft maatwerk – gerealiseerd kunnen worden.

Er is daadwerkelijk behoefte aan een cumulatiegrond. Een minder rigide toetsing van de overige ontslaggronden, dekt niet de lading. Zoals uit de evaluatie van de WWZ bleek, kan een feitencomplex niet altijd slechts onder één ontslaggrond worden geschaard.125 De mogelijkheid tot combinatie van deze gronden lijkt vanuit de praktijk dan ook gewenst.

De vraag is of er momenteel noodzaak is voor een alternatief. Dit is niet het geval. In zowel de literatuur als rechtspraak resteren er nog een groot aantal onduidelijkheden over de cumulatiegrond.

Bovendien is de cumulatiegrond slechts anderhalf jaar geleden geïntroduceerd. De rechtspraktijk dient nog de tijd te krijgen om gewend te raken aan deze nieuwe ontslaggrond. Het is derhalve te voorbarig om reeds in dit stadium over te gaan tot aanpassing hiervan.

Hoewel de invoering van de cumulatiegrond noodzakelijk is geweest, is de vraag of de cumulatievergoeding dit ook is. Door het toekennen van een cumulatievergoeding bij ontbinding op de cumulatiegrond ondermijnt de wetgever de stelling dat de cumulatiegrond een volwaardige ontslaggrond is. Het is echter onduidelijk of kan worden volstaan met de transitievergoeding en de billijke vergoeding. Om deze vraag te beantwoorden, is er meer duidelijkheid nodig over het karakter van de cumulatievergoeding en hoe deze zich onderscheidt van de overige vergoedingen. Het antwoord laat vooralsnog dus op zich wachten.

Om daadwerkelijk gebruik te kunnen maken van de cumulatiegrond om meer maatwerk te kunnen leveren en om versoepeling van het ontslagrecht te realiseren, is het in ieder geval noodzakelijk dat het door de rechtspraak ontwikkelde vereiste van minimaal één bijna voldragen ontslaggrond wordt

124 Meijers e.a., TAP 2018/161

125 Evaluatie Wet werk en Zekerheid (samenvattende rapportage), bijlage bij Kamerstukken II 2019/20, 34351, 33

losgelaten. Alleen dan kan de cumulatiegrond recht doen aan haar doelstellingen en kan haar potentie worden benut.

Literatuurlijst

Boeken

Beltzer e.a. 2017

R.M. Beltzer e.a., Handboek Wet Werk en Zekerheid, Den Haag: Sdu 2017

Bij de Vaate 2015

D.M.A. Bij de Vaate, Bijzonder ontslagprocesrecht (Monografieën Sociaal Recht nummer. 67), 5.3.5.

Kennelijk onredelijk ontslag, Deventer: Wolters Kluwer 2015

Boot e.a. 2015

‘Achtergronden en hoofdlijnen van de Wwz’ in G.C. Boot e.a., Arbeidsprocesrecht . Inclusief Wet Werk en Zekerheid , Deventer: Wolters Kluwer 2015.

Bouwens & Bij de Vaate 2020

W.H.A.C.M. Bouwens & D.M.A. Bij de Vaate, Arbeidsovereenkomstenrecht, Deventer: Wolters Kluwer 2020.

Bouwens, Houwerzijl & Roozendaal 2019

W.H.A.C.M. Bouwens, M.S. Houwerzijl & W.L. Roozendaal, Schets van het Nederlandse arbeidsrecht, Deventer: Wolters Kluwer 2019.

Kruit 2014

P. Kruit, ‘De transitievergoeding’, in: L.G. Verburg e.a. (red.), Wetsvoorstel Wet werk en zekerheid (33 818).Commentaar en aanbevelingen werkgroep ontslagrecht VvA, Deventer: Kluwer 2014

Tjong Tjin Tai, GS Burgerlijke Rechtsvordering

T.F.E. Tjong Tjin Tai, ‘art. 25 Rv, aant. 1, 4 en 5’, in: C.J.J.M. Stolker (red.), Groene Serie Burgerlijke Rechtsvordering, Deventer: Kluwer (online)

Kamerstukken

Kamerstukken I 2013/14, 33818, C

Kamerstukken II 2013/14, 33818, 3 (MvT)

Kamerstukken II 2018/19, 35074, 3 (MvT)

Parlementaire Monitor Concept MvT WAB, 10 april 2018, geraadpleegd via https://www.parlementairemonitor.nl/9353000/1/j9vvij5epmj1ey0/vkndnz618nzq

Evaluatie Wet werk en Zekerheid (samenvattende rapportage), bijlage bij Kamerstukken II 2019/20, 34351, 33

Jurisprudentie (niet meegenomen in jurisprudentieonderzoek) HR 30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1187 (New Hairstyle)

Artikelen

Barentsen, TRA 2018/72

B. Barentsen, 'Transitievergoeding', TRA 2018/72, afl. 9-10, p. 66-82.

Barentsen, Erkens & Doorn, TRA 2016/89

B. Barentsen, M.Y.H.G. Erkens & H.L. Doorn, 'Kroniek Rechtspraak Wwz', TRA 2016/89, afl. 10.

Bennaars e.a., Hugo Sinzheimer Instituut 2016

J.H. Bennaars e.a., 'Rapport Evaluatie ontslaggronden WWZ', Hugo Sinzheimer Instituut 2016.

Bennaars & Quist, TAP 2018/99

J.H. Bennaars & J.P. Quist , 'Ambtshalve aanvulling van rechtsgronden in de ontbindingsprocedure?', TAP 2018/99, afl. 3.

Blom, ArbeidsRecht 2019/36

W.M. Blom, ‘’Voldragen’? Dat lijkt me niet aannemelijk’, ArbeidsRecht 2019/36 Bouwens, S&D 2016/73

W.H.A.C.M. Bouwens, 'Een jaar WWZ: de tussenstand', S&D 2016/73, afl. 4, p. 25-33

Dekker e.a., TAP 2018/153

F.M. Dekker, e.a., ‘VAAN - VvA - Wab - Cumulatiegrond en vergoeding’, TAP 2018/153 Duk, Keizer & Staal, TRA 2018/73

R.A.A. Duk, A. Keizer & H.W.M.A. Staal, 'Cumulatie van ontslaggronden', TRA 2018/73, afl. 9/10, p. 66-82.

Faber, TAP 2020/247

M. Faber, 'Het mysterie van de cumulatiegrond: wanneer is het genoeg?', TAP 2020/247, afl. 7.

IJzerman & Sax, ArbeidsRecht 2021/5

N. IJzerman & F. Sax, 'De i-grond: cumuleren kun je leren?!', ArbeidsRecht 2021/5, afl. 1, p. 24-28.

Kruit & Kersten, ArbeidsRecht 2020/40

P. Kruit en I.H. Kersten, 'Statistiek Ontbindingsprocedure Q1 en Q2 2020: i-grond vooralsnog dode letter', ArbeidsRecht 2020/40, afl. 10.

Meijers e.a., TAP 2018/161

L.V.V. Meijers, e.a., ‘De Cumulatiegrond: zijn de puntjes op de ‘i’ gezet?’, TAP 2018/161, afl. 5.

Mutlu, TAP 2019/113

C. Mutlu,’Driehonderd keer ontslag wegens verstoorde arbeidsverhouding’, TAP 2019/113, afl. 3.

Oldenhuis, TRA 2019/45

G.R. Oldenhuis, 'Transitiefunctie in het arbeidsrecht en werkloosheidsrecht', TRA 2019/45, afl. 5, p.

44-53.

Stoop, TSG 2010

I. Stoop, 'Internet enquêtes: oplossing of probleem?', TSG 2010, afl. 2

Ten Broeke e.a., 2014

M. ten Broeke, E.F. Grosheide, B.P. ter Haar, P. Hufman, N. Jansen, N.A. Ramos Martin, I. Zaal en R.M. Beltzer, Het wetsvoorstel Werk en zekerheid – dertig concrete voorstellen tot aanscherping en verduidelijking 2014, www.vaan-arbeidsrecht.nl (Vakgroep arbeidsrecht en socialezekerheidsrecht Universiteit van Amsterdam 2014)

Van der Kind, AR-Updates 2020

O. van der Kind, ‘De cumulatiegrond: combineren is nog niet zo eenvoudig’, AR-Updates 2020-0225, annotatie bij ECLI:NL:RBNHO:2020:1036.

Veerkamp, TvO 2021

I. Veerkamp, 'Eén jaar i-grond: vooralsnog een worsteling met gezichtspunten', TvO 2021, afl. 1, p.

34-44.

Verhulp, in: T&C Burgerlijk Wetboek 2019, art. 7:671b BW

E. Verhulp, ‘Commentaar op artikel 7:671b BW’, in: H.B. Krans e.a., Tekst & Commentaar Burgerlijk Wetboek, Deventer: Kluwer 2019.

Bijlage 1: Jurisprudentieonderzoek

ONTBONDEN OP I-GROND

ECLI Datu

m

Instantie Aangevoerd e gronden

Toelichting I-grond (citaat van overwegingen) onder meer vereist dat er sprake is van één bijna voldragen ontslagrond. Daar is hier naar het oordeel van de

kantonrechter sprake van.

[verzoekster] en [verweerder] hebben geïnvesteerd in het herstellen van het vertrouwen door kwaliteit van de mediation als goed te hebben ervaren.

Het is gelet op het MT-niveau waarin [B] en [verweerder]

met elkaar dienden samen te werken ook wel enigszins begrijpelijk dat geraken. Dat dat vertrouwen niet hersteld is blijkt uit het feit dat

[verweerder] op 7 februari 2020 vrijgesteld is van zijn verplichting om te werken en dat hij die vrijstelling niet heeft aangevochten.

Gelet op deze omstandigheden ziet

Door [verweerder] is geen verweer gevoerd tegen de door [verzoekster] (met de verhoging tot 1,5) komt dan neer op een bedrag van € 38.502,12.

de kantonrechter aanleiding tot ontbinding over te gaan van de gelegen in de steken die [verzoekster]

heeft laten vallen in het verbetertraject, onder meer vereist dat er sprake is van één bijna voldragen ontslagrond. Daar is hier naar het oordeel van de

kantonrechter sprake van.

[verzoekster] en [verweerder] hebben weliswaar ieder op hun eigen wijze geïnvesteerd in het herstellen van het vertrouwen, maar dat moet gelet op bovenstaande overwegingen als mislukt worden beschouwd. In dat licht is het begrijpelijk dat [verzoekster] niet langer wenste te koersen op

verbetering van het functioneren c.q. op het herstellen van het vertrouwen en uitsluitend nog bereid was een exit-mediation traject in

Gelet op deze omstandigheden ziet de kantonrechter aanleiding tot ontbinding over te gaan van de gelegen in de steken die [verzoekster]

heeft laten vallen in het verbetertraject,

te gaan. Het is gelet op het MT-niveau waarin de leden van het MT en

[verweerder] met elkaar dienden samen te werken ook wel enigszins begrijpelijk dat geraken. Dat dat vertrouwen niet hersteld is blijkt ook uit het feit dat [verweerder] op 22 juni 2020 vrijgesteld is van zijn

verplichting om te werken. de g-grond, niet

‘voldragen’ te zijn, maar moeten (in dit geval) de

verwijtbaarheid aan de zijde van de werknemer en de verstoring van de arbeidsverhouding wél zodanige substantie hebben dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkoms t te laten

voortduren. De kantonrechter oordeelt dat dit laatste het geval is.

De

arbeidsverhouding is verstoord en daaraan hebben

Nu wordt ontbonden op de i-grond en de omstandigheden van het geval, daaronder de lengte van het dienstverband en de mate van

verwijtbaarheid over en weer,

rechtvaardigen dat aan [verweerder] een extra vergoeding van enige omvang toekomt, kent de kantonrechter op grond van het bepaalde in artikel 7:671b lid 8 BW aan hem een

(aanvullende) vergoeding toe van de helft van de transitievergoeding, bedoeld in artikel 7:673 lid 2 BW.

[verweerder] heeft daarmee jegens [verzoeker] recht op een vergoeding ter hoogte van anderhalf keer de wettelijke transitievergoeding.

gedragingen in het kader van zijn fotografiehobby, waarbij hij niet de collegiale terughoudendheid (jegens zijn beoogde modellen) en openheid (jegens [verzoeker] ) heeft betracht die van hem verwacht hadden mogen worden, en [verzoeker] omdat zij niet eerder heldere afspraken met [verweerder]

heeft gemaakt en niet tijdig heeft geprobeerd zodanige

omstandigheden te creëren dat partijen weer met

vertrouwen zouden kunnen

samenwerken.

Indien het alleen ging om de verstoorde verhouding zou de kantonrechter van zowel [verzoeker]

als [verweerder]

hebben verlangd dat zij als professionals een weg zouden zoeken om de hiervoor nog wel mogelijkheden te zien. Tegelijkertijd moet echter worden vastgesteld dat het optreden van [verweerder] , en het hem daarvan (zoals hierboven omschreven) te

maken verwijt, wel tot gevolg heeft gehad dat in de meer kan worden gevergd in die situatie nog moeizaam een weg te zoeken.

Deze situatie, in combinatie met hetgeen hiervoor is overwogen over de verstoring van de arbeidsverhouding, zijn naar het oordeel van de

kantonrechter in onderlinge samenhang toereikend om ontbinding van de arbeidsovereenkoms t op grond van de cumulatiegrond van artikel 7:669 lid 3 sub i BW te rechtvaardigen.

Voorts zal aan [verweerster] op grond van het bepaalde in artikel 7:671b lid 8 BW de helft van de transitievergoeding als aanvullende vergoeding worden toegekend, omdat de arbeidsovereenkoms t wordt ontbonden op de i-grond en de omstandigheden van het geval

rechtvaardigen dat aan [verweerster] de maximaal toe te kennen aanvullende van een op zichzelf serieus

verbetertraject, maar heeft Pipelife [verweerder] niet tijdig in kennis gesteld van het disfunctioneren en is daardoor ook afbreuk gedaan aan de reële gelegenheid tot verbetering. aanzien van het disfunctioneren en gebreken waren en Pipelife serieuze steken heeft laten vallen, zoals hiervoor is overwogen, ziet de kantonrechter aanleiding om de maximale zien om welke reden een lagere

verstoring aan te pakken, op te lossen of in goede banen te leiden. Hoewel het disfunctioneren en de verstoorde arbeidsverhouding op zichzelf dus onvoldoende grond voor ontbinding opleveren, is de in dat kader

vastgestelde combinatie van omstandigheden wel voldoende om tot ontbinding van de arbeidsovereenkoms t over te gaan.

Daarbij weegt de kantonrechter mee dat op zichzelf wel vast staat dat sprake is van

disfunctioneren en van een verstoorde arbeidsverhouding, maar dat uitsluitend door gebreken ten aanzien van de tijdigheid van mededeling van de ongeschiktheid en door gebreken in de aanpak van de verstoring van de arbeidsverhouding, ontbinding op één van die gronden niet gerechtvaardigd is.

Ook is van belang dat niet goed valt in te zien dat die gebreken inmiddels nog te herstellen zijn en dat gelet op de

vertrouwensbreuk moet worden aangenomen dat een nieuw

verbetertraject geen echte kans van slagen meer heeft.

Dat brengt mee dat in dit geval sprake is van een zodanige combinatie van omstandigheden genoemd in twee

cumulatievergoeding zou moeten worden toegekend. Pipelife heeft ook geen argumenten of omstandigheden aangedragen die aanleiding kunnen zijn voor toekenning van een lagere cumulatievergoeding .

gronden dat van Pipelife in

redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkoms is verstoord door het negatieve gedrag van [verweerder] , waarin hij juist zo kort na het gesprek van 13 augustus 2020 vervalt. Hij heeft dan ook wel verwijtbaar gehandeld.

[verzoekster] heeft daar echter voor 13 augustus 2020 niet adequaat op gestuurd en

gereageerd en na 13 augustus 2020 heel snel een

eindconclusie getrokken. In het kader van de g-grond mocht – zoals hiervoor is

overwogen – van [verzoekster]

worden verlangd dat zij eerst via herstellen. Dat zal echter gelet op de uitlatingen richting de directeur en de geringe omvang van de onderneming (20 personen) waarbij men nauw met elkaar samenwerkt, niet eenvoudig zijn.

Dat wordt nog moelijker nu [verweerder] in de brief van 14 september 2020 heeft aangegeven zich totaal niet te herkennen in de geuite kritiek en te

[verweerder] heeft de kantonrechter ter zitting uitdrukkelijk verzocht om in geval van ontbinding zich niet uit te laten omtrent de verschuldigde transitievergoeding.

Wel heeft

[verzoekster] in haar verzoek nog

verzocht om, als er wordt ontbonden op de i-grond, de hoogte van de transitievergoeding te beperkten tot 100%. [verzoekster]

is op grond van artikel 7:673 BW de wettelijke artikel 7:671b lid 8 BW. De

kantonrechter ziet geen aanleiding om hiervan af te wijken en [verweerder] die extra vergoeding niet toe te kennen.

verlangen dat [verzoekster] terug komt op eerdere aantijgingen door middel van een schriftelijk excuus.

In die situatie, daar waar [verweerder]

geen zelfinzicht toont terwijl er meerdere verklaringen van collega’s zijn omtrent zijn negatieve gedrag en het een klein bedrijf betreft waar, zoals door [verzoekster]

onbetwist is gesteld, de lijnen kort zijn en een goede

samenwerking cruciaal is, kan van [verzoekster] niet verlangd worden nog een weg te zoeken om samen verder te gaan en het dienstverband te laten voortduren.

Gelet op deze omstandigheden ziet de kantonrechter aanleiding tot ontbinding over te gaan van de

In de voorliggende situatie is sprake van verwijtbaar handelen, maar niet zodanig dat van Direct Maintenance niet gevergd kan worden de

arbeidsovereenkoms t niet te laten voortduren en is sprake van een verstoorde

arbeidsverhouding, maar heeft Direct Maintenance onvoldoende gedaan om die verstoring op te lossen. Hoewel het verwijtbaar handelen en de verstoorde

Omdat de

arbeidsovereenkoms t zal worden ontbonden op de i-grond kan de kanton- rechter een cumulatievergoeding toekennen van ten hoogste de helft van de transitie- aanzien van het verwijtbaar handelen

arbeidsverhouding op zichzelf dus onvoldoende grond voor ontbinding opleveren, is de combinatie van omstandigheden wel voldoende om tot ontbinding van de arbeidsovereenkoms t over te gaan, omdat deze combinatie maakt dat van Direct Maintenance niet gevergd kan worden de

arbeidsovereenkoms t te laten

voortduren.

en de verstoorde arbeidsverhouding mede het gevolg is van het onduidelijke en inconsequente beleid van Direct Maintenance, ziet de kantonrechter aanleiding om een cumulatievergoeding van 25% van de transitievergoeding aan [werknemer] toe te kennen, aldus een bedrag van € 3.701,56 bruto.

Daarbij weegt de kantonrechter ook mee dat van iedereen verwacht mag worden dat je afblijft van spullen die niet van jou zijn en dat [werknemer] in 2012 en 2017 is gewezen op het ‘zero

tolerance-beleid’ van Direct Maintenance.

ECLI:NL:GHARL:2021:295 7

(eerste aanleg niet gepubliceerd, wel i-grond aangevoerd)

aanleiding om een vergoeding toe te kennen als bedoeld in artikel 7:671b lid 8 BW ter hoogte van 0,25 van de

transitievergoeding (bovenop de reeds toegekende en betaalde

transitievergoeding).

Reden voor die vergoeding is gelegen in het ontbreken van een deugdelijk verbetertraject, waardoor dat in feite niet tot uitvoering is gekomen en waardoor

[verzoeker] de , kans op verbetering van zijn communicatie, houding en gedrag is ontnomen.

NIET-ONTBONDEN (OF ANDERE GROND)

ECLI Datu m

Instantie Ontb indin

Waarom geen i? (citaat van overwegingen)

ECLI:NL

- Crown heeft echter nagelaten deze ontslaggrond afzonderlijk toe te lichten en het is niet aan de

kantonrechter om - wanneer iedere toelichting ontbreekt - de omstandigheden die zijn aangevoerd in het kader van de afzonderlijke ontslaggronden in het kader van de i-grond te verzamelen en zelfstandig te beoordelen of dat voldoende is voor een voldragen i-grond. Daar komt nog bij dat de kantonrechter hierboven heeft geoordeeld dat geen van de aan het verzoek ten grondslag gelegde afzonderlijke ontslaggronden voldragen is. Van een bijna voldragen ontslaggrond is evenmin sprake. Om die reden is er dan ook geen grond voor het oordeel dat niet meer van Crown kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te zetten.

ECLI:NL

- Alle door [school 2] aangevoerde gronden zijn, niet alleen afzonderlijk maar ook in samenhang bezien, ontoereikend om toewijzing van het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst te

rechtvaardigen. Ook op de i-grond is het verzoek niet toewijsbaar.

Nee E, G, I - [verzoekster] heeft nagelaten deze ontslaggrond

afzonderlijk toe te lichten en het is niet aan de rechter om – wanneer iedere toelichting ontbreekt – de

omstandigheden die zijn aangevoerd in het kader van de afzonderlijke ontslaggronden in het kader van de i-grond te verzamelen en zelfstandig te beoordelen of dat voldoende is voor een voldragen i-grond. Daar komt bij dat hierboven al is geoordeeld dat geen van de aan het verzoek ten grondslag gelegde afzonderlijke

ontslaggronden voldragen is. Ook in combinatie leveren zij niet voldoende grond op de arbeidsovereenkomst te beëindigen.

ding

ding)

- Uit het voorgaande volgt dat zowel de d-grond als de g-grond niet voldragen zijn. In het verzoekschrift heeft [verzoeker] echter nauwelijks toegelicht om welke reden de combinatie van beide onvoldragen gronden

ontbinding toch rechtvaardigt. Op de zitting heeft zij nader toegelicht dat volgens haar de i-grond aan de orde is omdat de verhouding teveel is verstoord omdat verbetering in het functioneren weinig kansen heeft. Ook dit is een onvoldoende nadere onderbouwing.

Toewijzing op grond van deze redenering zou er in dit geval op neerkomen dat aan [verweerder ] de

waarborgen die gelden voor de d-grond hem alsnog worden onthouden. De kantonrechter neemt hierbij in aanmerking (zoals ook hiervóór al is overwogen) dat van [verzoeker] verwacht had mogen worden dat zij, voor zover de arbeidsverhouding naar haar mening teveel verstoord is, moeite had behoren te doen dit te

waarborgen die gelden voor de d-grond hem alsnog worden onthouden. De kantonrechter neemt hierbij in aanmerking (zoals ook hiervóór al is overwogen) dat van [verzoeker] verwacht had mogen worden dat zij, voor zover de arbeidsverhouding naar haar mening teveel verstoord is, moeite had behoren te doen dit te