• No results found

Nadere verkenning van de slachtofferervaring en

4.5 emPIrIsChe reVIew

4.5.1 overwegingen en afbakening

Het denken over geweld in huiselijke kring, evenals de wetgeving op dat gebied, is de laatste decennia flink veranderd; hierop werd kort ingegaan in de vorige paragraaf. Er kan dan ook niet zonder meer worden aangenomen dat het aangiftegedrag met betrekking tot dit soort delicten onveranderd is gebleven. Het doel van deze review is om een relatief actueel beeld te schetsen van het aangiftegedrag van delicten die plaatsvinden op verschillende relationele afstand tussen slachtoffer en dader. De tijdgrens van 1984 die in dit proefschrift voor te betrekken empirische literatuur is aangehouden (zie 1.3.1) is voor deze deelreview dan ook niet gehanteerd. Op grond van theoretische overwegingen lijkt echter geen vanzelfsprekend ander jaartal te bepalen dat de gewenste ‘actuele’ tijd, als het gaat om het denken over huiselijk geweld, correct afbakent. Besloten is aan te sluiten op de periode waarin belangrijke slachtofferenquêtes zoals de National Crime Victimization Survey (NCVS) en het British Crime Survey (BCS) werden herzien. Deze herzieningen vonden begin jaren ’90 plaats om de onderschatting van mishandelingen en seksueel

geweld te reduceren, speciaal die waarbij de betrokkenen elkaar kennen (zie bijv. Bachman, 1998; Felson, Messner & Hoskin, 1999; Ollus & Nevala, 2005). De herzieningen hadden dus daadwerkelijk met het gewijzigde denken over geweld door (intieme) bekenden te maken. De gewijzigde methoden moedigen volledige rapportage van misdrijven door respondenten op verschillende manieren aan. Strafrechtelijke termen zijn vervangen door gedragsspecifieke termen, zodat mensen ervaringen kunnen rapporteren, ook als ze onzeker zijn over de ‘criminele’ status ervan. De screenvragen geven hints door gedetailleerder dan daarvoor situaties te benoemen waarin slachtofferschap kan hebben plaatsgevonden. Ook peilen de interviewers naar incidenten door bekenden door expliciet de aandacht te vestigen op de neiging van mensen om dergelijke incidenten te vergeten (Bachman & Saltzman, 1995; Felson, Messner & Hoskin, 1999; Ollus & Nevala, 2005). De keus om aan te sluiten op de periode waarin deze herzieningen plaatsvonden heeft ertoe geleid dat studies waarvoor de data zijn verzameld vanaf het jaar 1992 zijn opgenomen.

Er zijn studies naar aangiftegedrag gevonden waarin is teruggevraagd naar meegemaakte misdrijven sinds het 15e levensjaar. De periode waarin de respondenten slachtoffer zijn geworden (en al dan niet aangifte hebben gedaan) loopt dan binnen een steekproef sterk uiteen. Een voorbeeld is het National Violence Against Women (NVAW) onderzoek. De studie is na 1992 zijn uitgevoerd, maar gaat toch over veel slachtofferschappen van langer geleden. Dergelijke studies worden, evenals studies van voor 1992, niet opgenomen om het relatief actuele beeld zuiver te krijgen (zie ook 4.5.2 wat betreft inclusiecriteria).

Aangiftegedrag wordt beïnvloed door factoren op het niveau van het slachtoffer, de dader, het delict en de context (waaronder slachtoffer-dader doorgaans gegroepeerd wordt). Aangiftegedrag verschilt sterk per delict type. De meeste diefstaldelicten worden –onder meer om verzekeringsredenen- vaker aangegeven dan geweldsdelicten en vernielingen (zie bijv. Goudriaan, Nieuwbeerta & Wittebrood, 2005). Aangiftepercentages hangen verder sterk samen met de ernst van het delict in objectieve termen (zoals financiële schade, persoonlijk letsel, wapengebruik); ernst van het delict is de belangrijkste voorspeller voor aangifte doen (zie voor overzichten bijv. Skogan, 1984; Goudriaan et al., 2005; zie recenter bijv. studies van Kruttschnitt & Carbone-Lopez, 2009; Sheu & Chiu, 2012; Tarling & Morris, 2010). In deze review zal dan ook de voorwaarde worden gesteld dat daar op een of andere manier voor is gecontroleerd. Vanwege het confounding effect van sekse en slachtofferschap van intieme daders (zie 2.4) is ook een inclusievoorwaarde dat is gecontroleerd voor sekse van het slachtoffer. Sowieso wordt sekse van het slachtoffer vaak van invloed bevonden: vrouwen doen vaker aangifte dan mannen (zie bijv. Avdija, 2010; Felson et al., 2000; Goudriaan, 2006; Tarling & Morris, 2010; Kang & Lynch, 2010). Verder wordt vaak een effect van de leeftijd van het slachtoffer gevonden: naarmate het

Aangiftegedrag

Hoof

dstuk 4

85

slachtoffer ouder wordt, doet hij of zij meer aangifte (zie bijv. Baumer, 2004; Felson & Paré, 2005; Felson et al., 2000; Goudriaan, 2006). Controle voor leeftijd van het slachtoffer wordt daarom ook als vereiste gesteld voor inclusie (zie ook 4.5.2).

Het slachtoffer is niet de enige die de politie kan informeren, ook derden (bijvoorbeeld getuigen of bezorgde familieleden) kunnen daartoe over gaan. Dat kan, maar hoeft niet altijd, met instemming van het slachtoffer zelf zijn (zie bijv. Haket, 2007). In sommige studies wordt enkel onderzocht of een delict ter kennis van de politie is gekomen, ongeacht wie de aangifte heeft gedaan (zie bijv. Bachman, 1998; Baumer, 2002; Bosick, Rennison, Gover & Dodge, 2012; Fisher, Daigle, Cullen & Turner, 2003a; Gartner & Macmillan, 1995; Skogan, 1994). Als het gaat om het verwerven van inzicht in de vraag in welke mate misdrijven bij de politie bekend worden, is dat een begrijpelijke aanpak. Echter op deze plaats gaat het om de vraag of er verschillen in aangiftegedrag bestaan tussen de slachtoffers van verschillende daders zelf. Aangiftegedrag door derden kan duidelijk afwijken van aangiftegedrag door het slachtoffer zelf, ook wat betreft de invloed van slachtoffer-dader relatie (zie bijv. Baumer, 2004; Clay-Warner & McMahon-Howard, 2009; Felson et al., 1999; Felson & Paré, 2005). In verschillende studies was ongeveer een derde van alle aangegeven delicten aangegeven door een ander dan het slachtoffer (zie bijv. Baumer 2004; Felson et al., 1999; Felson & Paré, 2005; Kang & Lynch, 2014). Daarom worden studies waarin dat niet van elkaar is onderscheiden, niet opgenomen (zie ook 4.5.2).

De bevindingen waarop dit hoofdstuk vooral is gebaseerd, zijn grotendeels afkomstig uit ‘crime surveys’. Dit zijn enquêtes die door onderzoekers geframed worden als betrekking hebbend op criminaliteit en justitie. Deze enquêtes worden dus door respondenten ook geassocieerd met criminaliteit en justitie. Gebeurtenissen, zeker ook uit de privésfeer, die het slachtoffer zelf niet als delict beschouwt, maar die wel aan wettelijke definities van strafbare feiten voldoen, worden in dat soort enquêtes minder gerapporteerd (zie bijv. Archer, 2000; Ménard, 2005; Ollus & Nevala, 2005) dan in studies die anders geframed worden. Denk bij dat laatste bijvoorbeeld aan het NVAW (zie bijv. Bachman, 2000), aan de Europese geweld tegen vrouwen-enquête (FRA, 2014) maar ook aan vragenlijsten met als context ‘relaties’ of ‘families en dingen die familieleden doen’ (Mihalic & Elliot, 1997; zie ook Walby & Myhill, 2001). Als gevolg van het type studies dat in onderhavige review wordt geïncludeerd, wordt de hypothese dat met toenemende relationele afstand meer aangifte wordt gedaan feitelijk enkel getoetst onder slachtoffers die bereid zijn het gebeurde als delict te beschouwen.

4.5.2 aanpak

Studies die geïncludeerd zouden kunnen worden in de review zijn gezocht via het zoeksysteem van Tilburg University, dat gebruik maakt van de centrale index van Worldcat (zie uitgebreider in 1.3.1). De volgende zoektermen zijn voor deze review gebruikt:

victim-offender relationship; victim-offender/perpetrator/assailant in combinatie met: stranger, known, non-stranger, acquaintance; reporting crime, calling the police. De gevonden literatuur vormde

het beginpunt van een snowball search naar andere mogelijk relevante publicaties. Er zijn enkel studies geselecteerd met multivariate analyses, steekproeven op basis van probability samples528en waarvoor de data sinds 1992 zijn verzameld (het jaar van dataverzameling, niet van publicatie, is daarbij leidend). Bovendien zijn, omdat kort na 1 mei 2013 aan de uitvoering van deze review werd begonnen, alleen studies opgenomen die voor 1 mei 2013 zijn gepubliceerd. Dit leverde 32 potentieel relevante publicaties op (zie overzicht 4.1, eerste kolom). Daarvan vielen er 19 af als gevolg van exclusieredenen. Overzicht 4.1 is ten eerste gesorteerd per exclusiereden en daarbinnen alfabetisch. Geëxcludeerd zijn studies:

• die zich niet beperken tot het aangiftegedrag door het slachtoffer zelf; de data zijn ‘vervuild’ met aangiftegedrag door derden. Als gevolg hiervan zijn 13 studies afgevallen (zie kolom 2 van overzicht 4.1)6

29;

• waarin niet is gecontroleerd voor leeftijd en (indien van toepassing) sekse van het slachtoffer en de ernst van het delict. De volgende variabelen zijn gescoord als controle voor ernst van het delict: meerdere daders, afgemaakt delict7

30, wapengebruik, letsel, waarde van gestolen goederen, alsook ernstschalen die uit een of meer van deze elementen zijn samengesteld (zie bijv. Felson et al., 1999). Als gevolg hiervan is één studie afgevallen (zie kolom 3);

• waarin ook ‘oude’ cases zijn opgenomen. Het betreft in totaal vijf studies: vier studies die gebaseerd zijn op het NVAW8

31

en één van Goudriaan (2006, hoofdstuk 3) op basis van de Nederlandse Survey Criminaliteit en Rechtshandhaving (Wittebrood, Michon & Ter Voert, 1997).

5 Met probability sampling wordt gedoeld op steekproeftrekking waarbij ieder lid van de populatie een gelijke kans heeft om in de steekproef terecht te komen (Bijleveld, 2006).

6 Als het gaat om delicten tegen huishoudens zoals bijvoorbeeld inbraak, zou aangifte door een ander lid van het huishouden (dan degene die is bevraagd) wel degelijk aangifte door een slachtoffer betekenen. Overwogen is om bij dergelijke vermogensdelicten toch studies te includeren waarin ook aangifte door lid huishouden was opgenomen. Alleen Skogan (1994) zou dan in aanmerking komen. Echter de regressieanalyse voor ‘crime reporting’ die Skogan rapporteert, heeft betrekking op alle delicten en niet apart op delicten tegen huishoudens. De invloed van third party

reporting op geweldsdelicten zou daarmee alsnog in de studie komen. Daarom is hiervan afgezien.

7 Dit kan bijv. een gecompleteerde verkrachting of een feitelijke mishandeling zijn in plaats van enkel bedreiging. 8 In Felson en Paré had 61,7% van de door slachtoffers gerapporteerde delicten plaatsgevonden vóór de jaren 90. In

Wolitzky-Taylor et al. (2011) had 35,5% van de door slachtoffers gerapporteerde delicten plaatsgevonden vóór 1981 en van het overige deel zal een onbekend aandeel ook voor de jaren 90 hebben plaatsgevonden.

Aangiftegedrag

Hoof

dstuk 4

87

oVerzICht 4.1 Gevonden, afgevallen en geïncludeerde studies

Gevonden studies

Studies die zijn afgevallen vanwege:

Geïncludeerde studies Inclusie 3e partij Ontbreken van vereiste controles Inclusie slachtoffer-schappen

van voor 1992 Overlap*

Bachman, 1998 X Baumer, 2002 X Baumer & Lauritsen, 2010 X Bosick et al., 2012 X Brennan, 2011 X Carcach, 1997 X Fisher et al., 2003 X

Gartner & Macmillan, 1995 X X Goudriaan, 2006, hoofdstuk 6 X

Jordan et al., 2007 X Posick, 2013 X

Rennison et al., 2013 X X Skogan, 1994 X

Wong & Van de Schoot, 2012 X

Chen & Ullman, 2010 X Felson & Paré, 2005 X Goudriaan, 2006, hoofdstuk 3 X Wolitzky-Taylor et al., 2011 X

Zavala, 2010 X

Clay-Warner & McMahon, 2009 X

Felson et al., 2002 X

Avakame et al., 1999 X

Baumer, 2004 X

Felson et al., 1999 X

Felson et al., 2000 X

Kang & Lynch, 2010 X

Kaukinen, 2002a X

Kruttschnitt & Carbone, 2009 X Reyns & Englebrecht, 2010 X

Tarling & Morris, 2010 X

Xie et al., 2006 X

Zhang et al., 2007 X

Er bleven na deze exclusies 13 publicaties over. Deze zijn gecontroleerd op eventuele overlap tussen de datasets. Overlap werd gevonden tussen:

• Baumer (2004) en Clay-Warner en McMahon-Howard (2009) als het gaat over seksueel geweld; deze studies zijn gebaseerd op NCVS-data die zijn verzameld in grotendeels dezelfde periode. Omdat Baumer (2004) zijn data uitsplitst in meer verschillende slachtoffer-daderrelaties, is de studie van Clay-Warner en McMahon-Howard (2009) niet opgenomen;

• Baumer (2004) en Avakame, Fyfe en Mccoy (1999) als het gaat om seksueel en fysiek geweld; beide studies zijn gebaseerd op NCVS-data in deels dezelfde periode. Baumer (2004) onderzocht alleen vrouwelijke slachtoffers, terwijl Avakame et al. mannen en vrouwen in de steekproef hadden; beide zijn daarom in de review opgenomen; • Avakame et al. (1999) en Kang en Lynch (2010) als het gaat over geweld. Kang en Lynch

includeerden ook beroving, en Avakame et al. onderscheidden ook niet-intimi; beide zijn daarom geïncludeerd;

• Felson, Messner en Hoskin (1999) en Felson, Messner, Hoskin en Deane (2002) als het gaat over fysiek geweld en bedreiging. Omdat Felson et al. (1999) hun data uitsplitsen naar meer verschillende slachtoffer-dader relaties, is Felson et al. (2002) geëxcludeerd. Van de overgebleven 11 studies zijn alle relaties waarover het aangiftegedrag is gerapporteerd, geïnventariseerd. Deze zijn onderscheiden in elf (elkaar noodgedwongen niet volledig uitsluitende) categorieën van daders. Deze zijn geplaatst op een relationele afstand schaal (conform Black, 1976; Dawson, 2004; Decker, 1993; Horwitz, 1990; zie ook 1.4.1) die loopt van intieme bekenden tot vreemden. Deze schaal komt grotendeels, maar niet exact, overeen met die in 3.3.2. Dit komt doordat in de beide reviews niet over exact dezelfde slachtoffer-dader relaties studies zijn aangetroffen.

Intimi:

1. Kinderen (het gaat hier niet om kinderen in termen van minderjarigheid maar in termen van slachtoffer-dader relatie. Het slachtoffer is dus de vader of moeder van de dader).

2. Partners (partners, echtgenoten)

3. Ex- en huidige partners (indien ongesplitst) 4. Ex-partners

5. Familieleden en partners (indien ongesplitst) 6. Familieleden

Aangiftegedrag

Hoof

dstuk 4

89

Niet-intimi:

7. Goede bekenden (vriend, goede bekende; indien ‘oppervlakkige bekenden’ een andere categorie was)

8. Bekenden (oppervlakkige en goede bekenden, ongesplitst. Bijv. ‘medestudenten’, ‘andere bekenden’)

9. Oppervlakkige bekenden (kennis; indien ‘goede bekenden’ een andere categorie was) 10. ‘Anderen’ inclusief vreemden (indien ongesplitst, deze groep wordt dan vergeleken

met een specifiek benoemde groep intimi) Vreemden:

11. Vreemden

Eén slachtoffer-dader relatie liet zich niet indelen op deze schaal, namelijk ‘seksuele intimi’: mensen met wie het slachtoffer seksueel intiem was geweest (Avakame et al., 1999). Deze kunnen zich onder elke groep bekenden bevinden. In deze review wordt aangenomen dat de seksuele intimi gemiddeld op kleinere relationele afstand van het slachtoffer staan dan de niet-seksuele intimi.

Op basis van de literatuur zoals besproken in paragraaf 4.3 wordt verwacht dat met toenemende relationele afstand meer aangifte wordt gedaan. Naarmate van vreemde meer richting huidige partner en kind wordt gegaan, wordt dus verwacht – gecontroleerd voor sekse en leeftijd van het slachtoffer en de ernst van het delict – dat minder aangifte wordt gedaan. Verwacht wordt derhalve ook dat bij vreemde daders meer aangifte wordt gedaan dan bij bekende daders (als één groep). De resultaten worden beschreven in 4.5.4.

4.5.3 Beschrijving studies

In overzicht 4.2, kolom 1 tot en met 8, staan de kenmerken van de geïncludeerde studies (op alfabetische volgorde van naam eerste auteur gesorteerd). Er zijn studies opgenomen over verschillende vormen van geweld9

32, stalking en cyberstalking, vermogens- en geweldsdelicten (samengenomen) en delicten tegen huishoudens (dit zijn vermogensdelicten en vernielingen samengenomen). Twee studies zijn uitgevoerd onder enkel vrouwen, de overige onder zowel mannen als vrouwen. Acht studies zijn gedaan in de VS, verder is een studie gevonden uit China, een uit Groot-Brittannië en een uit Canada. Onderzochte populaties zijn meestal slachtoffers die zijn aangetroffen in een bevolkingssteekproef, landelijk of uit een grote stad. Een keer betreft het enkel

herhaalde slachtoffers (Xie et al., 2006). Eenmaal betreft het de slachtoffers van geweld

9 Diefstal met geweld (straatroof, overval e.d.) valt in de huidige Nederlandse classificatie onder de vermogensdelicten (zie bijv. Heer-de Lange & Kalidien, 2014), maar in de hier opgenomen internationale studies valt dit onder de geweldsdelicten.

in de afgelopen 36 maanden, zoals aangetroffen in een groep kortgestrafte vrouwelijke gedetineerden (Kruttschnitt & Carbone-Lopez, 2009).

In de studies zijn ‘sekse slachtoffer’ (indien van toepassing), ‘leeftijd slachtoffer’ en ‘ernst van het delict’ (in enige vorm) als onafhankelijke variabelen in de analyse opgenomen. Daarnaast is in diverse studies gecontroleerd voor andere demografische factoren van het slachtoffer (zoals inkomen, opleiding, ras, huwelijkse staat, omvang huishouden, huiseigenaar of niet), andere slachtofferfactoren (zoals alcohol- en drugsgebruik, uitgaansgedrag, peri-traumatische angst), daderkenmerken (zoals ras, leeftijd, alcohol- en drugsgebruik, sekse, eerdere justitiële contacten) en delictkenmerken (bijv. locatie, eigen bijdrage van het slachtoffer, aanwezigheid getuigen, dag/nacht). In mindere mate is in de studies ook gecontroleerd voor eerdere ervaringen met de politie, eerder slachtofferschap, buurtkenmerken, of de gestolen spullen verzekerd waren en effecten van de methode.

In de studies zijn regressieanalyses uitgevoerd met als afhankelijke variabele ‘aangifte gedaan door slachtoffer’ (gecodeerd als 1) en met ‘slachtoffer-dader relatie’ als een van de onafhankelijke variabelen. In de laatste kolom van overzicht 4.2 staat het resultaat beschreven dat per studie is gevonden. Gerapporteerde uitkomstmaten zijn odds ratio’s (OR) of regressiecoëfficiënten. Alleen significante resultaten (p ≤ .05) zijn opgenomen. De resultaten worden in het navolgende besproken, waarbij voor details naar overzicht 4.2 wordt verwezen.

Aangiftegedrag

Hoof

dstuk 4

oVerzICht 4.2 Kenmerken en resultaten geïncludeerde studies (op alfabetische volgorde)

Geïncludeerde

studies Land Steekproef Delicten

Omvang

steekproef* Aangifte %

In regressie opgenomen variabelen

(in aanvulling op leeftijd en sekse van het slachtoffer en ernst delict)

Sekse slachtoffers Resultaat Avakame et al., 1999 VS NCVS 1992-1994 Seksueel geweld samengenomen met ernstige mishandeling

2203 Niet vermeld in artikel Slachtofferkenmerken Daderkenmerken Locatie

Dag/nacht

MV De kans op aangifte doen is significant groter bij slachtoffers van bekende daders met wie geen seksuele intimiteit is (geweest) (OR 1.25) dan bij slachtoffers van bekende daders met wie wel seksuele intimiteit is geweest (referentiecategorie). Baumer, 2004 VS NCVS 1992-2000 Seksueel geweld Fysiek geweld 636 519 19% 34% Slachtofferkenmerken Daderkenmerken Locatie

Derde partij aanwezig Interviewmethode

V De kans op aangifte doen door slachtoffers van seksueel geweld door een bekende verschilt niet significant van de kans op aangifte doen door slachtoffers van seksueel geweld door een vreemde. Dit geldt ook voor alle subgroepen apart: echtgenoten, andere familieleden, goede en oppervlakkige bekenden.

De kans op aangifte doen door slachtoffers van fysiek (niet seksueel) geweld door een bekende, verschilt niet significant van de kans op aangifte door slachtoffers van fysiek geweld door een vreemde. Dit geldt ook voor de volgende subgroepen apart: echtgenoten, andere familieleden en goede bekenden. Slachtoffers van fysiek geweld door oppervlakkige bekenden doen als enige vaker aangifte dan slachtoffers van vreemden (b= .281; p ≤ .05)

Felson et al., 1999 VS NCVS 1992-1994 Fysiek geweld samengenomen met bedreiging 5570 25% Slachtofferkenmerken Daderkenmerken Eigen bijdrage slachtoffer Derde partij aanwezig Eerdere victimisatie

MV De kans op aangifte doen door slachtoffers van geweld of bedreiging door huidige echtgenoot, (ex)romantische partner, familielid, vriend, andere goede bekende en kennis verschilt niet significant van de kans op aangifte doen van geweld of bedreiging door een vreemde (referentiecategorie). Enkel de kans op aangifte doen door een slachtoffer van geweld of bedreiging door een ex-echtgenoot is groter (b= .57, p < .05) dan de kans op aangifte van zo’n delict door slachtoffer van een vreemde dader

Felson et al., 2000

VS NCVS 1992-1995 Beroving 1362 35% Slachtofferkenmerken Daderkenmerken

MV De kans op aangifte doen is significant groter bij slachtoffers van beroving door een goede bekende die geen familie is (OR 1.782) en bij slachtoffers van beroving door familielid (OR 1.911) dan bij slachtoffers van beroving door vreemde (referentiecategorie). De kans op aangifte doen van beroving door oppervlakkige bekende verschilt niet significant van de kans daarop bij beroving door een vreemde.

Aangiftegedrag

Hoof

dstuk 4

93

oVerzICht 4.2 Kenmerken en resultaten geïncludeerde studies (op alfabetische volgorde)

Geïncludeerde

studies Land Steekproef Delicten

Omvang

steekproef* Aangifte %

In regressie opgenomen variabelen

(in aanvulling op leeftijd en sekse van het slachtoffer en ernst delict)

Sekse slachtoffers Resultaat Avakame et al., 1999 VS NCVS 1992-1994 Seksueel geweld samengenomen met ernstige mishandeling

2203 Niet vermeld in artikel Slachtofferkenmerken Daderkenmerken Locatie

Dag/nacht

MV De kans op aangifte doen is significant groter bij slachtoffers van bekende daders met wie geen seksuele intimiteit is (geweest) (OR 1.25) dan bij slachtoffers van bekende daders met wie wel seksuele intimiteit is geweest (referentiecategorie). Baumer, 2004 VS NCVS 1992-2000 Seksueel geweld Fysiek geweld 636 519 19% 34% Slachtofferkenmerken Daderkenmerken Locatie

Derde partij aanwezig Interviewmethode

V De kans op aangifte doen door slachtoffers van seksueel geweld door een bekende verschilt niet significant van de kans op aangifte doen door slachtoffers van seksueel geweld door een vreemde. Dit geldt ook voor alle subgroepen apart: echtgenoten, andere familieleden, goede en oppervlakkige bekenden.

De kans op aangifte doen door slachtoffers van fysiek (niet seksueel) geweld door een bekende, verschilt niet significant van de kans op aangifte door slachtoffers van fysiek geweld door een vreemde. Dit geldt ook voor de volgende subgroepen apart: echtgenoten, andere familieleden en goede bekenden. Slachtoffers van fysiek geweld door oppervlakkige bekenden doen als enige vaker aangifte dan slachtoffers van vreemden (b= .281; p ≤ .05)

Felson et al., 1999 VS NCVS 1992-1994 Fysiek geweld samengenomen met bedreiging 5570 25% Slachtofferkenmerken Daderkenmerken Eigen bijdrage slachtoffer Derde partij aanwezig Eerdere victimisatie

MV De kans op aangifte doen door slachtoffers van geweld of bedreiging door huidige echtgenoot, (ex)romantische partner, familielid, vriend, andere goede bekende en kennis verschilt niet significant van de kans op aangifte doen van geweld of bedreiging door een vreemde (referentiecategorie). Enkel de kans op aangifte doen door een slachtoffer van geweld of bedreiging door een ex-echtgenoot is groter (b= .57, p < .05) dan de kans op aangifte van zo’n delict door slachtoffer van een vreemde dader

Felson et al., 2000

VS NCVS 1992-1995 Beroving 1362 35% Slachtofferkenmerken Daderkenmerken

MV De kans op aangifte doen is significant groter bij slachtoffers van beroving door een goede bekende die geen familie is (OR 1.782) en bij slachtoffers van beroving door familielid