• No results found

EKKO t.o.v de rol van de drie soorten culturele instellingen

HOOFDSTUK 4: CASE STUDY EKKO

4.6 EKKO in het model van Konings

4.6.2 EKKO t.o.v de rol van de drie soorten culturele instellingen

De respondent beschrijft dat de rol van de intermediair beperkt is. Op inhoudelijk gebied was deze alleen in de opstartfase betrokken. Nu werkt EKKO ook met een intermediair, maar deze bemiddelt alleen op praktisch gebied.

De producerende instellingen zijn in het verhaal van EKKO zijn de bands en

artiesten. Uit het interview blijkt dat zij zelf geen educatieve activiteiten organiseren. Zij worden door EKKO bij de educatieve activiteiten betrokken. De respondent beschrijft dat veel artiesten niet echt nadenken over het organiseren van educatieve activiteiten. Ze zien de educatieve waarde niet van hun muziek en zien het niet als uitbreiding op hun carrière. Artiesten hebben zelf geen kennis over het onderwijs en zouden ook niet weten hoe ze zoiets zouden moeten organiseren. Ook zijn ze niet echt een “instelling”, het zijn eerder vier of vijf mensen die een band spelen, ze worden het niet verplicht vanuit bijv. een subsidieregeling. Wel ziet EKKO hen als expert van het maken van muziek.

86

Uit het interview blijkt dat EKKO als distribuerende instelling een veel grotere rol heeft dan Konings die voorziet. De schoolconcerten die EKKO organiseert passen binnen haar rol van distribuerende instelling met als expertise het beschouwen en meemaken van kunst en cultuur. EKKO heeft echter ook activiteiten die meer gericht op het maken van kunst en cultuur, gericht zijn op geschiedenis of op het

organiseren van een evenement in een poppodium. Ook noemt de respondent dat EKKO de instelling is die de scholen en de muzikanten aan elkaar koppelt. Er wordt benoemd dat EKKO hier het netwerk voor heeft. Enerzijds

heeft EKKO een netwerk van scholen opgebouwd, dat veel artiesten en bands niet hebben en waarvan zij niet weten hoe dit op te bouwen. Anderzijds geeft hij aan dat EKKO een uitgebreid netwerk van artiesten en boekers heeft die zij kunnen benaderen hiervoor, dat scholen niet hebben. Ook heeft EKKO de kennis in huis voor het realiseren educatieprojecten. De respondent beschrijft dat aan de

ene kant docenten vaak weinig kennis hebben over popmuziek, waardoor het voor hen lastiger zal zijn op popmuzikanten te benaderen of educatieprojecten met

popmuziek op te zetten op school. Aan de andere kant noemt de respondent dat ook de popmuzikanten hier geen kennis voor in huis hebben, zoals hierboven ook

beschreven. EKKO organiseert dus ook activiteiten die meer gericht zijn op het maken van cultuur, wat eerder past bij een producerende instelling en vliegt de expertise van de producerende instellingen (artiesten en bands) in, wat eigenlijk de rol van de intermediaire instelling is.

4.7 Conclusie

De case study van EKKO laat zien dat EKKO als poppodium op verschillende manieren bijdraagt aan het cultuuronderwijs. EKKO tracht ervoor te zorgen dat de cultuureducatieve activiteiten toegankelijk zijn, wat aansluit op het doel van de leerecosystemen. EKKO maakt gebruik van van de eigen kennis en input van de leerling, wat ook zorgt voor een wisselwerking tussen formeel en informeel leren. Ook probeert EKKO de artiesten dichter bij de leerlingen te brengen en zo de afstand tussen hen te verkleinen. EKKO organiseert activiteiten waarbij leerlingen die minder muzikaal zijn ook een betekenisvolle bijdrage kunnen leveren, waardoor

“Aan de ene kant hebben wij heel lang gedaan over het opbouwen van een netwerk in Utrecht met scholen, maar het netwerk met artiesten ligt er al. Dus we kunnen makkelijk die twee bij elkaar brengen en laten we zien dat het kan en dat het heel leuk is.”

87

zij ook mee kunnen doen. Verder probeert EKKO de activiteiten of de artiesten die zij boeken aan te laten sluiten op de belevingswereld van de leerlingen door het

onderwerp, de maatschappelijke relevantie ervan of door een verbinding te maken met de geografische omgeving waarin de artiest, de activiteit en de leerling zich bevindt. Daarnaast wordt maatwerk per school en het ontwikkelen van

voorbereidend lesmateriaal ook genoemd om de activiteiten toegankelijker te maken. Ook laat de case study van EKKO zien hoe belangrijk de rol van popmuziek hierin is. De respondent benadrukt dat popmuziek de muziekstroming is die leerlingen

kennen, luisteren en leuk vinden. Ook is popmuziek altijd herkenbaar en relevant, het gaat over herkenbare onderwerpen of sluit aan bij de maatschappelijke

ontwikkelingen in het hier en nu.

In de projecten werken de leerlingen dus vooral aan de culturele competenties van het leren deelnemen aan het culturele leven, cultureel bewustzijn en het eigen maken van vormtalen. In Yallah! Yallah! Kids wordt voornamelijk gewerkt aan de competentie van het ervaren van verschillen en hiermee om kunnen gaan. Opvallend is dat bij het project dat het meest aansluit bij de rol van EKKO als distribuerende instelling, namelijk de schoolconcerten, de minste culturele competenties worden ontwikkeld. Uit de case study blijken ook verschillende

ervaringen die leerlingen wel kunnen hebben tijdens educatieprojecten bij EKKO en niet op school. EKKO heeft ook als doel om alle educatieprojecten zo dicht mogelijk bij de realiteit te brengen. Dit doet EKKO door te werken met professionals uit het veld en popmuzikanten die hier hun beroep van hebben gemaakt, leerlingen een kijkje te geven achter de schermen en veel ruimte te creëren voor interactie met de artiest.

De rol van EKKO als distribuerende instelling is veel breder dan hoe Konings die voorziet. EKKO organiseert namelijk cultuureducatieve activiteiten die gericht zijn op het ervaren van cultuur, maar ook op het maken van cultuur. Ook is zij de instelling die de educatieve activiteiten ontwerpt samen met de school en hierbij de expertise van de producerende instellingen (bands en artiesten) in vliegt. Deze bredere rol is echter nodig, omdat de producerende instellingen binnen de popmuzieksector zelf weinig kennis hebben over het onderwijs en de scholen weinig kennis hebben over popmuziek. Het poppodium is hierin niet alleen expert in het ervaren van cultuur,

88

maar expert op het gebied van popmuziekeducatie. Als EKKO dit niet zou doen, zou popmuziek een kleinere rol hebben in het cultuuronderwijs. EKKO is hierin de

verbindende factor. EKKO ziet deze rol ook echt als hun kracht in het geheel. Wel kan EKKO nog beter bijdragen aan het cultuuronderwijs op een school, door vooraf en tijdens de evaluatie de leerdoelen te bespreken met de school, zoals het model van Konings verondersteld.

In deze case study is echter alleen gekeken naar EKKO. EKKO is een van de weinige poppodia in Nederland die aan educatie doet en is in die zin eerder uitzondering dan regel. Het is dus nog maar de vraag of deze rol ook voor andere poppodia is weggelegd. Wel geldt voor andere poppodia dat ook zij beschikken over kennis van popmuziek en een uitgebreid netwerk van artiesten en boekers, dat zij zouden kunnen inzetten voor educatieprojecten. Zo kunnen er meer

educatieprojecten gericht op popmuziek komen en krijgen de artiesten in deze projecten ook een rol. Door de manier waarop de producerende popinstellingen zijn georganiseerd, functioneren zij niet als een instelling. Hierdoor hebben zij zelf niet de middelen om educatieprogramma’s te ontwikkelen. Poppodia zijn echter wel

instellingen, waardoor zij dit sneller kunnen doen. Een intermediaire instelling kan de poppodia helpen met het in contact komen met het onderwijs en het ontwikkelen van educatieprogramma’s.

Poppodia kunnen dus bijdragen aan het cultuuronderwijs doordat:

- zij cultuuronderwijs toegankelijker kunnen maken d.m.v. het organiseren educatieprogramma’s gericht op popmuziek;

- er in deze programma’s gewerkt wordt aan alle culturele competenties; - leerlingen hierbij in het poppodium ervaringen hebben die het dichtst in de

buurt komen van de realiteit, die zij niet op school kunnen hebben;

- poppodia door hun expertise over popmuziek kunnen zorgen dat er meer educatieprogramma’s gericht op popmuziek in het cultuuronderwijs komen; - zij door hun netwerk van artiesten (en hun boekers), de producerende

instellingen, die als expertise het maken van cultuur hebben, ook kunnen betrekken bij deze educatieprogramma’s.

89

CONCLUSIE

In deze scriptie is onderzocht hoe poppodia kunnen bijdragen aan het

cultuuronderwijs in het primair en voortgezet onderwijs in Nederland. Eerst is een model geschetst waarin duidelijk wordt wat cultuuronderwijs is en hoe dit

toegankelijk wordt voor elke leerling. Dit is te zien in de afbeelding op pagina 38. Dit model maakt het mogelijk om te kijken hoe popmuziek en poppodia hier een bijdrage aan kunnen leveren. In hoofdstuk 2 zijn de vermeende positieve effecten op leerlingen bij het gebruik van popmuziek in het onderwijs en de vaardigheden die leerlingen daarbij ontwikkelen, uit een gezet. Hieruit blijkt dat popmuziek een bijdrage kan leveren aan alle culturele competenties. Ook maakt popmuziek de lessen toegankelijk, doordat popmuziek zich in de belevingswereld van de leerlingen bevindt, zo nemen zij kennis van buiten school mee de les in en passen zij de kennis die zij in de les hebben opgedaan toe op hun muziekervaring in de vrije tijd. Verder zorgt popmuziek ervoor dat meer leerlingen deelnemen aan de lessen en hierin intrinsiek gemotiveerd zijn. Dit is terug te zien in de tabel op pagina 57. In hoofdstuk 3 is een model geschetst op basis van een proefschrift van Konings, waarin duidelijk wordt hoe en wanneer in het proces van het vormgeven van een doorlopende leerlijn cultuuronderwijs culturele instellingen een rol hebben. Ook is de meerwaarde van een samenwerking met een culturele instelling hierbij beschreven. Deze

meerwaarde is dat de de ervaringen die leerlingen hierbij hebben, het dichts bij de realiteit van een culturele instelling komen. Dit model is te zien op pagina 67. Daarin wordt duidelijk dat er drie soorten culturele instellingen worden onderscheiden: intermediaire, producerende en distribuerende culturele instellingen. Konings stelt dat culturele instellingen in alle fasen in het proces in hun rol moeten blijven. Dit zou dus ook gelden voor poppodia, die binnen het model van Konings vallen onder de distribuerende instellingen.

In de eerste drie hoofdstukken is gekeken hoe poppodia in theorie kunnen bijdragen, in hoofdstuk 4 wordt gekeken hoe dit zich verhoudt tot de praktijk. In dit hoofdstuk is een case study gedaan van poppodium EKKO, te Utrecht. In Nederland doet één op de vijf poppodia aan educatie en EKKO is er daar een van. In de case study is gekeken hoe EKKO past in beide modellen, om zo te kijken hoe EKKO bijdraagt aan

90

het cultuuronderwijs. Een deel van de uitkomsten hiervan gelden specifiek voor EKKO, maar veel uitkomsten gelden ook voor andere poppodia. Zo bleek dat de bijdrage van poppodia aan het cultuuronderwijs in het primair en voortgezet onderwijs in Nederland is dat:

- zij cultuuronderwijs toegankelijker kunnen maken door middel van het organiseren educatieprogramma’s gericht op popmuziek;

- er in deze programma’s gewerkt kan worden aan alle culturele competenties; - leerlingen hierbij in het poppodium ervaringen hebben die het dichtst in de

buurt komen van de realiteit, die zij niet op school kunnen hebben;

- poppodia door hun expertise over popmuziek kunnen zorgen dat er meer educatieprogramma’s gericht op popmuziek in het cultuuronderwijs komen; - zij door hun netwerk van artiesten (en hun boekers), de producerende

instellingen, die als expertise het maken van cultuur hebben, ook kunnen betrekken bij deze educatieprogramma’s.

In dit onderzoek is gekeken hoe poppodia kunnen bijdragen aan het cultuuronderwijs in het primair en voortgezet onderwijs in Nederland. Hierbij is een case study gedaan van één poppodium. Oorspronkelijk was het plan om een enquête uit te zetten onder alle poppodia in Nederland en interviews af te nemen met poppodia die wel aan educatie doen. Dit kon echter geen doorgang vinden door de Corona-crisis. Casestudies van andere poppodia kunnen de conclusies bevestigen of hier

conclusies aan toevoegen. Ook is hierdoor niet duidelijk geworden wat de huidige stand van zaken van educatie bij poppodia is. Het is niet duidelijk wat er dan bij die een op de vijf poppodia gebeurd, waarom zij dit doen, waar zij tegenaan lopen, hoe zij samenwerken met scholen en welke leerdoelen zij stellen. In de hoofdvraag van dit onderzoek zit de veronderstelling dat poppodia aan educatie zouden moeten doen. In dit onderzoek wordt echter niet duidelijk wat de voor- en nadelen zijn voor poppodia hierbij. Ook is niet gekeken in hoeverre popmuziek op dit moment een plek heeft in het cultuuronderwijs. Verder is in dit onderzoek gekeken naar de leereffecten van het gebruik van popmuziek in het onderwijs op leerlingen. Hierbij is voornamelijk gekeken naar wetenschappelijke literatuur waarin empirische onderzoeken zijn besproken. Deze effecten zijn nooit echt gemeten bij de leerlingen. Het echt meten van effecten op leerlingen is echter lastig en zou per leerling bekeken moeten worden. Verder zijn wel de opvattingen van leerlingen over popmuziek aan bod

91

gekomen, maar niet hun opvattingen over het gebruik van popmuziek in het onderwijs. Ook is er maar naar een model gekeken voor de bijdrage van culturele instellingen aan het cultuuronderwijs. Er zou ook nog naar andere modellen voor partnerschappen gekeken kunnen worden. Het model van Konings is echter het meest alomvattend.

De uitkomsten en beperkingen die hierboven zijn gebleken, bieden mogelijkheden voor de volgende vervolgonderzoeken:

Een onderzoek naar de huidige stand van zaken van cultuureducatie bij

poppodia.

⇒ Een onderzoek naar de voor- en nadelen voor poppodia die komen kijken bij het organiseren van educatieve projecten voor het onderwijs.

⇒ Een onderzoek naar welke plek popmuziek op dit moment inneemt in het onderwijs. Bij Méér Muziek in de Klas wordt bijvoorbeeld al meer met popmuziek gewerkt, maar wat voor plek dit inneemt in het onderwijs, is nog niet onderzocht.

Ook is niet onderzocht welke kennis docenten hebben over popmuziek en in

hoeverre dit aanbod is gekomen in hun opleiding. Een onderzoek hiernaar zou hier inzicht in kunnen geven.

⇒ Een onderzoek naar de kennis van en opvattingen over educatie van popmuzikanten.

Een onderzoek naar hoe leerlingen tegenover het gebruik van popmuziek in

het onderwijs staan.

Ook biedt dit de volgende aanbevelingen voor de praktijk:

⇒ Een nauwere samenwerking tussen intermediaire instellingen en poppodia kan poppodia handvatten geven om cultuureducatieve programma’s voor het onderwijs te organiseren, waardoor popmuziek beter een plek kan krijgen in het cultuuronderwijs.

⇒ Een informatiepakket voor poppodia met aanwijzingen voor hoe zij aan de slag kunnen gaan met educatie kan ervoor zorgen dat zij meer aan educatie gaan doen, zo kunnen poppodia de verbindende factor vormen tussen het onderwijs en de popmuzieksector.

92 ⇒ Poppodia en intermediaire instellingen kunnen er samen voor zorgen dat

popmuzikanten zich meer bewust worden van de educatieve waarde van hun muziek en zij in contact komen met het onderwijs.

Poppodia en intermediaire instellingen kunnen er samen voor zorgen dat

scholen en docenten zich meer bewust worden van de educatieve waarde van popmuziek.

93 LITERATUURLIJST

Allsup, Randall Everett. ‘Mutual Learning and Democratic Action in Instrumental Music Education’ Journal of Research in Music Education, 51.1, (april 2003).

‘Basis voor Cultuureducatie’. Utrecht: Landelijk Kennisinstituut voor Cultuureducatie en Amateurkunst, oktober 2016.

Belfiore, Eleonora; Bennet, Oliver. ‘Rethinking the social impacts of the arts.’

International Journal of Cultural Policy, 13:2 (2007).

Bennett, Andy. ‘Researching youth culture and popular music: a methodological critique.’ British Journal of Sociology, 53.3 (2002).

Bussemaker, Jet. ‘Een investering in popmuziek - uitvoering motie nr. 32820-159’ 9 maart 2016.

https://www.rijksoverheid.nl/binaries/rijksoverheid/documenten/kamerstukken/2016/0 3/09/kamerbrief-over-investering-in-popmuziek/kamerbrief-over-investering-in-

popmuziek-1.pdf

C. Dieleman; C. de Bonth; L. van den Bulk; M. van Miert; M. de Vreede; A. Twaalfhoven. ‘Betovering en betekenis: Trendrapport theater-, dans- en muziekeducatie 2019’ Utrecht: LKCA, 2019.

Campbell, P. & Hebert, D. ‘Rock music in American schools: Positions and practices since the 1960s.’ International Journal of Music Education, 36,(2000)

Challis, Ben. ‘Technology, accessibility and creativity in popular music education.’

Popular Music, 28.3 (2009).

Coenen, Dave. “Over EKKO”, website EKKO, internetbron, geraadpleegd: 21 - 6 - 2020. <https://ekko.nl/over-ekko>

94

‘Cultureel Vermogen. FAQ’s.’ Utrecht: Landelijk Kennisinstituut voor Cultuureducatie en Amateurkunst, 24 - 03 - 2020.

‘Cultureel Vermogen. Hand out - Werken aan cultureel vermogen. Een korte kennismaking.’ Utrecht: Landelijk Kennisinstituut voor Cultuureducatie en Amateurkunst, 24 - 03 - 2020.

‘Do It!’Website Burgerweeshuis. Geraadpleegd 22 - 2020. https://burgerweeshuis.nl/talent/do-it

Drion, Geert. Cultureel Vermogen. Utrecht, Landelijk Kennisinstituut voor Cultuureducatie en Amateurkunst & Cultuur Connectie, 2018.

Eric Lagendijk & Rento Zoutman. ‘Pop met beleid. Een handreiking voor gemeenten. POPnl. Oktober 2006.

Evelein, Frits. “Pop and world music in Dutch music education: two cases of authentic learning in music teacher education and secondary music education.”

International Journal of Music Education, 24.2 (augustus 2006).

Fowler, Charles B. ‘The Case Against Rock: A Reply.’ Music Educators Journal, 57.1 (september 1970).

Haanstra, Folkert. ‘Authentieke kunsteducatie: een stand van zaken.’ Cultuur +

Educatie 31 (2011).

Hebert, David G; Campbell, Patricia Shehan. ‘Rock Music in American Schools: Positions and Practices Since the 1960’s.’ International Journal of Music Education, 36.1 (november 2000).

Isbell, Dan. ‘Popular Music and the Public School Music Curriculum.’ Applications of

Research in Music Education, 26.1 (november 2007).

J. van Vught. ‘De waarde van pop 2.0 - De maatschappelijke betekenis van pop.’

95

Journal of Popular Music Studies, 2009, Vol. 21(1).

Konings, F. ‘Zitten we op één lijn? Een studie naar de bijdrage van culturele instellingen aan doorlopende leerlijnen cultuuronderwijs in de basisschool.’ Groningen: Rijksuniversiteit Groningen, april 2020,

Kruse, Adam J. ‘Hip-hop wasn't something a teacher ever gave me': exploring hip- hop musical learning.’ Music Education Research, 20.3, (juli 2018, Vol.20(3), pp.317- 329.

Lamont, Alexandra; Hargreaves, David J.; Marshall, Nigel A.; Tarrant, Mark. ‘Young peoples music in and out of school’ British Journal of Music Education, 20.3 (2003, p. 230.

Law, Wing-Wah & Ho, Wai-Chung. ‘Popular music and school music education: Chinese students’ preferences and dilemmas in Shanghai, China.’ International

Journal of Music Education, 33.1 (August 2015)

“Leerplankader kunstzinnige oriëntatie”, website SLO, internetbron, geraadpleegd 21 - 6 - 2020. <https://slo.nl/thema/vakspecifieke-thema/kunst-cultuur/leerplankader- kunstzinnige-orientatie/uitgangspunten/kerndoelen/>

‘Medy van der Laan: "NPI niet meer onaantastbaar"’ 3voor12 VPRO. 9 januari 2004. Geraadpleegd: 22 - 4 - 2020.

https://3voor12.vpro.nl/artikelen/overzicht/2004/januari/medy-van-der-laan-npi-niet- meer-onaantastbaar.html

Mercado, Emily M. ‘Popular, Informal, and Vernacular Music Classrooms: A Review of the Literature’ Applications of Research in Music Education, 37.2 (februari 2019). Minister Van Engelshoven. ‘Uitgangspunten Cultuurbeleid 2021-2024.’ Ministerie van

96

‘Muziek educatief aanbod EKKO 2020 - 2021.’ Utrecht: EKKO.

<https://issuu.com/ekko-educatie/docs/ekko_cultuureducatie_aanbod_2020_- _2021>

Notten, Natascha. Gelijke kansen door onderwijs en cultuurparticipatie/-educatie.

Kennissynthese. Utrecht: Landelijk Kennisinstituut voor Cultuureducatie en

Amateurkunst, mei 2020.

Ouwehand, Jasper van Dijk, Bergkamp, Van Dekken. Kamerstuk 32 820, nr. 159. Voorgesteld 2 juli 2015. https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32820-159.html “Over ons - De Popcoalitie.” Website Popcoalitie, internetbron, geraadpleegd 23 - 04 - 2020. <https://www.popcoalitie.nl/over-ons>

“Over POPnl”. Website POPnl, internetbron, geraadpleegd 23 - 04 - 2020. <https://www.popnl.nl/over-popnl>

Pembrook, R. ‘Popular music in research and in the classroom.’ Applications of

Research in Music Education, 4.1 (1986)

‘Position Paper - De top 10 van de Popcoalitie’, Popcoalitie, 19 januari 2018. Powell, Bryan ; Smith, Gareth Dylan ; West, Chad ; Kratus, John. ‘Popular Music Education: A Call to Action’ Music Educators Journal, 106.1 (september 2019). Seifried, S. ‘Making the scene: Popular teenage music, guitar class, and the creation of identity and place.’ Dissertation Abstracts International, 63.1 (2002).

Singh, Madhu. ‘Global Perspectives on Recognising Non-formal and Informal Learning Why Recognition Matters’. Cham: Springer International Publishing, 2005 Teslekno, Alexander. ‘Pop-Music as а Case-Study of Youth Culture.’ Advances in