• No results found

Effecten van het Europese grondstoffengebruik Europa is een netto-exporteur van milieueffecten

Naar een volgende fase in de transitie Beleid kan richting en snelheid van transitie beïnvloeden

2 Internationaal grond stof en­gebruik en efecten

2.3.2 Effecten van het Europese grondstoffengebruik Europa is een netto-exporteur van milieueffecten

Zoals in paragraaf 2.2.2 is aangegeven, genereren de winning van grondstoffen en de productie van materialen, halffabricaten en producten, zowel binnen Europa als in de mondiale keten, negatieve effecten op natuur en milieu. Meerdere door de Europese consumptie veroorzaakte natuur- en milieueffecten liggen boven het wereldgemiddelde per inwoner, zoals CO2-uitstoot, waterschaarste en biodiversiteitsverlies (IRP 2019). Voor de uitstoot van CO2, de stikstof- en fosforverliezen, landgebruik en biodiversiteitsverlies zit Europa zelfs boven het ‘redelijke aandeel’ (fair share) dat op basis van het aantal inwoners zou mogen worden gebruikt om de ecologische grenzen van de planeet niet te overschrijden (EEA 2019c; Häyhä et al. 2018; Lucas et al. 2020b; Sala & Castellani 2019).

Door de grote hoeveelheid grondstoffen die Europa importeert (direct, maar ook indirect verwerkt in de keten), is Europa een netto-exporteur van milieueffecten. Dit betekent dat de door import ontstane milieueffecten in het buitenland groter zijn dan de effecten die binnen Europa bij de productie voor de export ontstaan (IRP 2019; Sala & Castellani 2019). Ongeveer 31 procent van het landgebruik (Fischer et al. 2017; Steen-Olsen et al. 2012; Wilting 2021), 80 procent van het gebruik van schaars water (Lutter et al. 2016), tussen de 28 en 31 procent van de broeikasgassen (Steen-Olsen et al. 2012; Wilting 2021) en 29 procent van het biodiversiteitsverlies (Wilting 2021) die gerelateerd zijn aan de Europese consumptie, vinden buiten de EU plaats. Het grootste deel van deze effecten ontstaat door de productie van voedsel en veevoer voor de Europese consumptie, in onder andere Zuid-Amerika, Sub- Sahara Afrika of Zuidoost-Azië. De Europese consumptie draagt, na Noord-Amerika, het sterkst bij aan het mondiale biodiversiteitsverlies, bijvoorbeeld door het kappen van bossen om diervoer te telen voor de vleesproductie (Le Polain de Waroux et al. 2019).

Grote importafhankelijkheid van Europa kan leiden tot leveringsrisico’s

Zoals eerder genoemd, is ongeveer 25 procent van de in de Europese economie gebruikte grondstoffen afkomstig van import.Terwijl biomassa en mineralen grotendeels binnen de EU worden geproduceerd en gewonnen, is Europa voor fossiele brandstoffen en metalen vooral afhankelijk van importen (figuur 2.8). Vanwege hun importafhankelijkheid hebben Europese landen meer dan gemiddeld te maken met leveringsrisico’s voor bepaalde materialen (EEA 2015; IRP 2017). Voor de energietransitie en de elektrificatie in de mobiliteits- en woning- sector zijn in Europa bovendien grote hoeveelheden specifieke metalen nodig, zoals lithium, kobalt en neodymium. Deze materialen zijn noodzakelijk in producten voor de energie- transitie, zoals zonnepanelen, groene waterstofbatterijen, elektrische auto’s en

72 | Integrale Circulaire Economie Rapportage 2021 Figuur 2.8 2010 2012 2014 2016 2018 2020 0 20 40 60 80 100

% van gebruik in economie per categorie

Bron: Eurostat 2020 pb l.n l Fossiel Metalen Biomassa Mineralen Totaal

Aandeel import van grondstoffen in EU27

De EU is vooral afhankelijk van de import van fossiele energiedragers en metalen.

consumenten elektronica. Deze materialen zullen in de komende jaren nog nauwelijks vrijkomen als secundair materiaal, omdat de meeste kritieke materialen in goederen en infrastructuur opgesloten zitten en er nog geen rendabele verwerkingsmogelijkheden bestaan (Europese Commissie 2018a; Rietveld et al. 2019). Daarnaast zijn er nog geen goede vervangers beschikbaar. Hierdoor kan door recycling onvoldoende worden voldaan aan de vraagtoename en groeit de vraag naar primaire grondstoffen – wat zou kunnen leiden tot hogere prijzen en leveringsrisico’s (IRP 2017; La Porta Arrobas et al. 2017; Rietveld et al. 2019).

Momenteel zijn 27 materialen door de EU als ‘kritiek‘ geclassificeerd. De meerderheid daarvan zijn metalen (Europese Commissie 2017a). Kritieke materialen worden voornamelijk in industriële productieprocessen gebruikt en zijn vooral onontbeerlijk in elektrische apparaten, zoals mobiele telefoons en technologieën voor de energietransitie (zonnepanelen, windmo- lens, elektrische auto's en energiearme verlichting). Slechts een paar kritieke materialen worden in Europa gewonnen (met name kobalt, silicium en hafnium). De rest wordt geïmporteerd uit landen buiten Europa. De grootste leverancier voor de EU is China, die 62 procent van het aanbod dekt. Belangrijke leveranciers zijn daarnaast ook Turkije, Brazilië, de VS en Rusland. De Europese afhankelijkheid is ook groot omdat niet alleen de winning, maar ook de processen van verwerken, smelten en het verfijnen van metalen tot slechts enkele landen is beperkt. Deze producerende landen beheersen de uitvoer en kunnen die beperken om hun eigen industriële belangen te dienen, waardoor voor importerende landen de beschikbaarheid zou kunnen afnemen en de prijzen stijgen (Deloitte Sustainability et al. 2017; Europese Commissie 2020c).

Internationaal grondstoffengebruik en effecten | 73

2.4 Samenvatting en conclusies

Urgentie van verandering grondstoffengebruik om milieueffecten te verminderen

Het mondiale grondstoffengebruik neemt sinds 1970 gestaag toe en zal naar verwachting in 2060 zijn verdubbeld ten opzichte van 2017 (IRP 2019). Hoewel in veel delen van de wereld, zoals in Europa, de grondstoffenefficiëntie toeneemt, wordt er een stijgende vraag naar grondstoffen verwacht, samen met een groeiende afvalproductie.

De meeste grondstoffen raken niet direct op. Wel is de druk die voortkomt uit het grond- stoffengebruik op milieu en natuur hoog en die druk zal zonder aanvullend beleid blijven toenemen. Als gevolg van de toenemende consumptie en rekening houdend met geïmple- menteerd klimaatbeleid ingevoerd tot en met 2015, wordt een stijging verwacht in de uitstoot van broeikasgasemissies van 49 procent in 2060 ten opzichte van 2010 (Internat- ional Institute for Applied Systems Analysis 2018; McCollum et al. 2018; Rao et al. 2017). Verder wordt een afname van bossen en andere habitats verwacht, die moeten wijken voor een uitbreiding van landbouwareaal (International Institute for Applied Systems Analysis 2018; IRP 2019; Popp et al. 2017). Dit gaat samen met biodiversiteitsverlies en een verdere versnelling van klimaatverandering.

De toenemende vraag naar grondstoffen en materialen leidt ook tot stijgende prijzen en een verdere toename van leveringsrisico’s. Dit is met name een punt van zorg bij kritieke materialen – materialen die van economisch belang zijn én grote leveringsrisico’s kennen en daarnaast cruciaal zijn voor technologische ontwikkelingen in bijvoorbeeld de energietransitie.

Het groeiende mondiale grondstoffengebruik en de daarmee verbonden effecten brengen uiteindelijk gezondheidsrisico’s en hoge kosten voor de maatschappij met zich mee, en zijn ook in strijd met internationale doelen, zoals het Klimaatakkoord van Parijs en de SDG’s. De intensiteit en wijze van het huidige grondstoffengebruik voor de wereldwijde productie en consumptie, leidt, naast positieve economische effecten en een hogere levensstandaard, ook tot een grote last voor natuur en milieu. Een circulaire economie is een middel om de negatieve effecten van het toenemende grondstoffengebruik te beperken. Een circulaire economie is immers gericht op het zuinig en efficiënt omgaan met grondstoffen en op het zo lang mogelijk in de keten houden van deze grondstoffen.

Effecten zijn mondiaal ongelijk verdeeld

De mondiale handel in grondstoffen is sinds 1970 verdrievoudigd. Hoge-inkomenslanden, zoals landen in Europa, zijn in het bijzonder afhankelijk van de invoer van grondstoffen, vooral wat betreft fossiele brandstoffen en metalen, en hun afhankelijkheid neemt toe. De globalisering van productieketens heeft er echter ook toe geleid dat veel negatieve effecten ergens anders plaatsvinden dan waar de grondstoffen uiteindelijk in de vorm van eindpro- ducten worden geconsumeerd. Negatieve milieu-, economische en sociaal-economische effecten concentreren zich in lagelonenlanden, waar grote delen van de grondstoffen voor de economie en consumptie van rijkere landen worden gewonnen of afvalstoffen uit rijkere

74 | Integrale Circulaire Economie Rapportage 2021

landen worden verwerkt. Dat biedt weliswaar lokaal werk en inkomen, maar dit gebeurt vaak onder lage milieustandaarden en slechte arbeidsomstandigheden (IRP 2017; Wiedmann & Lenzen 2018).

De EU is sterk afhankelijk van import van met name metalen en fossiele grondstoffen

De EU heeft internationaal een belangrijke positie in de handel van grondstoffen: gemeten in gewicht, exporteert de EU wereldwijd het meest, met name machines, voertuigen, chemicaliën en voedsel (Eurostat 2020d, e). Ook via importen is Europa verweven met de rest van de wereld: ongeveer25 procent van de grondstoffen die in de Europese economie worden gebruikt zijn afkomstig van import (Eurostat 2019a). Recente ontwrichtende gebeurtenissen zoals de wereldwijde verspreiding van het Coronavirus of de kredietcrisis, tonen de negatieve kanten van de hoge mate van die verwevenheid en wederzijdse afhanke- lijkheden. Vanwege de sterke importafhankelijkheid voor vooral fossiele brandstoffen en metalen is de EU kwetsbaar voor stijgende prijzen en leveringsrisico’s voor (kritieke) materialen die belangrijk zijn voor de Europese industrie en de energietransitie.

Europa is een netto-exporteur van milieueffecten

Door de grote hoeveelheid importen, is de EU ook een netto-exporteur van milieueffecten: de door import ontstane milieueffecten in het buitenland zijn groter dan de effecten die binnen de EU bij de productie voor de export ontstaan (IRP 2019; Sala & Castellani 2019). 28 tot 31 procent van de broeikasgasemissies, 31 tot 32 procent van de landvoetafdruk, 80 procent van het verbruik van schaars water en 29 procent van het biodiversiteitsverlies door de Europese consumptie vindt buiten de EU plaats, zoals in Zuid-Amerika, Sub-Sahara Afrika of Zuidoost-Azië (Fischer et al. 2017; Lutter et al. 2016; Steen-Olsen et al. 2012; Wilting 2021). Op meerdere punten draagt de Europese consumptie meer bij aan milieudruk dan het wereldgemiddelde per inwoner, bijvoorbeeld wat betreft het veroorzaken van CO2-uitstoot, waterschaarste en biodiversiteitsverlies (IRP 2019; Sala & Castellani 2019). Naar verwachting neemt het Europese grondstoffengebruik tot 2060 verder toe (OESO 2019b).

3 Nederlands grondstofen­