• No results found

de dreiging van nieuwe toetreders

In document EERSTELIJNS DIAGNOSTIEK IN HET MCL (pagina 48-53)

Dreiging nieuwe

Kracht 2: de dreiging van nieuwe toetreders

 Een markt wordt aantrekkelijker als de kans op nieuwe toetreders c.q. concurrenten, kleiner is.

 Twee elementen bepalen of er nieuwe toetreders zullen komen of niet:

- de drempels voor toetreding

- de inschatting van potentiële nieuwe toetreders van de reactie die volgt van de bestaande

bedrijven binnen een bedrijfstak.

Op de Friese markt is er dreiging van een aantal toetreders, zowel van landelijke als regionale partijen. Hieronder volgt hiervan een opsomming. Daarna wordt nader op deze partijen ingegaan:

- (Commerciële) partijen als de DC-keten (van DCA, DCH) die landelijke dekking nastreeft.

- LabNoord, het Groningse lab met trombosedienst, huisartsenlab en ziekenhuislaboratoria die naast

de Groningse ook de Drentse markt heeft gepenetreerd en bepaalde delen van de Friese.

- HAL Friesland: onder nader te bepalen veranderende omstandigheden kan ook het (mede-)eigen

HAL concurrerend zijn.

- Commerciële (buitenlandse) laboratoria (regio- en landelijke ontwikkeling):

Er zijn grote laboratoria buiten Friesland (b.v. net over Duitse grens en in Drenthe) waar bulkwerk (dus tegen lage prijzen) wordt verricht. Deze concurreren tegen de lokale laboratoria v.w.b. de analyses/bepalingen.

- Ketenpartners die zelf het product van de vorige of volgende schakel in de keten erbij aanbieden (achterwaartse verticale integratie, van voorwaartse – zijn geen NL voorbeelden bekend):

 Commerciële huisartsenorganisaties: Landelijk zijn voorbeelden als ‘Vitae’ of ‘Independer’

bekend68. Genoemden nemen huisartsen in dienst en vormen een geïntegreerd eerstelijns

centrum waarbij diagnostiek niet vergeten wordt.

 Zorgverzekeraars (verticale integratie): In Groningen heeft Zorgverzekeraar Menzis een

initiatief opgericht (zie vorig punt). De VWS-beleidsnota noemde dit voorbeeld innovatief69.

 Andere (niet commerciële) huisartsenverbanden (ROS etc): Friese huisartsen zijn enige tijd

slecht georganiseerd. Verbanden als RHV en DHV zijn opgeheven. Een door overheid (en zorgverzekeraar) opgezet ROS heeft bij de Friese huisartsen (nog) onvoldoende draagvlak. Opgemerkt moet hierbij worden dat de mogelijke dreiging voor het MCL van bovengenoemde potentiële toetreders ook een kans tot samenwerking kan betekenen om de betrokkenheid van het MCL bij de eerstelijns diagnostiek te waarborgen.

Zes factoren bepalen de toetredingsdrempels van een bedrijfstak.

1. Schaalvoordelen: De grootte van de bestaande spelers en de mate waarin nieuwkomers gedwongen zijn grootschalig de markt in te gaan bepalen de hoogte van de drempel. In de Friese markt voor eerstelijns diagnostiek is de grootte van de bestaande spelers, noch de ‘grootte’ van de toetreder drempelverhogend. Een flexibele kleine toetreder die slim samenwerkt met partners, eventueel buiten Friesland, kan hierin juist een concurrentievoordeel hebben. De vraag naar eerstelijns diagnostiek ligt decentraal; men prefereert prikpunten dicht bij de klant of bij hen thuis in plaats van in het grote ziekenhuis. Het ziekenhuislaboratorium is hier zelf niet toe uitgerust en zijn hierin afhankelijk van hun gezamenlijke HAL. Van decentralisatie van radiologisch onderzoek is hierbij (nog?) geen sprake. 2. Kapitaalbehoeften: De behoefte aan kapitaal om toe te treden tot een markt verschilt per bedrijfstak. Een startend consultancybedrijf heeft aan telefoons en visitekaartjes voldoende. Een oliemaatschappij vergt enorme investeringen. Dit geldt voor ook voor radiologisch onderzoek. De overheid hield zelf als ‘eigenaar’ van radiologische modaliteiten toewijzing en spreiding in de hand. Nu de overheid dit loslaat, is er nog steeds enig kapitaal voor dure apparatuur nodig. Voor laboratoriumonderzoek ligt dat anders. Inzameling van te onderzoeken materiaal kan decentraal gebeuren. De onderzoeken kunnen vervolgens elders in een centraal laboratorium plaatsvinden (zie paragraaf over het CVZ-rapport). 3. Kennis en ervaring: Soms is er gespecialiseerde technologische kennis en ervaring nodig om überhaupt mee te kunnen doen in een specifieke bedrijfstak. Dat geldt natuurlijk ook voor laboratoria en radiologie. Medisch specialisten als klinisch chemici en radiologen zijn nodig, maar ook klinisch fysici (medisch ondersteunende specialisten die adviseren over het gebruik van ioniserende straling en medische technologie bij radiologie). Verder zijn er in beide gebieden uitvoerende laboranten en instrumentatiemedewerkers nodig die specifiek geschoold zijn. Toetreders die hier niet over beschikken zouden met partners buiten de regio kunnen gaan samenwerken (commerciële laboratoria en diagnos-tische centra, beoordeling radiologische beelden op afstand).

68Kamervragen van het Kamerlid Kant d.d. 25 oktober 2005, www.haagsekennis.nl

4. Productdifferentiatie: Het is vaak moeilijk met een product te komen dat anders is omdat er geen ruimte is voor verdere differentiatie of een ander product betekent voor afnemers hoge overstapkosten. Differentiatie berust in veel gevallen ook op het opbouwen van een sterk merkimago en dat vergt veelal hoge investeringen in reclame.

Een goed voorbeeld van differentiatie waarbij een bedrijf zich onderscheidt op basis van een specifieke doelgroep is het DCA (zie verderop). Deze richt zich specifiek op de eerste lijn en levert hen alle ondersteunende diagnostiek multidisciplinair (röntgen-, lab- en functie-onderzoek) aan één loket. Het MRI-centrum Amsterdam richt zich daarentegen juist op een brede afnemersgroep, maar onderscheidt zich op basis van het leveren van slechts een specifiek deel van de producten binnen een bedrijfstak, te weten alleen MRI’s.

Er zijn volgens Porter70 drie mogelijkheden voor een differentiatiestrategie op basis waarvan bedrijven

zich kunnen onderscheiden:

Variety-based positioning: Onderscheid op basis van unieke producten. Een bedrijf specialiseert

zich in het leveren van slechts een klein deel van de producten of diensten binnen een bedrijfstak. Een dergelijke positionering kan een zeer brede klantengroep aanspreken, maar zal slechts in een klein deel van hun behoeften voorzien. (Denk b.v. aan een speciaal soort schroeven die voor een beperkte aantal specifieke klussen geschikt zijn.)

Needs-based positioning: Onderscheid op basis van een specifieke doelgroep. Hierbij specialiseert

een bedrijf zich in het leveren van zo veel mogelijk producten of diensten gericht op één specifieke groep van afnemers. De keten van activiteiten wordt volledig aangepast op het leveren van superieure waarde aan een specifieke groep. (B.v. een bedrijf dat werkelijk alles levert voor professionele timmermannen.)

Access-based positioning: Onderscheid gebaseerd op de toegang tot een bepaalde markt. Een

bedrijf richt zich hierbij op een specifieke groep consumenten die zich onderscheidt door de manier waarop de aanbieder toegang krijgt tot hen. Hoewel de behoeften van deze afnemers overeen kunnen komen met die van andere consumenten, verschilt de manier waarop organisaties hen kunnen bereiken. Schaalgrootte van de klant of de geografische kenmerken kunnen hierbij een rol spelen. (B.v. een bedrijf dat materialen voor timmermannen in afgelegen gebieden levert via Internet en postorder.)

Bij elk van deze mogelijkheden geldt dat een bedrijf zich écht moet onderscheiden van de concurrentie en dat ook moet doortrekken naar de manier waarop het bedrijf is georganiseerd.

5. Toegang tot distributiekanalen: Doorgaans zijn er vaste afspraken in markten met ‘wederverkopers’. Margarinemerken hebben b.v. afspraken met grote supermarkten die soms zo dichtgetimmerd zijn, dat het noodzakelijk is voor nieuwe toetreders een volledig nieuwe distributieketen op te bouwen. Dit geldt ook in de eerstelijns diagnostiek. Voor buitenlandse concurrenten van o.a. Limburgse laboratoria is het lastig een uitgebreid netwerk van bloedafnamepunten op te zetten. Denk hierbij aan de aangehaalde casus in 2.3 waarbij de huisarts (-assistente) die dit zelf doet een buitensporige

vergoeding (kick back fee) krijgt 71. Naast mogelijke buitenlandse infiltraties zoeken sommige

Nederlandse aanbieders daar juist de samenwerking. Deze aanbieders besteden de diagnostiek uit aan deze buitenlandse partner omdat het doelmatiger en goedkoper kan. Tevens geldt dat concurrentie vanuit het buitenland vooralsnog vnl. speelt in de markt voor laboratoriumdiagnostiek en niet in de beeldvormende diagnostiek. Wel zijn er buitenlandse bedrijven die de beeldvormende diagnostiek

willen overnemen.72 Het zelf opzetten hiervan vereist namelijk een zekere kennis van de Nederlandse

markt en de beschikking over de juiste contacten en netwerken.

6. Overheidsbeleid: Regulering van markten en wettelijke eisen vormen toetredingsdrempels. Er was tot voor kort vrijwel geen groter bemoeigoed dan de gezondheidszorg. Zoals eerder genoemd bepaalde de overheid wie welke functie in de zorg uitoefende. Zij zorgde echter dan ook voor de financiering. Het huidige kabinetsbeleid bouwt, zoals eerder gememoreerd, nu juist een marktprikkel in, waardoor toetreding mogelijk is. Wel zijn er eisen aan de kwaliteit (normen en standaarden) en veiligheid (normen, stralingsbesluit etc), waarin publieke partijen en beroepsverenigingen (klinische chemie, radiologie, klinische fysica etc) een grote rol spelen.

70 Porter, M.E. Competitive Advantage. Creating and sustaining superior performance. New York: The Free Press, 1985

71

Diagnose. Beleidsondersteunende studie ten behoeve van CVZ naar de ontwikkeling van de markt voor laboratorium- en beeldvormende diagnostiek in de eerste lijn. Prof.Dr. N.S. Klazinga, AMC, Afdeling Sociale Geneeskunde, Universiteit van Amsterdam (rapport d.d. 12-2005)

72

Hieronder wordt ingegaan op de potentiële toetreders zoals hierboven reeds opgesomd.

Zelfstandige commerciële diagnostische ketens (DCA, DCH e.a.)

Om meerdere redenen zijn de ontwikkelingen van zelfstandige commerciële diagnostische centra als

b.v. de DC-keten (bekend van DCA, DCH) of andere (binnen- en buitenlandse) grote commerciële

laboratoria die landelijke dekking nastreven, interessant om te monitoren (bedreiging). Anderzijds kan de keten een samenwerkingspartner zijn voor het MCL (kans bij profilering richting eerste lijn).

1. Het DC kan een potentiële concurrent zijn. Afgevraagd kan echter worden of het volume in en om Leeuwarden interessant genoeg is voor een concept als het DCA of DCH. Winter stelt twee randvoorwaarden voor geschiktheid van een entiteit als het DCA: zo’n 120.000 inwoners en capaciteitsgebrek in de omgeving. De recent ontstane sense of urgency bij de Friese zorginstellingen zou er wel eens voor kunnen zorgen dat de capaciteit en toegangstijd binnen een aantal jaren op peil zijn door efficiency projecten.

Het DCA zou een samenwerkingspartner in de regio kunnen zoeken. Een huisartsenpraktijk in Leeuwarden, die ‘eager’ is om bredere eerstelijns diensten aan te bieden (zie hierna) vormt een in theorie potentiële partner.

2. Met het DC zou een strategische alliantie aangegaan kunnen worden (“If you can’t beat them, join them”) in haar profilering richting eerste lijn. DC zoekt landelijke dekking en is geïnteresseerd in samenwerking met ziekenhuizen. Als de performance van de eigen diagnostische afdelingen van het MCL een negatief effect heeft voor de toestroom van patiënten kan samenwerking een overweging zijn. Geleerd kan worden van het DCA-concept als best practice in performance (efficiëntie, planning etc) of als casus in ZBC-besturing met aandeelhouderschap van specialisten.

Huisartsen initiatieven in de stad/regio

Contacten zjin door een Leeuwarder huisartsenpraktijk gezocht met het MCL en HAL over verbreding van dienstverlening bij haar praktijk met o.a. eerstelijns diagnostiek en heeft hiertoe ook verbouwplannen besproken. Zoals hierboven gesteld zijn er in theorie ook andere mogelijke samenwerkingspartners als het DCA, maar ook het Groninger LabNoord (zie o.a. hierna) zou hiervoor in aanmerking kunnen komen. Dit potentiële initiatief wordt onder 2.4.3. ‘afnemers’ nader besproken.

Het Diagnostisch Centrum (DC)1 is een onafhankelijk medisch diagnostisch centrum. In Amsterdam

en omstreken verwijzen huisartsen al jaren enkele tienduizenden patiënten per jaar voor onderzoek naar het Diagnostisch Centrum Amsterdam (DCA). Die kunnen daar nog dezelfde dag terecht. De verwijzer krijgt meestal binnen een dag de uitslag. DCA verricht onder meer bloedonderzoek, mammografie, botdichtheidsmetingen en röntgenonderzoek en doet hierbij aan pre-planning, net als EasyJet en McDonalds. Vanaf 2005 kunnen patiënten ook terecht in Diagnostisch Centrum Haaglanden (DCH). In beide centra wordt een compleet (eerstelijns) pakket hoogwaardige diagnostische onderzoeken geboden die binnen 24 uur na aanvraag –zonder wachttijd- worden uitgevoerd. Zowel DCA als DCH is een Zelfstandig Behandel Centrum (ZBC), waarvan alle verrichtingen door de zorgverzekeraar vergoed worden. De kostprijs van een bepaalde diagnose is in een gemiddeld ziekenhuis 144 euro en in het DCA 30 euro (de helft van het CTG-tarief), waarbij nóg winst wordt gemaakt1. DCA werkt volgens haar directie1 efficiënter doordat de procedures gestandaardiseerd zijn. Beide centra werken nauw samen met een lokaal ziekenhuis. In Amsterdam is dat het OLVG, in Den Haag het Medisch Centrum Haaglanden (MCH).

Op termijn wil het DC komen tot een landelijke keten van diagnostische centra. De directie van het DC gaat ook bezig met implementatie van dit concept binnen een reguliere ziekenhuissetting, te weten het Prinsengracht Ziekenhuis, Amsterdam. Hierbij gaat het om een kleine, relatief eenvoudige setting met weinig functies. Implementatie in een groter ziekenhuis is tot nu toe nog niet aan de orde geweest, wegens de complexiteit van een dergelijk proces.

Succesfactoren van het DCA en DCH volgens Winter:

- One-stop-shop concept: alle huisartsenondersteunende diagnostiek (röntgen-, lab- en

functie-onderzoek) multidisciplinair aan één loket.

- Plaats: strategische ligging en op de juiste plek zitten (tussen de ziekenhuizen met grote

wachtlijsten en bereikbaarheid afgestemd op regionale mobiliteitskenmerken b.v. voorziening openbaar vervoer).

- Kwaliteit: Winter stelt dat na 5 jaar “Kwaliteit” de onderscheidende factor is. Tegen die tijd

hebben alle zorgorganisaties de logistiek op orde, en vervalt dit als concurrentiefactor. - Effectiviteit, leverbetrouwbaarheid, efficiëntie: Snelheid, snelle respons (toegangstijd en

uitslag), openingstijden, adequate personeelsplanning, lage kosten. - Relatie(s), netwerk.

LabNoord Groningen

SAN-lid LabNoord Groningen73 is, naast haar activiteiten in Groningen en Drenthe, in de Oost-Friese regio Drachten actief. Het laboratorium van Drachtster ziekenhuis participeert niet in het HAL Friesland (zie hierna). LabNoord regelt het prikken en de laboratoriumbepalingen in haar regio. In de wijzigende situatie waarin marktwerking invloed krijgt en relaties worden heroverwogen, is voor de overige Friese spelers attentie geboden. LabNoord is een actieve speler die met zijn tijd en landelijke ontwikkelingen meegaat. Dit houdt o.a. in dat LabNoord haar omgeving ook actief in de gaten houdt en desgewenst op behoeften inspringt. Desgevraagd verklaren LabNoord-directeur en HAL Friesland bestuurder elkaars adherentiegrenzen te respecteren.74 Feit is echter wel dat bij de patiënten in Bergum (grensgebied adherentie Drachten en Leeuwarden) een ziekenhuisverdeling van 50:50 (Nij Smellinghe – MCL) is,

maar voor bloedafname een 90:10 LabNoord – HAL Friesland geldt75. Ook zijn er initiatieven van

LabNoord op het gebied van een preventiepoli (Heerenveen) en zijn er contacten geweest (ook al zijn deze volgens de LabNoord-directeur niet actief) met verloskundigen in Franeker (over echografie) en met een huisartsenpraktijk in Leeuwarden. Overigens zijn er goede cont(r)acten tussen LabNoord en De Friesland Zorgverzekeraar.

LabNoord onderhoudt contacten met de tweedelijns medisch specialisten, maar stelt zich niet op als gesprekspartner voor ziekenhuisdirecties in Friesland. De directeur van LabNoord meent dat HAL Friesland om in de nabije toekomst concurrerend te zijn, zich zelfstandig, zonder de ziekenhuizen, zou moeten ontwikkelen. De ziekenhuiskosten zijn te hoog om te kunnen concurreren als een eerstelijns diagnostisch centrum.

LabNoord is optimaal voorbereid op de komst van de eerstelijns Diabetes-DBC, met name door haar sterkte; haar relatie met de goed georganiseerde eerste lijn (DHV, ROS). In Friesland is de eerste lijn (nog) slecht georganiseerd. Daarnaast heeft ze al langere tijd een diabetesdienst (zie hieronder). LabNoord heeft recent een professionalisering in de organisatiestructuur ondergaan. ‘Gebruikers’ (huisartsen, ziekenhuisvertegenwoordigers) hebben niet meer de hoogste zeggenschap (voorheen: bestuur). Er is nu een Raad van Toezicht met kwaliteitszetels. De ‘gebruikers’ zitten in een adviesraad, dit is anders dan ‘collega HAL’ (zie hierna). De LabNoord-directeur adviseert het HAL ook een dergelijke zelfstandiger constructie. Illustratief voor haar expansiestrategie is dat ze in januari 2006 ook nog de onderhandeling over incorporatie van het laboratorium van het Asser ziekenhuis afrondt, naast die van de vier noord-oostelijke ziekenhuizen.

73

LabNoord is lid van de SAN (zie bijlage)

74 Bezoek aan een directeur LabNoord d.d. 04-01-2006

LabNoord is de overkoepelende naam voor het Medisch Laboratorium Noord, de Trombosedienst

Groningen en het Huisartsenlaboratorium Noord.

Het Huisartsenlaboratorium verricht verschillende onderzoeken in opdracht van huisartsen; bijvoorbeeld ECG's, echo's en fundusfoto's. Het Medisch Laboratorium Noord verricht laboratoriumwerk in opdracht van huisartsen, het Martini Ziekenhuis in Groningen, het St.

Lucasziekenhuis in Winschoten, het Refaja Ziekenhuis in Stadskanaal en het laboratorium van de GGz Drenthe in Assen. Het laboratoriumonderzoek gebeurt zowel op het centrale laboratorium in Groningen, als in laboratoria in de vier ziekenhuizen.

De Trombosedienst richt zich speciaal op mensen die problemen hebben met de bloedstolling. LabNoord is een professioneel en innovatief medisch laboratorium. LabNoord doet bepalingen en onderzoeken voor huisartsen en ziekenhuizen in de provincie Groningen, Oost-Friesland, de kop van Drenthe en Zuidoost-Drenthe.

LabNoord onderzoekt, op verzoek van de huisarts, onder meer bloed, urine, feces en sperma. Daarnaast verricht LabNoord tevens verschillende functieonderzoeken (ECG's, echo's, botdichtheidmetingen, longfunctieonderzoeken).

De diabetesdienst van LabNoord controleert mensen met diabetes mellitus type II. Deze controle bestaat onder andere uit bloedonderzoek, urineonderzoek en het maken van ECG’s.

De trombosedienst is verantwoordelijk voor het instellen, controleren en begeleiden van patiënten, die met orale anti coagulantia geantistold worden. Zij doet dat door:

• regelmatige bloedafname ter controle INR.

• het geven van een individuele dosering op basis van de INR. • het maken van een nieuwe ‘her-controle’ afspraak

• verzenden van de doseringskaart • het geven van adviezen aan patiënten

LabNoord werkt vanuit een centraal laboratorium, dat gehuisvest is in de DamsterDomus aan het Damsterdiep te Groningen en vanuit laboratoria in vier noordelijke ziekenhuizen. Gesprekken lopen rond de jaarwisseling 2005-2006 met het ziekenhuis in Assen. Er zijn zo'n 120 bloedafnamelocaties.

Stichting Regionaal HuisArtsenLaboratorium Friesland (HAL):

Het SAN-lid HAL76 is preferred provider van de vier Friese ziekenhuizen (zie hieronder) en zorgt voor de bloedafname via decentrale prikpunten. Hierbij gelden de ‘prikkamers’ van de ziekenhuizen tevens als eerstelijns prikpunten. Alle eerstelijns laboratoriumbepalingen worden decentraal verricht in de ziekenhuislaboratoria, die hier belang bij hebben. Immers als het HAL de bepalingen elders zou onderbrengen, lopen de ziekenhuislaboratoria verrichtingen mis, die naast de inkomsten hiervan, de kostprijzen van de tweedelijns bepalingen gunstig beïnvloeden. De invloed van de ziekenhuizen is gewaarborgd door zitting van ziekenhuisafgevaardigden (directies of lab-bestuurders) in het HAL-bestuur. Naast deze bestuursleden zijn er natuurlijk de bestuursleden als vertegenwoordigers van de huisartsen, maar (in de huidige situatie) ook vertegenwoordiging van de zorgverzekeraars. In de vorige beschrijving van LabNoord, collega SAN-lid, is een volkomen andere besturing zichtbaar.Een probleem voor het HAL is de slecht georganiseerde eerste lijn. Er is geen DHV en RHV meer, de ROS wordt (nog?) niet geaccepteerd door huisartsen in het veld. Hoop is gevestigd op de nieuwe ‘Kring’ structuur voor de regio i.o. aangestuurd door de Noordelijke ‘Kring’ (LHV-bureau Meppel) om daar de toekomstige dienstverlening mee af te stemmen.

Het HAL is tot voor kort niet zozeer gericht geweest op de ontwikkelingen als marktwerking en concurrentie. Het HAL boogt zich meer op samenwerking en handhaving van de huidige structuren. De kracht van het HAL is voor de ziekenhuizen in de huidige setting van belang om de eerstelijns diagnostiek niet te verliezen. Hoewel het MCL de voorkeur heeft uitgesproken voor handhaving van deze setting zou het MCL - gegeven het voorbeeld en advies van LabNoord voor het HAL - attent moeten zijn op verzelfstandiging van het HAL, dat voor het MCL negatief kan uitpakken. Naast het laboratoriumwerk doet het HAL relatief weinig andere diagnostiek (zie hieronder). Bij de ontwikkeling van de steeds sterker wordende eerste lijn, die steeds meer de eigen regievoering benadrukt sinds de nieuwe wet- en regelgeving (vgl. de komst van de diabetes-DBC), lijkt het zaak voor het MCL haar distributiekanaal voor de eerste lijn op het gebied van beeldvormende diagnostiek en eventueel ook functieonderzoek te (her)definiëren. Huisartsen(verbanden) worden zelf contractpartner voor DBC’s bij chronische ziekten en zullen veelal de diagnostiek inkopen.

Geconcludeerd kan dus worden dat het MCL afhankelijk is van het HAL en daarbij ook profiteert, maar attent moet zijn op verschuivingen met mogelijke onzekerheden. Het MCL moet bedenken welke strategie te voeren bij meerdere scenario’s. Welke product-markt combinaties levert het MCL via het HAL? Alleen laboratoriumonderzoek? Wat te doen met beeldvormend - en functieonderzoek? Wat te doen als het HAL zelfstandig als diagnostisch centrum gaat opereren los van de ziekenhuizen (onder druk van de huisartsen)? Zijn er mogelijkheden of kansen voor het MCL om zelf de eerste lijn te bedienen met diagnostiek in de volle breedte of per segment, en zo ja hoe?

75

Interview POH Bergum (zie ook paragraaf 4.3)

HAL: Het doel van het HAL is: “Bevordering van de volksgezondheid door het doen van ondermeer

door zorgverleners in de eerstelijns gezondheidszorg nodig geachte laboratoriumonderzoeken en andere diagnostiek ten behoeve van patiënten of dienstverlening aan deze.” Het HAL-bestuur bestaat uit vertegenwoordigers van huisartsen, ziekenhuislaboratoria en zorgverzekeraars.

In document EERSTELIJNS DIAGNOSTIEK IN HET MCL (pagina 48-53)