• No results found

Doelstelling van de evaluatie en onderzoeksvragen

112 De doelstelling van het onderzoek is de Tweede Kamer te voorzien van informatie over de (praktijk)ervaringen met de WUID. De effectiviteit van de nieuwe wet dient te worden

geanalyseerd, waarbij de centrale probleemstelling is:

In welke mate draagt de in de wet neergelegde identificatieplicht bij aan een versterking van de rechtshandhaving en het toezicht in openbare ruimtes door ondersteuning van de taakuitoefening van opsporingsambtenaren en toezichthouders?

113 Aan de Tweede Kamer is toegezegd dat de onderzoeksvragen zoals weergegeven in tabel 1.1 in de evaluatie worden beantwoord. Onderzoeksvraag 9 en enkele deelvragen hebben specifiek betrekking op toezeggingen van de toenmalige minister van Justitie aan de Tweede Kamer ten aanzien van de onderzoeksopzet.

5 Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, 29 218 nr. 3.

6 Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 29 218 nr. 22.

Inleiding 42 Onderzoeksvraag

1 Kan inzicht worden verkregen in de omvang van het aantal gevallen en de soorten van situaties waarin van de uitgebreide bevoegdheid gebruik wordt gemaakt?

- In welke situaties wordt gebruik gemaakt van de bevoegdheid ten opzichte van de situaties waarvoor de WUID (juist) bedoeld was?

- In hoeveel gevallen is om een identiteitsbewijs gevraagd in het kader van de WUID? - Aan welke personen is om een identiteitsbewijs gevraagd, gelet op leeftijd en

achtergrond (Nederlands/niet-Nederlands)?

2 Hoeveel processen-verbaal (PV’s) zijn er opgemaakt ter zake van overtreding van artikel 447e Sr? Hoe is het procesverloop geweest van deze PV’s?

3 Is het criterium ‘redelijke taakuitoefening’ voldoende duidelijk als het gaat om de toepassing van de bevoegdheid tot vorderen?

- Is er sprake (geweest) van discriminatie (eventueel als gevolg van selectiviteit van het politieoptreden)?

- Hebben mensen met een andere huidskleur eventuele problemen met de

identificatieplicht?

4 Wat zijn de praktijkervaringen met de leeftijdsgrens van 14 jaar?

5 Is er voldoende tijd voor het (op straat) achterhalen van de identiteit van de verdachte in de praktijk (beschikbaarheid van geautomatiseerde systemen als GBA en het rijbewijsregister)? 6 Wat zijn de ervaringen van de opsporingsambtenaren en de toezichthouders voor wat betreft de

verificatie van de getoonde identiteitsbewijzen?

- Hoe wordt met de situatie omgegaan als personen geen officieel identiteitsbewijs bij zich hebben, maar wel alles in het werk stellen om op alternatieve wijze (bijvoorbeeld met behulp van bankpasjes) hun identiteit te laten vaststellen en/of later hun identiteitsbewijs komen tonen op het politiebureau?

- Heeft er een verandering (zowel positief als negatief) plaatsgevonden in de werklast van de politie en toezichthouders?

- Welke verschillen zijn hierbij waarneembaar tussen politie en toezichthouders?

7 Zijn er over de toepassing van de bevoegdheden van de opsporingsambtenaren en de

toezichthouders op grond van deze wet bij het bevoegde gezag of bij de Nationale ombudsman klachten binnengekomen dan wel zijn er gerechtelijke procedures gevoerd? Wat is de aard en de inhoud van de klachten en de procedures en om hoeveel klachten gaat het?

8 Draagt de wet volgens de opsporingsambtenaren en toezichthouders bij aan ondersteuning van hun taakuitoefening en versterking van de handhaving?

9 Is er sprake van agressief gedrag naar de opsporingsambtenaren en toezichthouders bij het uitoefenen van de WUID?

Inleiding 43

Toetsing van de hypothese ten aanzien van doelbereiking

114 De antwoorden op de onderzoeksvragen dienen ter toetsing van een centrale hypothese. Deze hypothese heeft – in aansluiting op de hoofdvraag in het evaluatieonderzoek - betrekking op doelbereiking van de wet.

Hypothese ten aanzien van doelbereiking: de WUID ondersteunt de taakuitoefening van opsporingsambtenaren en toezichthouders.

115 Bij de doelbereiking komen ook de mogelijke knelpunten en (neven)effecten aan bod die (de mate van) doelbereiking in de weg kunnen staan. Uiteindelijk moet de vraag worden beantwoord of het doel met betrekking tot versterking van de handhaving wordt bereikt.

Reikwijdte van het onderzoek

116 Zoals eerder aangegeven, is de onderzoeksopzet besproken in de vaste commissie voor Justitie. Daaruit zijn de te beantwoorden onderzoeksvragen met bijbehorende aandachtspunten geformuleerd. In dat kader is ook de hoofdvraag geformuleerd, namelijk of de (toepassing van) de WUID bijdraagt aan de versterking van de taakuitoefening van opsporingsambtenaren en

toezichthouders in het kader van strafrechtelijke handhaving en handhaving van de openbare orde. In de door de opdrachtgever vastgestelde onderzoeksvragen en vervolgens in de

onderzoeksopzet is expliciet niet gekozen voor een publieksonderzoek om vast te stellen hoe de publieke opinie zich in de afgelopen jaren heeft ontwikkeld.

117 Aangezien het onderzoek voornamelijk gebruik maakt van onderzoeksmateriaal dat is verkregen van opsporingsambtenaren en toezichthouders en expliciet aan hen de vraag voorlegt ten aanzien van (gepercipieerde) toegevoegde waarde voor de effectiviteit van de taakuitoefening van opsporingsambtenaren en toezichthouders, bestaat het risico dat de resultaten een eenzijdig beeld geven. Dit risico is niet volledig uit te sluiten. De aanpak van het onderzoek is echter zodanig ingericht dat meerdere onderzoeksbronnen en onderzoeksmethoden worden gebruikt voor de beantwoording van de onderzoeksvragen. Bovendien worden kwalitatieve en

kwantitatieve gegevens gecombineerd en met elkaar geconfronteerd met het oog op het bereiken van grotere mate van objectiviteit. Gegevensverzameling heeft plaatsgevonden bij een groot aantal uitvoeringsinstanties en bij een diversiteit aan functionarissen. Daarnaast zijn met betrekking tot de WUID ingediende klachten geïnventariseerd bij de klachtencoördinatoren van de politie, de Nationale ombudsman en bij het Landelijk Bureau ter voorkoming en bestrijding van Rassendiscriminatie (LBR).

Inleiding 44 118 Om daarnaast invulling te geven aan het ‘perspectief van de burger’ is in de

onderzoeksopzet gekozen voor een inventarisatie van krantenartikelen, waarin de publieke opinie met betrekking tot invoering en toepassing van de WUID naar voren komt. De combinatie van deze onderzoeksbronnen en maatregelen in het kader van de onderzoeksaanpak moeten het risico van een eenzijdig beeld in de resultaten beperken.